Non-fictie

Het Oranjehotel
Een Duitse gevangenis in Schevingen
Bas von Benda – Beckmann


Deze gevangenis, waar in de Tweede Wereldoorlog ruim 25.000 mensen gevangen hebben gezeten, kreeg z’n beroemde bijnaam ‘Oranje hotel’ omdat er veel ‘Oranjeklanten’ gevangen zaten. Het gebouw dateert uit 1909 en telt 500 sobere cellen en in de periode van de Duitse bezetting waren hier 3 typen gevangenissen gevestigd: Kriegswehrmachtsgefängnis, Straf- und Untersuchungsgefängnis en de Polizeigefängnis. Aanvankelijk zaten er 2 à 3 personen in een cel, later werden dat er wel vijf. Mensen vanuit heel Nederland werden hierheen gebracht en verbleven gemiddeld 7 weken; de leeftijd was gemiddeld 31 jaar. Vermoedelijk zijn er 2000 mensen omgekomen. Dit boek schetst een veelomvattend beeld van de mensen en het leven in deze gevangenis en is ontstaan vanuit gedegen onderzoek.


In de inleiding wordt het belang genoemd van het dagboek van Riet Hoogland. Zij werd op 21-jarige leeftijd gearresteerd omdat ze betrokken was bij de productie en verspreiding van een ‘Hetzschrift’(=anti-Duits geschrift). Riet wist op velletjes toiletpapier maar liefst 200 pagina’s van haar dagboek naar buiten te smokkelen en is daarmee een waardevolle informatiebron geworden. Er worden overigens veel bronnen gebruikt en die spreken elkaar soms ook tegen omdat persoonlijke ervaringen en de beleving en interpretatie van gebeurtenissen verschillend zijn. Het boek schept daar ruimte voor en geeft zo een eerlijk overzicht van de zeer uiteenlopende groepen mensen die hier terecht kwamen en samen moesten optrekken in kleine cellen.


Het boek corrigeert op rustige en evenwichtige wijze de gevestigde gedachte dat hier alleen maar Oranjegezinde mensen van het verzet en ‘goede’ Nederlanders gevangen zaten. Dit is wel een zeer grote groep maar er waren ook Joden en mensen die Joden in huis hadden genomen; ook zaten er mensen die de ‘Arbeitseinsatz’ (oproep om in Duitsland te werken) ontdoken en waren opgepakt. Verder zaten er Jehovah’s getuigen en mensen met een criminele achtergrond. Er zaten ook mensen gevangen die hun onvrede hadden geuit tijdens de Februaristaking en mensen met principiële bezwaren zoals bv. Titus Brandsma.


Een heel andere categorie wordt gevormd door mensen die wegens zwarte handel, smokkel, illegale slacht en fraude met distributiebonnen worden opgepakt. Dit leidt ook tot spanningen in de gevangenis omdat mensen van diverse pluimage in een kleine ruimte met elkaar moesten leven. Er zitten dus mensen van uiteenlopende afkomst, geaardheid en geloofsovertuiging gevangen. Onder hen ruim 2000 Joden die veelal op transport worden gezet naar concentratiekampen elders.


‘Duidelijk is wel dat het Oranjehotel een veelzijdiger functie had dan tot dusverre is aangenomen. De Polizeigefängnis Scheveningen functioneerde als bewaarplaats voor een uiterst gevarieerde groep mensen die de Duitse wetten hadden overtreden…. (dit) laat zien dat het Oranjehotel in mindere mate een exclusieve bewaarplaats was voor de harde kern van georganiseerd verzet dan vaak is verondersteld’, pag. 68.


De eerste executie op de Waalsdorpervlakte vond plaats op 3 maart 1941; in totaal zijn hier 250 mensen doodgeschoten. Jan Campert schreef n.a.v. een executie zijn gedicht ‘Het lied van de achttien doden’.


Het boek schetst een beeld van vele individuele gevangenen en zo krijgt de lezer ook zicht op het verzet. De bekende groep geuzengroep IJzendraat komt ter sprake. Opvallend is dat men deze zware straffen na gevangenname niet verwachtte en dat men tijdens de oorlog minder zicht had op de organisatie van het verzet dan achteraf werd verondersteld.


