Non-fictie

Klaas Rozemond

Het menselijke kwaad
Hannah Arendt, Adolf Eichmann en het oordelen over het kwaad
Klaas Rozemond


Centraal in dit boek staat het strafproces dat in 1961 in Jeruzalem gehouden werd tegen Adolf Eichmann. Tijdens de oorlog was Eichmann verantwoordelijk voor het transport van miljoenen Joden naar de concentratie- en vernietigingskampen. Zijn betrokkenheid hierbij was onmiskenbaar en viel niet te loochenen. Toch verklaarde Eichmann zich onschuldig aan de tenlastelegging van massamoord en misdrijven tegen de menselijkheid. Hoe zit dat?


Eichmann beriep zich op de wetten van zijn land (de Neurenberger rassenwetten) en de bevelen van zijn meerderen. Volgens deze wetten en bevelen was het vermoorden van Joden geen kwaad, maar een goede zaak. De rechtbank stelde echter vast dat Eichmann had gehandeld op grond van een racistische ideologie. Kern van die ideologie was dat Joden minderwaardige mensen waren, en dat zij dus uitgeroeid mochten worden. De rechtbank verwierp het verweer van Eichmann. Als de Holocaust ‘goed’ was, waarom deden de Duitsers dan hun best om het zo lang mogelijk geheim te houden? Waarom werd het bewijsmateriaal vernietigd toen duidelijk werd dat de oorlog verloren was? Dit wijst erop dat de daders beseften dat het moreel fout was om miljoenen Joden uit te roeien.


Het proces werd voor The New Yorker verslagen door Hannah Arendt (1906-1975). Zij beschreef hoe een ‘gewone man’, die in normale tijden een onopvallend leven zou hebben geleid, vanachter zijn bureau enorme misdaden bedreef, hoewel de feitelijke massamoord zich buiten zijn gezichtsveld voltrok. Gesteld voor zijn rechters oogde Eichmann als een ‘onbeduidend mannetje’. Arendt noemde dit ‘de banaliteit van het kwaad’.  Zij schrok niet eens zozeer van de schaal waarop de misdrijven waren begaan, maar meer nog van de afgrondelijke radicaliteit van het kwaad. Volgens haar was Eichmann zich niet bewust van het kwaad dat hij had aangericht. Desondanks was de doodstraf voor Eichmann terecht. Haar stelling dat het mogelijk is dat een pleger van genocide niet beseft dat zijn daden immoreel en misdadig zijn, was het startsein voor een verhit debat.


Kort na het proces in Jeruzalem stonden in Duitsland twintig verdachten terecht die in Auschwitz hadden gewerkt. Zij konden niet vervolgd worden wegens genocide. Volgens het Duitse recht is een misdaad alleen strafbaar wanneer een voorafgaande strafbepaling dat uitdrukkelijk heeft omschreven. Dus werd de aanklacht: moord. Het Duitse strafrecht eiste echter dat voor ‘moord’ verwerpelijke motieven werden aangetoond, zoals moordlust, lustbevrediging, hebzucht. Deze daders handelden evenwel niet uit eigenbelang, zij werkten voor een staat die opdracht gaf Joden uit de samenleving te verwijderen. Dus kwamen deze verdachten er op grond van het Duitse rechtssysteem met lichte straffen vanaf.


De meeste daders van massamoord verweren zich als ze zich naderhand voor een rechtbank moeten verantwoorden. Ze verkleinen hun rol, verschuilen zich achter hun meerderen, ontkennen betrokkenheid. Op alle mogelijke manieren proberen ze hun rechters te misleiden.


Het contrast met terroristen in onze tijd is dan weer heel groot. Terroristen ontkennen hun misdaden niet, maar eisen die op. Ze verhullen niets, maar juichen publiciteit toe. Terroristische aanslagplegers die voor de rechter komen zien zichzelf als martelaar voor de goede zaak.


Het kwaad van de massamoord wordt bestreden en waar mogelijk bestraft. Maar het kwaad blijft zich herhalen, steeds in een andere vorm, maar wel altijd met extreme schade voor de slachtoffers en hun nabestaanden. Maar hoe vreselijk het misdrijf ook is, een ‘menselijke straf moet ruimte bieden voor terugkeer van de dader in de menselijke samenleving’ (blz. 201 en 261). De doodstraf of een levenslange gevangenisstraf maken die terugkeer onmogelijk.


De vraag is of je recht doet aan de ernst van het misdrijf, de dood van de slachtoffers en de pijn van de nabestaanden als een massamoordenaar de kans krijgt terug te keren in de samenleving. Met andere woorden: er bestaan wat mij betreft situaties waarin de pleger van massamoord voorgoed uit de samenleving verwijderd moet worden, ook al komt betrokkene naderhand tot het inzicht dat zijn daden moreel verwerpelijk waren. Een ander oordeel miskent het kwaad dat is aangericht. Kan de Noor Breivik, die in 2011 77 onschuldige, merendeels jonge mensen, vermoordde vrijgelaten worden als hij tot inkeer komt? Is inkeer de norm of de omvang en ernst van het bedreven kwaad?


Klaas Rozemond schreef een helder en actueel boek over het onuitroeibare en immense kwaad dat mensen elkaar toebrengen. Soms is het boek moed benemend. Hoe vaak dit kwaad ook wordt veroordeeld, het blijft zichzelf herhalen. Het strafrecht schiet soms te kort om dit kwaad aan te pakken, de daders zijn niet in staat het monsterlijke karakter van hun misdaden te doorzien, en het is ook nog mogelijk dat rechters en anderen die oordelen (journalisten bv.) het gedane kwaad niet doorgronden.


Een boeiend boek waarin ook het gehoorzaamheidsexperiment van Milgram, de moord van Kaín op zijn broer, en het optreden van Callicles uit de Gorgias van Plato geanalyseerd worden.


Klaas Rozemond is filosoof en jurist.


ISBN 9789024430703 | Paperback | Omvang 300 blz. | Uitgeverij Boom | maart 2020

© Henk Hofman, 6 oktober 2020

Lees de reacties op het Forum en/of reageer. Klik HIER