Indrukwekkend is het verslag van de38-jarige Pim Boellaard:
‘Nu ben ik alleen tussen vier witte muren. Ik bekijk de inventaris, matras, kruk, hang mijn jas aan de kapstok en wrijf mijn pijnlijke polsen. Mijn hart bonst: wanneer ga ik eraan? …… Ik zeg hardop tegen mijzelf: ‘Ja, ik kan het’. Dat geeft weer wat rust’, pag. 109 – 110.


De illegale pers – Het Parool, Vrij Nederland, Trouw – komt ter sprake en het communistische verzet. De ontmoeting tussen mensen van heel verschillende achtergronden is boeiend en soms ook confronterend.


1943 is in de gevangenis een keerpunt zoals dat ook aan het front het geval is. De Duitse inval in Rusland is uiteindelijk niet succesvol wanneer het Duitse leger na een slopende strijd in 1943 bij Stalingrad wordt verslagen. Het Duitse regime verhardt en het Nederlandse verzet vindt nu ook met wapens en geweld plaats. Het verzet pleegt ook liquidaties.


Interessant is het hoofdstuk over de bewaking en de organisatie van de gevangenis. Het klimaat was wisselend, afhankelijk van de directeur en van de lagere rangen. Nederlandse NSB’ers waren het meest hard in hun bejegening van de gevangenen. Hoewel het beeld na de oorlog vaak anders was, lijkt het leven in de gevangenis in het algemeen vrij redelijk te zijn geweest. Er zijn ‘goede’ bewakers die op een menselijke manier met de gevangenen omgaan maar het gevangeniswezen in het algemeen was streng in die tijd en de benadering van gevangenen paste daarin. Er was soms sprake van excessief geweld tijdens verhoren en dit nam na 1943 toe.


Er waren celspionnen die het onderlinge wantrouwen voedden. Straffen gebeurde in de vorm van ‘kalte Kost’ (geen warme maaltijd), de isoleercel en vernederende en intimiderende behandeling of liever gezegd míshandeling. Met name Joden moesten het ontgelden. Ook vond er sexuele intimidatie plaats. De Duitse bewakers Kotalla, Weike en Schweiger waren gevreesd. Interessant is de uitleg die er wordt gegeven aan het gewelddadige optreden van sommige bewakers. Soms zijn het personen die psychisch labiel zijn of komen deze mensen uit een zwak sociaal milieu.


Er is een boekendienst, gevangenen maken en doen spelletjes. Het eten is redelijk in vergelijking met andere gevangenissen maar de kwaliteit en hoeveelheid worden na 1943 wel minder.


Op feestdagen is er ruimte om hier samen bij stil te staan. Ook is er geestelijke bijstand en werden er kerkdiensten gehouden waarover iemand zegt: ‘Voor den één hoop op vrijheid, voor den ander troost in ’t lijden, voor een derde de kracht om te sterven’, pag. 341. Geloof is voor velen – en dat past in die tijd waarin de grote meerderheid nog religieus was en tot een kerk behoorde – een belangrijke bron van innerlijke kracht.


Misschien wel de meest aangrijpende passage uit het boek is afkomstig uit een brief van de gereformeerde verzetsman Thies Jan Jansen die op de ochtend van zijn vonnis een afscheidsbrief schreef:


‘Als je deze brief ontvangt, dan ben ik in mijn Hemelsch Vaderland aangekomen. Ik ben volkomen bereid mijn leven te geven voor mijn God en Vaderland…..Ik voel geen haat meer…. Moeder ik bedank U voor de liefde en de trouw en van de Godvreezende opvoeding die U mij hebt gegeven. Thans zal ik Vader weerzien, over een uur reedsch’, pag. 484 – 485.


Veel is bekend geworden via clandestien naar buiten gesmokkelde briefjes.


Dit is een belangrijk en aangrijpend boek. Boeiend om te lezen, zeer toegankelijk geschreven, buitengewoon interessant in het beschrijven van alle aspecten van deze gevangenis waarin tegelijk een beeld van mensen in die tijd wordt geschetst. Goed dat dit waardevolle boek tot stand is gekomen nu het Oranjehotel een open monument is geworden. Indrukwekkend om te lezen!


ISBN 978 90 214 1537 6 | Paperback | 640 pagina’s | Querido Amsterdam | 5 september 2019

© Evert van der Veen, 12 december 2019

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER