Nieuwe recensies Non-fictie

Middeleeuwse medemensen
De clichés over de donkere eeuwen voorbij
Jonas Roelens en Nathan van Kleij (red.)


Na de val van het Romeinse Rijk in 476 na Chr. brak er in Europa een periode aan van economisch, intellectueel en cultureel verval. In de 15de eeuw introduceerde de dichter Petrarca de term ‘donkere Middeleeuwen’ voor het hele tijdvak van 476 tot aan de Renaissance in de 15e eeuw. Het zouden eeuwen zijn van onwetendheid en bijgeloof. Nog weer later omschreef de Franse Verlichtingsfilosoof Voltaire deze duizend jaar als ‘ces tristes temps’ en ‘siècle d’ignorance’. Tot op de dag van vandaag zijn dit soort typeringen bepalend voor het beeld dat overheerst in de publieke opinie.


Het is een karikatuur, vinden de samenstellers van dit boek. In tien bijdragen stellen deskundigen, verbonden aan verschillende universiteiten (Utrecht, Leuven, Leiden, Antwerpen, Gent, Amsterdam, Nijmegen), dit negatieve beeld over de Middeleeuwen bij. De twee redacteuren schreven een inleiding en een afrondend epiloog.


We kunnen een periode van duizend jaar niet vangen onder de noemer dè Middeleeuwen, lezen we in de Inleiding.
In de eerste eeuwen bouwden mensen weer moeizaam een bestaan op na het tijdvak van de volksverhuizing. Daarna volgde tussen ca. 1000 en ca. 1350 een bloeiperiode (verstedelijking, bevolkingsgroei, internationale handel). Vanaf 1350-1500 kampte Europa met de verwoestende gevolgen van de pest, maar ontwaren we ook vooruitgang op het gebied van kunst, handel, wetenschap en technologie. Nog steeds is dit een grofmazige indeling, maar het biedt ruimte om stereotyperingen naar de prullenbak te verwijzen.


Dit boek legt de focus op de 14de en 15de eeuw. Qua geografie gaat het om de Lage Landen, zeg maar de huidige Benelux en delen van Noord-Frankrijk.
Kenmerkend voor de Lage Landen in die eeuwen is de gedachte dat een gezond individu niet kan bestaan zonder een gezonde samenleving. Het zorgen voor het eigen belang was daarom ondergeschikt aan het zorgen voor het algemeen belang, het bonum commune genoemd. Het volk verwachtte die zorg van vorsten en stadsbesturen en kon anders in opstand komen. Het zich ontfermen over anderen, dat tot uiting kwam in armenzorg, sociale steun door het lokale bestuur en christelijke liefdadigheid, was diepgeworteld.


Na deze mooie inleiding volgen tien thema’s. Was het een gewelddadig tijdvak? Waren de Middeleeuwers vies? Was er veel ongelijkheid in die eeuwen? Ging het om een vrouwonvriendelijk tijdvak? Waren de mensen erg preuts? Heerste er niet alom bijgeloof? Was er wel ruimte voor wetenschap? Dat zijn al zeven thema’s. Omwille van de compleetheid noem ik hier nog het onderzoek naar het democratisch gehalte van de Middeleeuwers, de economische situatie en de stelling dat de Middeleeuwers wereldvreemd zouden zijn geweest.


Deze bijdragen zijn goed geschreven en prima op elkaar afgestemd. De schrijvers slagen erin een breed publiek aan te spreken zonder dat dit ten koste gaat van het niveau. Eigenlijk is het een beetje onthutsend om te ontdekken wat voor verwrongen beeld wij hebben van het Middeleeuwse tijdvak. Dat heeft alles te maken met het Verlichte vooruitgangsgeloof, waardoor mensen geloven in een opwaartse beweging in de geschiedenis, hun eigen tijd als vooruitstrevend beschouwen en dus wat neerbuigend doen over het verleden. Hoe vaak hoor je dit ook niet in debatten over politiek en ethiek. Jouw opvatting is toch niet van deze tijd? We gaan toch niet terug naar de Middeleeuwen? Een tikje arrogant en misplaatst, gelet op de barbaarse tijden waar wij in leven.


De geschiedenis is geen rechte lijn omhoog, maar lijkt meer op een spiraal. Tijden van bloei en verval wisselen elkaar af. En dan nog geldt voor beide dat er een mix is van positieve en negatieve ontwikkelingen.


De redacteuren maken zich geen illusies dat met hun boek er een eind komt aan allerlei misvattingen op dit gebied. Daarvoor zitten de vooroordelen vaak te diep. Eén van die vooroordelen is dat je als vrouw niet moest leven in de Middeleeuwen. Het hoofdstuk dat daarover gaat, laat er geen spaan van heel. En de heksen dan? Nou, heksenvervolging kwam pas op volle gang nà de Middeleeuwen. In de eeuw van de Renaissance. Nota bene de tijd waarin men ging spreken van de ‘donkere Middeleeuwen’.


Dit boek doet wat een goed historisch werk moet doen: op grond van het bronnenmateriaal misinformatie aan de kaak stellen en weerleggen.


In het boek zijn fraaie kleurenillustraties opgenomen. Van elke auteur zijn gegevens over studie, werk en publicaties opgenomen. Het notenapparaat bevat tevens de bibliografie. Kortom: een goed en lezenswaardig boek!


Jos Roelens doceert gendergeschiedenis aan de Universiteit Gent.
Nathan van Kleij doceert Middeleeuwse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam.


ISBN 9789464750379 | Paperback | 240 pagina's | Uitgeverij Ertsberg | 20 november 2023

© Henk Hofman, 6 december 2023

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.

 

De Holocaust
Een onvoltooide geschiedenis
Dan Stone


Ondanks een overvloed aan literatuur over de Holocaust zijn er nog altijd aspecten aan de Holocaust die onderbelicht zijn gebleven.
Dan Stone legt in dit boek de nadruk op de hoge mate van collaboratie in Europa met de nazi’s. De Holocaust was zeker een Duits project, maar kon een ‘succes’ worden doordat overal in Europa meer dan voldoende medestanders werden gevonden om Europa “Judenfrei’ te maken.


“De genocide op de Joden zou zonder brede steun binnen en buiten Europa nooit zo totaal en gruwelijk zijn geweest. Historici weten dit al langer, maar de ware reikwijdte van de collaboratie wordt door de ene na de andere regering op het continent weggemoffeld” (blz. 12).


In de jaren rond de Tweede Wereldoorlog kwam antisemitisme dus in heel Europa voor. In hun eentje hadden de Duitsers deze misdaad van continentale omvang nooit ten uitvoer kunnen brengen. De omvang van de moordpartijen en de bereidwillige medewerking van zovelen in Europa maakt Europa medeverantwoordelijk.


Een tweede punt waar Stone de aandacht op vestigt, betreft de aard van de uitroeiing. Het concept van industriële genocide voldoet niet. Bijna de helft van de slachtoffers stierven niet in een vernietigingskamp, maar door uithongering in de getto’s of ze werden geëxecuteerd. Volgens Stone waren de gaskamers zelf ook geen toonbeeld van technologische efficiëntie.


“De slachtoffers ervoeren er een gruwelijke doodsstrijd, en dat na te zijn opgejaagd en in veewagens te zijn gepropt, zodat velen al krankzinnig waren geworden nog voordat ze de gaskamer zelf in werden gedreven” (blz. 13).


Het derde aspect dat Stone uitvoerig beschrijft zijn de denkstappen in het proces dat geleid heeft tot de Holocaust. De Endlösung was niet het resultaat van een enkele beslissing die al ver voor het uitbreken van de oorlog zou zijn genomen. Pas als er geen bezwaar werd gemaakt tegen een relatief kleine stap werd een vervolgstap gezet. Zo maakten de nazi’s de geesten rijp voor een definitieve ‘oplossing’. Het meest duivelse is misschien nog wel dat de nazi’s hun slachtoffers dwongen om mee te werken aan hun eigen ondergang. In de getto’s waren Joodse Raden ingesteld en rukte Joodse politie kinderen weg bij hun moeders. In de vernietigingskampen deden Joodse gevangenen in zogeheten Sondercommando’s het vreselijke werk onder toeziend oog van Duitse bewakers.


Het vierde aspect waar Stone aandacht aan geeft, is de behandeling van overlevenden van de Holocaust na 1945. Deze mensen hadden geen huis en geen familie meer. Hun gemeenschap was vernietigd en in hun thuisland waren ze niet welkom. Jarenlang bleven deze Joodse overlevenden noodgedwongen hangen in kampen uitgerekend in Duitsland en Oostenrijk. De oorlog was afgelopen, maar zij waren nog steeds niet vrij.


Het vijfde aspect dat in dit boek onderzocht wordt, is de uniciteit van de Holocaust. Kun je de Holocaust op één lijn stellen met bijvoorbeeld de Goelag in de jaren van Stalins schrikbewind? Of met de gruwel van de slavernij? Het zijn ‘gevaarlijke vergelijkingen’ vindt Dan Stone (blz. 262). Er zit aan de Holocaust altijd wel een aspect waarmee het zich onderscheidt van andere gruwelen. Zo slaagden de nazi’s erin om Joden te veranderen in de objecten die werden weergegeven in de nazipropaganda: ongedierte, vol luizen, verwilderd, levend in hun eigen vuil, beesten. Joden waren geen medemens meer, het waren ‘onmensen’ geworden.


Het zijn allemaal belangwekkende thema’s. Vooral op het eerste punt wordt veel nadruk gelegd. Lang is er gesproken in termen van een Duitse schuld. Duitsland ontweek die grote verantwoordelijkheid ook niet, maar liep voorop om zichzelf aan te klagen. Maar Stone laat overtuigend zien hoe het antisemitisme in heel Europa wortel had geschoten en er buiten Duitsland meer dan genoeg handlangers waren die de Duitsers van harte steunden in hun uitroeiingsproject. Dit verklaart het herlevend antisemitisme zeventig jaar na afloop van de Tweede Wereldoorlog. Alle jaarlijkse herdenkingen, de vele monumenten en de educatieve programma’s voor de jeugd hebben niet kunnen voorkomen dat het antisemitisme opnieuw springlevend is. Daarom is de ondertitel ook goed gekozen: antisemitisme is niet voorbij, het is opnieuw bovengronds gekomen.


Dit boek bevat een indringende waarschuwing. Mensen vergeten snel, zijn geneigd de ogen te sluiten voor het leed dat anderen overkomt en focussen op hun eigen vermeende grieven. Dan kan het gemakkelijk ontsporen. “Het is heel opmerkelijk dat gewone mensen snel en met ogenschijnlijk gemak moordenaars werden” (bl. 138). En het gaat niet alleen om daders, maar ook om omstanders die toekijken bij een moordpartij op straat.


“Het gedrag van de aanwezige vrouwen en kinderen was ongelofelijk. Nadat iedere man was gedood begonnen ze te klappen en te zingen” (blz. 140).


De schrijver concludeert dat er massa’s moordenaars, miljoenen plunderaars en miljoenen toekijkers zijn geweest. Het gaat hier over Europeanen en ons directe voorgeslacht. Zal de huidige generatie het er beter van afbrengen?


Het boek leest niet zo gemakkelijk. Er komen veel lange en ingewikkelde zinconstructies in voor. Desniettemin is dit een verontrustend boek dat veel lezers verdient. Want, herhaalt de auteur, de Holocaust gaat heel Europa aan en legt de kwetsbaarheid van de rechtsstaat bloot (blz. 262).


Dan Stone is hoogleraar moderne geschiedenis en directeur van het Holocaust Research Institute. Hij schreef meerdere boeken en talrijke artikelen over de Holocaust. Naast het notenapparaat, de bibliografie en het register, zijn er ook zes kaarten in het boek opgenomen en drie afbeeldingen. De vertaling is van Marianne Kerkhof, Marjolein Meinderts en Jonas de Vries.


ISBN 9789045046273 | Hardcover | Omvang 350 blz. | Uitgeverij Atlas Contact |september 2023

© Henk Hofman, 28 november 2023

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.

 

De wereld op zijn kop
Ontmoetingen met de Hollandse meesters
Benjamin Moser


Benjamin Moser is een Amerikaan die in 2002 omwille van de liefde naar Nederland kwam en zich in Utrecht vestigde. Om het land beter te leren kennen, bezocht hij musea en verdiepte hij zich in de schilderkunst van de 17de eeuw. Dat is nog eens een mooie manier om te integreren in een nieuwe samenleving! En het resultaat van zijn speurtocht mag er zijn.


In wervelend geschreven hoofdstukken passeren 17 schilders uit de Gouden Eeuw de revue. Het merendeel is bij het grote publiek goed bekend. Om een greep te doen: Rembrandt, Johannes Vermeer, Jan Steen, Frans Hals, Paulus Potter, Jacob van Ruisdael. De auteur verbaast zich over de enorme hoeveelheid aan Hollandse kunst. Telkens wanneer hij een museum binnenliep, ontdekte hij weer een nieuwe naam of een nieuw schilderij.


Moser ziet dat de Hollandse schilderkunst een unieke identiteit had. Onderwerpen werden vaak gekozen uit het alledaagse leven; paleis en kathedraal beheersten in de calvinistische Republiek de schone kunsten niet. Het is daarom ‘de wereld op zijn kop’. In het buitenland keek men vol onbegrip naar de Nederlandse gewoonte om gewone mensen en hun bezigheden af te beelden. Daar gold dat kunst verheven moest zijn boven het dagelijkse bestaan.


Valt er overigens over deze schilders en hun werk nog wat nieuws te melden? Zeker wel. De auteur komt met tal van nieuwe gegevens en blinkt uit in originele invalshoeken. Dat maakt het boek zo leuk om te lezen. Hieronder een paar voorbeelden.


In mei 1940 werd de Nachtwacht in allerijl naar een bunker in Castricum gebracht. Op zeker moment verscheen er een Duits vliegtuig en dook het escorte de berm in. Het meesterwerk bleef alleen en onbewaakt midden op de weg achter. Een bombardement bleef uit. Maar goed ook, want Hitler had grote bewondering voor Rembrandt vermeldt Moser.


Een interessante invalshoek zien we in de bespreking van De Stier van Paulus Potter. Dit schilderij heeft een ‘vorstelijk formaat’. Maar in plaats van een vorst is een stier afgebeeld. Er glinstert kwijl uit de bek van de stier. Vliegen zoemen rond. En er ligt een grote koeienvlaai bij de achterste hoef. ‘De wereld op zijn kop’. Maar er is nog meer. Moser ontdekt dat de stier geen realistische stier is, maar een samengestelde stier. De kop, het gebit, de hoorns, het achterlijf, ze komen van verschillende dieren. Vervolgens verbindt Moser zijn uiteenzetting met beschouwingen over het Nederlandse polderlandschap. Hij schrijft over ‘een unieke menselijke schepping’.


Het hoofdstuk over kerkinterieurs van de hand van Pieter Saenredam behandelt de kunst van het perspectief, wat te verwachten was, maar bespreekt ook de impact van de pestepidemieën die met enige regelmaat in deze eeuw de bevolking teisterden. In de Jacobikerk in Utrecht werden wekelijks veertig mensen begraven, maar toen Saenredam die kerk schilderde toonde hij alleen een man en zijn hond.


Decennialang hebben kunsthistorici schilderijen afgespeurd op een verborgen symbolische betekenis. Daar gaat Moser niet in mee. Hij benadrukt het tijdloze karakter van de schilderijen.


In het slothoofdstuk maakt Moser de balans op. Wat leerde hij als Amerikaan van de Nederlandse cultuur? Zijn boek laat zien dat hij vol bewondering is voor Nederlandse prestaties op het gebied van kunst en wetenschap (inpoldering). Maar hij verbaast zich over de berichtgeving in de media over de Verenigde Staten. Naïef, oppervlakkig en vaak met het geheven vingertje. “Veel Nederlanders hadden de neiging om me de les te lezen.” Dat kunnen we ons wel aantrekken.


In het boek staan ontzettend veel afbeeldingen in kleur. Maar liefst 317! Daar verdient de uitgever een compliment voor. Soms is het nuttig om een schilderij even op te zoeken op Internet. Je kunt dan inzoomen waardoor een detail dat in de tekst wordt genoemd beter zichtbaar wordt.


Moses ter Borch (broer van Gerard) sneuvelt tijdens de Tocht naar Chatham in 1667. Voor Nederlanders is dat een duidelijker aanwijzing dan ‘de strijd bij Harwich’ (blz. 121).


Op blz. 226 gaat het over de ‘transsubstantiatie’ van beelden. Dit begrip heeft echter betrekking op de Rooms-Katholieke mis. Bedoeld zal zijn: transformatie.


In een schilderij van Ruisdael van de renovatie van een huis aan de Amstel ziet Moser in drie naakte badende mannen een verwijzing naar homoseksualiteit (blz. 265). Een andere bron houdt het echter op werklieden die aan het eind van de dag zich afspoelen in de rivier. Hier zoekt Moser misschien op zijn beurt naar een verborgen betekenis die er niet is.


Twintig jaar heeft Moser aan dit boek gewerkt. Het eindresultaat is bewonderenswaardig!


Benjamin Moser (1976) komt uit Texas. Hij studeerde geschiedenis en promoveerde in 2009 aan de Universiteit van Utrecht op de Braziliaanse schrijfster Clarice Lispector. Hij schreef een biografie over Susan Sontag en een monografie over Frans Hals. Deze boeken verschenen eveneens bij Uitgeverij De Arbeiderspers. Moser is medewerker van The New York Review of Books en The New York Times Book Review.


De vertaling is verzorgd door Toon Dohmen. Omslag Jan van Zomeren. Het binnenwerk is vormgegeven door Yolanda Huntelaar.


ISBN 9789029547666 | Paperback | Omvang 358 blz. | Uitgeverij De Arbeiderspers | november 2023
vertaald door Toon Dohmen

© Henk Hofman, 21 november 2023

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER

 

Reizen langs de Sterrenweg
Vrij & Verbonden
20 jaar herbergier op de camino

Arno Cuppen en Huberta Wiertsema


Als je dit boek uit de verpakking haalt, valt als eerste de prachtige vormgeving op. Een mooi formaat, fraaie bladspiegel met om de beknopte tekst heen tal van afbeeldingen en foto’s. Volgens het colofon verdient Astrid Sibbes de welgemeende complimenten voor dit ontwerp.
Het boek concentreert zich op de pelgrimsroute naar Santiago de Compostela, waar de apostel Jacobus begraven zou zijn. Volgens de overlevering zou een heldere ster de locatie van het graf aangewezen hebben.


Er zijn meerdere routes die naar Santiago leiden. De hoofdroute loopt langs Pamplona, Estella, Logrono, Burgos, Léon, Astorga en Ponferrada. Deze route staat bekend als de Camino francés. Camino betekent ‘weg’. Veel pelgrims lopen de route echter vanaf Saint-Jean-Pied-de-Port. Dit plaatsje ligt aan de Franse kant van de Pyreneeën. Na een zware tocht van 25 kilometer klimmen en klauteren over de bergen, kom je in Roncesvalles aan en vandaar gaat het naar Pamplona de hoofdstad van Baskenland.


Aan deze Franse kant van de Camino, in Saint-Jean-Pied-de-Port, runden de auteurs van dit boek tussen 2002 en 2014 een herberg met de toepasselijke naam L ‘esprit du ChemiN (de geest van de weg). Toepasselijk, omdat de meeste pelgrims deze route lopen omdat ze op zoek zijn naar zichzelf en antwoord willen hebben op enkele levensvragen: wie ben ik en wat voor leven wil ik leiden?


Over de camino is al veel geschreven door pelgrims, journalisten en historici. Maar nu is er dus dit boek dat door herbergiers is geschreven: Arno Cuppen en Huberta Wiertsema. Zij hebben jarenlang duizenden reizigers gastvrij onthaald en hun verhalen aangehoord. En dan is het toch nog steeds lastig om ‘de geest van de weg’ onder één noemer te brengen. Misschien komt het woord ’verbinding’ er het dichtste bij.


Op de camino kun je op één dag een bonte mengelmoes van mensen uit alle continenten aantreffen. Koreanen, Canadezen, Australiërs, Hongaren, Finnen, Kroaten, Amerikanen. Soms is het contact heel vluchtig, soms trek je een dag met elkaar op, soms kom je elkaar na een paar dagen weer tegen. Maar altijd en ondanks de taalproblemen is er gelegenheid om elkaar een paar vragen te stellen. Hoe heet je? Waar kom je vandaan? Waarom loop je de camino? En dan is er herkenning en verwantschap. Hoewel je je eigen weg gaat, begrijp je waarom je gesprekspartner een ander levenspad volgt. Dat is de ondertitel: vrij en toch verbonden. We zijn passanten, maar iedereen op de camino wenst de ander ‘buen camino’ toe. Goede reis, wat je bestemming ook is.


De auteurs brengen verslag uit van hun eigen ervaringen als pelgrim. Naast de route naar Santiago, hebben zij ook tochten ondernomen naar Duitsland, Rome en Jeruzalem. Daarnaast vertellen zij over de woelige jaren als herbergier. Hun herberg kreeg internationale bekendheid en groeide uit tot een trefpunt, een fenomeen. In 2014 hadden in totaal 26.000 pelgrims een goed onderkomen in de herberg gevonden. In een poging om meer rust in het eigen leven te krijgen, verkochten de auteurs hun bloeiende herberg en stichtten ze een andere herberg in de buurt van Vézelay.


Arno en Huberta doen hun werk als herbergier zonder winstoogmerk. Dat is heel sympathiek, het past bij de geest van de camino, maar daar hebben ze zichzelf misschien ook wel eens tekort mee gedaan. Ze moesten fors investeren in gebouwen en werkten bijna dag en nacht om de boel draaiende te houden.


Ik heb zelf hun gastvrijheid mogen ervaren toen ik in 2010 de camino liep en de eerste overnachting in de herberg van Arno en Huberta was. In het dagboekje dat ik heb bijgehouden staat dat ik “gastvrij door Nederlandse hospitaleros” werd ontvangen. Verder schreef ik op dat er voor het eten om stilte voor gebed werd gevraagd. Het menu was verrassend: erwtensoep, aardappelen, salade, asperge en vla toe. Ik zat aan tafel met Nederlanders, Hongaren, Canadezen, een Zweed, Italianen, Duitsers en Amerikanen. Bij de kennismakingsronde zei het jonge Hongaarse meisje naast me dat ze de camino liep om ‘na een periode van afhankelijkheid en aanhankelijkheid haar zelfstandigheid te ontdekken”.
De andere ochtend betaalde ik (aan Huberta?) voor diner, overnachting, ontbijt en lunchpakket slechts 23 euro. Inderdaad, geen winstbejag.


De tocht over de Pyreneeën was zwaar. Hoog boven mijn hoofd cirkelden gieren in de lucht. Iets verderop zag ik een cameraploeg van drie man. We kwamen elkaar vele malen tegen op onze camino. Het bleek dat ik Arnout Hauben en zijn medewerkers tegen het lijf was gelopen. Arnout was en is een Vlaamse televisiemaker. Kijk maar eens op Wikipedia. Hij maakt prachtige tochten, legt dat op de film vast en heeft boeiende gesprekken met passanten. Hij schreef ook boeken over zijn reizen.


Onderweg van Roncesvalles naar Pamplona ontmoette ik een Duitser die in een bushokje stond. Hij huilde van pijn en verdriet. Zijn voeten waren een bloederige klomp vlees geworden. Hij moest de reis afbreken. Ik las in een reisgids dat 60% van de pelgrims het na drie dagen moest opgeven. Maar halverwege de camino ontmoette ik ook een opgewekte Italiaanse jongeman die aangemoedigd door zijn makkers de tocht op krukken voltooide ondanks de blaren.


De camino was een onvergetelijke ervaring. Het gaat inderdaad om de weg en niet om het bereiken van het einddoel, want dan is het voorbij. Ik kwam een man tegen die al zeven jaar heen en weer trok over de camino. Arno en Huberta maken ook melding van deze man en stellen de kritische vraag of het de bedoeling van de laagdrempelige voorzieningen is om aan zo’n leefstijl tegemoet te komen.


Het boek van Arno en Huberta maakt ook duidelijk dat de camino is veranderd. Het was een tocht met een rauw randje en met primitieve voorzieningen. Ik heb overnacht in een herberg met 70 gasten in één zaal en één douche met een armetierig straaltje water en met één toilet. Het toilet kon je alleen gebruiken als je over de pot ging staan en dan de deur achter je dicht duwde. Licht was er niet, een raampje ontbrak, het was er stikdonker. Inmiddels heeft de commercie toegeslagen. Paden zijn geëffend, herbergen zijn voorzien van alle denkbare comfort, je rugzak kun je meegeven naar de volgende bestemming, je reserveringen leg je vast, zodat je onderkomen op voorhand is geregeld. En overal kun je snacks kopen.


Het boek van Arno en Huberta is een feest van herkenning voor alle pelgrims en een warme aanmoediging voor belangstellenden om de moeder aller tochten te ondernemen: als je de drang hebt, ga dan lopen! Er is meer in het leven dan carrière maken en geld verdienen; je komt hopelijk gerijpt en gelouterd terug. Maak dan wel zoveel mogelijk de authentieke tocht: begin in Frankrijk of nog eerder, zie af van bagagevervoer, en regel niet vooraf het logies. Maar het is de vraag of dat laatste nog haalbaar is gezien de aantallen pelgrims.


Arno en Huberta schreven een prachtig boek over een spiritueel en cultureel hoogtepunt in de Westerse beschaving. De moderne pelgrim maakt de reis niet meer omwille van het geloof en de aanbidding van een heilige. De constante is wel dat mensen op zoek zijn naar zingeving in hun leven. Wij kunnen leren van voorgaande generaties en door zelf de tocht te maken ontdekken we wat ònze inspiratie is. Buen Camino!


Dit bijzondere boek over hoogtepunten en dieptepunten, tegenslag en succes is verfraaid met maar liefst 600 foto’s.


ISBN 9789493198487 | Hardcover | Omvang 224 blz. | Uitgeverij Zilt | 3 november 2023
Uitgeverij Zilt bestaat vanaf 2020 en wordt geleid door Jeanet Hamstra. Kernwoorden in de missie zijn: Mens, Verbinding, Omgeving.

© Henk Hofman, 9 november 2023

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.

 

Eenpansbijbel
Kookbijbels 34
Julius Jaspers


Lekker kokkerellen zonder dat je keuken nadien een puinzooi is?
Dat is een illusie.
De maker van dit boek, Julius Jaspers, benadrukt namelijk dat je het beste eerst alle ingrediënten verzamelt en klaar zet. Hm, dan staan daar allemaal bakjes die afgewassen moeten worden.


Als je willekeurig het boek openslaat zie je recepten met weinig ingrediënten, maar er zijn er ook bij waar je een lange lijst benodigdheden hebt!
Voor bijvoorbeeld kip in het pannetje Tel Aviv style staan achttien ingrediënten vermeld. En doe je het helemaal volgens recept dan moet je eerst nog flatbread en hummus maken.
Dus een schone keuken houden?
Ik ben bang van niet…
Maar: en daar heeft Jaspers gelijk: het kookt veel al makkelijk omdat je niet met pannen staat te goochelen!


‘Een zorgvuldige selectie aan ingrediënten, die je in een bepaalde volgorde in een en dezelfde pan kiept, om het maar even oneerbiedig te zeggen.’


Als je dat wel iets lijkt, dan wordt dit kookboek je favoriet!

Het boek is netjes ingedeeld: soepen, pasta, rijst en granen, groente, vis, gevogelte, vlees en  natuurlijk zoet.
Maar ook, gelukkig word je er naar verwezen in recepten als dat nodig is vind je een deel met ‘basis’.
Daar vind je hoe je bouillon maakt, hummus of verschillende kruidenmengsels. Of kimchi, en bepaalde sausjes.


De recepten zijn goed te volgen in een stappenplan, en je kan kiezen voor eenvoudig (een tosti) of een ingewikkeld recept als bovengenoemde kip.
Bij ieder recept vind je ook mooie foto’s. Handig als je bijvoorbeeld niet goed snapt hoe dat zit met een aanwijzing als deze:


‘steek de lasagnevellen in de saus.’


Kan je mooi op de foto zien wat hij bedoelt!
Nu snel naar de winkel om de benodigdheden aan te schaffen, want je hebt vast niet alles op voorraad. Miso of mirin? Freekeh? Nou ja, dan maar even opzoeken wat het is.
Het boek is compleet met een receptenindex en register.

Julius Jaspers (1962, Ouderkerk aan de Amstel) is kok, traiteur, kookboekenschrijver, mede-eigenaar van het familiebedrijf Studio Bazar en heeft een eigen brasserie en kookschool. Hij won al eens de gouden garde. Naast nog vele andere kookboeken verschenen in de Bijbelserie van zijn hand de Sausbijbel, de Grillbijbel, de BBQBijbel en de Stoofbijbel.

https://www.juliusjaspers.nl

ISBN 9789048870547 | Hardcover | 496 pagina's | Uitgeverij Carrera | oktober 2023

© Marjo, 3 november 2023

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

De verdwenen piano’s van Siberië
Sophy Roberts


De schrijfster (°1972) is een Schotse reisjournalist. In 2016 ging ze voor drie jaar op zoek naar piano’s in Siberië. Ze beschrijft ook heel het landschap tussen de Oeral en de Stille Oceaan en tussen de Noordelijke IJszee en de Mongoolse steppe. En ze toont veel sympathie voor de bewoners, die altijd veel ontberingen moesten doorstaan. De klimaatcrisis slaat nu hard toe: de permafrost smelt, gebouwen barsten, grote stukken toendra imploderen, ontdooid methaangas ontploft.


Vanaf de 17de eeuw werden misdadigers en dissidenten naar Siberië gestuurd. In 1774 introduceerde Catharina de Grote piano’s uit Londen in Rusland, nadat Elisabeth de opera al had binnengebracht. Catharina liet de Grote Siberische Heerbaan aanleggen, zodat reizen door Siberië makkelijker werd. Langs die weg kwamen Chinese zijde, rabarber en thee naar Europa (p. 81). Kjachta aan de Mongoolse grens was de theehoofdstad en een belangrijke muziekstad.
Maar vanaf de aanleg van het Suezkanaal (1869) en de Transsiberische Spoorweg (1891-1904) ging de theehandel grotendeels daarlangs. Tijdens de Oktoberrevolutie en de Burgeroorlog werden de meeste thee-miljonairs vermoord.


Polen werd door Catharina rond 1790 van de kaart geveegd en na de opstand van 1830 werden tienduizenden Polen naar Siberië verbannen voor dwangarbeid. Ze zorgden er ook voor onderricht en muziek, net zoals de Dekabristen. De Poolse componist Chopin vluchtte in 1831 naar Parijs en vertolkte de Poolse dwangarbeid in zijn trieste ‘Siberiana’. In 1863 kwamen de Polen nogmaals in opstand. De Russen stuurden nog eens 4.000 Poolse aristocraten naar Siberië en gooiden Chopins piano op de brandstapel. We weten niet hoeveel tienduizenden Polen verbannen zijn, wel dat ze grote liefhebbers van pianomuziek waren.


De Dekabristenopstand van 1825 maakt veel indruk op de schrijfster: de ballingen namen hun piano’s mee naar Siberië. Orkesten bestonden in Rusland soms geheel uit horigen, maar in Siberië bestond de horigheid niet. Daar had men wel orkesten van ballingen.Toen de Hongaar Franz Liszt in 1842 naar Sint-Petersburg trok, bereikte de piano-cultus zijn hoogtepunt. Rond 1850 hadden de rijken een piano in huis als statussymbool.


Vanaf 1862 werden muziekscholen opgericht in Rusland en ook in Siberië: Tomsk en Irkoetsk. Een boeken- en muziekliefhebber verkocht tussen 1870 en 1890 meer dan 500 piano’s (p. 128). Op het einde van de eeuw stond Rusland mede aan de Europese muzikale top met Tsjaikovski, Rimski-Korsakov, Rubinstein en Rachmaninov. De piano-industrie bloeide tot de Oktoberrevolutie. Deze onderbrak de opgang en bekende musici gingen op de vlucht, ‘Plunderwinkels’ verkochten muziekinstrumenten en kunstwerken die bij rijke burgers gestolen waren.


De revolutionairen hebben veel piano’s bewust kapot gemaakt en dit herhaalde zich tijdens de Chinese Culturele Revolutie (1966-1976). De pianofabrieken stortten in, componisten zoals Rachmaninov en Prokofjev vluchtten naar de VS. De moord op de tsarenfamilie wordt uitvoerig beschreven, maar zonder vermelding van de opdrachtgevers: Lenin en Sverdlov. De piano van de tsarina heeft het niet overleefd.


In de jaren 30 voerde Stalin zijn ‘socialistisch realisme’ in met vele beperkingen voor musici en kunstenaars. En door zijn Grote Terreur verdrievoudigde hij het aantal gevangenen in de goelag.Tienduizenden Russen, Polen, Oekraïners, Balten  etc. werden gedeporteerd, waardoor de bevolking van Siberië met 300% toenam.Tijdens WO II werden de nationale schatten naar Siberië in veiligheid gebracht. Op het einde van de oorlog roofden de Russen bijna alles uit Oost-Europa en uit het oosten van Duitsland, ook de piano’s.


De Sovjetoverheid liet in de jaren 50-80 duizenden piano’s bouwen en bracht muziekscholen op hoog peil, totdat Jeltsin in 1991 de subsidies voor muziekonderwijs verving door een falende vrije markt. Vele muziekscholen kwamen in verval en werden gesloten omdat er geen geld meer was. De kunst van piano’s maken verdween. In 2015 kreeg Roberts een verzoek van een talentvolle Mongoolse jonge vrouw, Odgerel Sampilnorov, om een piano te gaan zoeken in Siberië. Zij kwam uit een familie van Boerjaten, die door Stalin zwaar vervolgd waren (en die nu soldaat mogen spelen in Oekraïne).


In maart 2016 trok Roberts naar Siberië. Ze vertelt over de 500 stammen met 100 verschillende talen, de gedwongen collectivisatie en russificatie.
Ze zocht op vele plaatsen naar oude piano’s, maar meestal tevergeefs: in Sachalin vond ze veel muggen, veel liefde en menselijkheid; in het Altaj-gebergte vond ze het ‘spirituele hart van Rusland’; in het verre Harbin, nu Chinees Mantsjoerije, kreeg ze te horen dat Mao’s Rode Gardisten 80% van de kerken, synagogen en muziekinstrumenten hadden vernietigd: de piano was ‘een doodskist en de muziek de rammelende botten van de bourgeoisie’. De Rode Gardisten hadden de piano’s allemaal stukgeslagen en de muziekscholen geplunderd (p. 200). Gelukkig is er nu in China weer wel respect voor de piano en voor de (Russische) muziekleraren.


Ze vond nog één oude piano terug in Harbin, maar ze mocht hem niet aanraken. Ook in Magadan zocht ze naar een piano. Ze vond er een foto van uit 1940, ook een Japanse piano en een piano van Vadim Kozin, een tenor die in 1944 naar Kolyma was verbannen. Daar waren ook 5.000 Spaanse kinderen naartoe gebracht, ‘gered’ door de Russen tijdens de Spaanse Burgeroorlog van 1936-1939 (p. 222).
Van de ruim drie miljoen bannelingen in Kolyma hebben een half miljoen het overleefd, o.a. componist Zaderatski, pianoleraar van de laatste tsarevitsj.


De schrijfster trekt ook naar Novosibirsk, dat de grootste opera van Rusland heeft en waar tijdens het beleg van Leningrad veel kunstwerken naartoe waren gebracht. Daar stonden genoeg interessante piano’s, o.a. een Grotrian-Steinweg uit de jaren 30. In het nabije Akademgorodok, letterlijk ‘academisch dorp’, had Chroesjtsjov de toenmalige topwetenschappers bij elkaar gebracht. Het was toen het stadje met het hoogste IQ ter wereld. Er woonden ook vele musici. En ze vond er een oude Duitse piano uit 1905.


Ze trok ook naar het verre Kamtsjatka. Na de val van de SU vielen de subsidies weg en ontvolkte het vulkanische schiereiland. Er staat nog wel een Ibach-piano uit 1850. Op de Komandorski-eilanden had ze geen succes, op de Koerilen evenmin, maar in Chabarovsk vond ze een toestel uit de 19de eeuw.
Het laatste hoofdstuk gaat over de reis van een Grotrian-Steinweg-piano van Novosibirsk naar Ulaanbatar in Mongolië: 3.500 km, per vrachtwagen met aanhanger. Daar mag Odgerel Sampilnorov nu op spelen. En zij is nu de bekendste pianiste van Mongolië.


Het boek is een ode aan Siberië, aan zijn cultuur, muziek en hartelijkheid. Wie nog meer wil zien en horen, kan terecht op  www.lostpianosofsiberia.com.


Beoordeling
Roberts kan heerlijk vertellen in een voor iedereen begrijpelijke taal. Haar verhalen gaan niet enkel over piano’s, maar ook over  geschiedenis, geografie, klimaat, vele kleine volkeren, godsdiensten, zeldzame dieren die stilaan verdwijnen, economie, aanleg van wegen, Poolse en Joodse ballingen, Russische schrijvers zoals Tsjechov en buitenlandse journalisten die Siberië bezochten in het verleden, merkwaardige mensen die tijgers beschermen of overblijfselen van de vermoorde Romanovs vonden, de opkomst van het muziekonderwijs in Rusland en de momenten waarop het klappen kreeg.Al met al vond ze weinig piano’s, maar wel veel boeiende mensen en spannende verhalen. Zij is bijzonder goed gedocumenteerd en belezen, zoals blijkt uit de vele boeken uit de 19de en 20ste eeuw die in de voetnoten en bronnen vermeld zijn. Bij elk hoofdstuk is er ook een kaart, waar bijna alle plaatsnamen op staan.


Een kleine aanmerking: Roberts vergelijkt de tsaristische verbanningen met de goelag: beide systemen hadden wreedheid gemeen (p. 28). Maar tijdens de tsaren mochten Lenin en Stalin bij mensen inwonen, Lenin las er 250 kilo boeken, Stalin heeft er enkel gevist, gejaagd en kinderen voortgebracht. Ze spreekt altijd over ‘de Revolutie van 1917’, maar ze maakt geen onderscheid tussen die van februari en die van oktober. De laatste was veel ingrijpender en wreder. En op p. 16 zegt ze dat Lenin en Trotski de voornaamste architecten waren van de twee revoluties: dat klopt enkel voor de Oktoberrevolutie. Ze waren compleet verrast door de Februarirevolutie.


ISBN 978-90-263-5505-9 | Paperback | 415 pagina's kaarten, foto’s, chronologie, literatuur, noten, register| Uitgeverij Ambo/Anthos, Amsterdam/VBKU, Antwerpen, 12 maart 2021
Vertaald door Robbert-Jan Henkes

© Jef Abbeel, oktober 2023

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Dansen rond de troon van Willem I
De hoven in Den Haag en Brussel 1813-1830
Joost Welten
met medewerking van Lena Reyners


Koning Willem I (1772-1843) was geen feestnummer. Deze hardwerkende vorst koos voor een sobere leefstijl. Toch maakt Joost Welten in dit boek duidelijk dat er onder zijn bewind sprake was van een levendig hofleven. Dat was te danken aan zijn levenslustige familieleden. Zijn moeder, zus, zonen en schoondochters, een enkele keer ook zijn echtgenote, vervulden met verve de sociale rol die de koning zelf verzaakte. “Zo ontstaat de interessante paradox dat er bij een spartaans levende, hardwerkende en sociaal onhandige vorst toch sprake is van een geanimeerd hofleven” (blz. 210).


Dat ‘geanimeerde hofleven’ was dus vooral aan vrouwen te danken. Vrouwen namen aan dit hof een dominante plaats in. In formele zin genomen hadden vrouwen in dit tijd geen politieke macht. Ze mochten niet eens stemmen. Vrouwen aan het hof hadden echter wel degelijk macht. Ze waren voorspreker bij de vorst, ze vertegenwoordigden de vorst bij officiële bijeenkomsten, ze verstrekten politieke adviezen en ze beschikten over een invloedrijk netwerk.


Het boek begint met de bespreking van het hofleven in Brussel en in Den Haag. Het hof wisselde in het Verenigde Koninkrijk tussen deze twee steden. Daarbij was het hofleven in Brussel veel uitbundiger dan in het sobere Den Haag.


Daarna bespreekt de auteur de paleizen van de koning. Het blijkt dat hij in Den Haag niet beschikte over een paleis dat overeenkwam met zijn vorstelijke statuur. De koning zat er niet mee. In Brussel was wel een ambtswoning beschikbaar met de allure van paleizen van andere Europese vorsten.


Daarna volgt een bespreking van eerst de positie van mannen aan het hof en vervolgens die van vrouwen aan het hof. Om welke personen ging het? Wat was hun invloed? Uit welke kringen kwamen zij? Hoe was hun rechtspositie geregeld? Wie waren de ambtenaren en officieren die welkom waren aan het hof?


Hierna bekijkt de auteur de vragen welke mensen het hof van de koning bezochten. Wie kwamen er op de audiënties? Wie werden uitgenodigd voor officiële diners en bals? In juridische zin was elke burger gelijk voor de wet, maar het hof brengt toch een sociale rangorde aan in de samenleving.
De koning zelf zit het liefste achter zijn bureau. Hij plaatst zichzelf in de rol van vader van de natie, legt daarom vaak werkbezoeken af en is dan voor iedereen benaderbaar.


Het laatste hoofdstuk behandelt de wisselwerking tussen hof en politiek. Vooral de positie van de Tweede Kamer en de Raad van State komen aan de orde.


Dansen rond de troon van Willem I
geeft de lezer een compleet beeld van het monarchale, politieke en sociale leven in de eerste decennia van de 19de eeuw. De op zich wat droge stof wordt boeiend gepresenteerd. Het hof van de koning stond bekend als ‘het saaiste van Europa’, maar die reputatie is niet terecht als we op dit boek afgaan.


Naast de onderhoudende tekst geven de vele schitterende afbeeldingen een grote meerwaarde aan dit boek. Ze passen uitstekend bij de tekst en zijn vaak voorzien van een uitgebreide toelichting. Behalve portretten gaat het ook om taferelen uit het dagelijkse leven. Je kunt zo maar een tijdje kijken naar de afbeelding van een schoorsteenveger in Amsterdam met de Westerkerk op de achtergrond (blz. 258) of die van de vismarkt in Leeuwarden waarbij de arbeiders platte petten en de burgers hoge hoeden dragen (blz. 260).


Door de onhandige politiek van Willem I viel het Verenigd Koninkrijk na 1830 weer uit elkaar. België en wat later ook Luxemburg herwonnen hun zelfstandigheid. Is dat te betreuren? Binnen de Europese Unie zou vandaag de dag een Verenigd Koninkrijk heel wat meer gewicht in de schaal leggen dan de drie aparte staten kunnen leveren. Maar het is niet anders. De koning had geen oog voor reële grieven aan Belgische zijde en was niet bereid tot ingrijpende hervormingen, zoals het invoeren van ministeriële verantwoordelijkheid en een keus voor Brussel als enige hoofdstad voor zijn rijk (blz. 410).


Het gekozen onderwerp, de behandeling ervan en de veelheid aan prachtige afbeeldingen, met daarnaast nog tabellen, plattegronden en kaartjes maken dat dit kloek uitgegeven boek een standaardwerk is over de regeerperiode van koning Willem I.


Joost Welten is historicus en gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht. Hij is in het bijzonder geïnteresseerd in de Franse Tijd en heeft meerdere boeken over deze periode geschreven. Voor het omslagontwerp en de fraaie boekverzorging tekende Barbara Jonkers. Met het geheel legt uitgeverij Sterck & De Vreese veel eer in.


ISBN 9789464710540 | Hardcover | Omvang 519 blz. | Uitgeverij Sterck & De Vreese | 4 juli 2023

© Henk Hofman, 11 september 2023

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER

 

Zo veel leven voor de deur
Een geschiedenis van alledaags Amsterdam in de zeventiende en achttiende eeuw
Bob Pierik


Dit is een onderhoudend geschreven boek over het alledaagse leven van ‘gewone’ Amsterdammers in de 17e en 18e eeuw. Het gaat nu eens niet over de elite, de regenten die binnen de grachtengordel woonden, maar over herbergiers, timmerlieden, leerlooiers, slagers en huisvrouwen. Hoe woonden en leefden zij?
Om die vraag te beantwoorden dook de schrijver, Bob Pierik, de archieven in. Heel veel materiaal uit het notarieel archief van Amsterdam is verwerkt in dit boek. De schrijver promoveerde op het onderwerp en dit boek is een publieksvriendelijke versie van zijn proefschrift. De nadruk valt wat meer op de 18e eeuw dan op de 17e eeuw. Maar je mag aannemen dat de overeenkomsten tussen die twee eeuwen groter zijn dan het onderscheid.


We weten veel over wat Pierik de vroegmoderne periode van Amsterdam noemt. Maar ja, de grachtengordel was ook wereldberoemd. Andere steden als Göteborg, Sint-Petersburg, Batavia en Nieuw Amsterdam [New York] werden gebouwd naar Amsterdams voorbeeld. Amsterdam werd steenrijk als het financiële knooppunt en handelscentrum van de wereld. Tegelijk was er zorg en aandacht voor de armen, de bejaarden, weduwen en wezen. De vele hofjes in de Jordaan, vaak gesticht door rijke kooplieden, zijn daar een bewijs van.


Amsterdam was aan de ene kant een drukke stad, waarin het stonk naar de turfkachels, paardenvijgen de straten ontsierden en de grachten een open riool waren. Aan de andere kant viel het buitenlandse bezoekers op dat stoepjes geschrobd werden, en de straten voor woonhuizen constant schoongeveegd werden. Het stadsbestuur bepaalde dat vervuilers, zoals de leerlooiers, zich aan de rand van de Jordaan moesten vestigen. Kruiwagens mochten niet op straat blijven slingeren en goederen mochten niet op bruggen en sluizen staan.


Mooi is dat Pierik ons beeld van het verleden op een aantal punten bijstelt. Uit zijn onderzoek blijkt dat de straat het domein was van mannen èn vrouwen. Het traditionele beeld is dat mannen eropuit trokken en vrouwen gekluisterd waren aan het huis. Het beeld van een ‘patriarchale maatschappij’. Maar het archiefmateriaal toont aan dat de arbeidsparticipatie en bewegingsvrijheid van vrouwen groot was


“Vrouwen werkten volop, ook buiten hun eigen huishoudens. Ze zaten niet alleen maar binnen, maar trokken er ook op uit, de stad in. De straat was van iedereen. Vrouwen waren allesbehalve aan huis gekluisterd” (blz. 33, 35).


Een ander opvallend punt is het gebrek aan privacy van ons voorgeslacht. Mensen leefden dicht op elkaar. De scheidsmuren van huizen waren dun, de bovenste helft van de veel voorkomende dubbele deuren stond vaak open. Zo ontstond een cultuur van alledaagse zichtbaarheid, kon men elkaar goed in de gaten houden en waren er altijd ogen op straat die alles zagen en oren in huis die alles hoorden (blz. 75). De elite kon zich boven het straatgewoel verheffen met een bordes, te bereiken via een trap, en aparte ingangen voor dienstpersoneel. Stand vereiste afstandelijkheid!


Interessant is ook het hoofdstuk over transport en vervoer. Omwille van de veiligheid moesten slepers en karrenmannen naast hun voertuig lopen. Het rijden was niet de norm, de voetganger was dat wel. Daarom waren koetsen ook verboden binnen de stadsmuren. Net binnen de stadspoort moest de koets geparkeerd worden en dan moest je te voet verder.


Natuurlijk trekt het hoofdstuk over het seksleven van de Amsterdammers ook de aandacht. Ook hier stelt Pierik de beeldvorming bij. De seksuele vrijheid was groter dan wij denken. Maar voor homoseksualiteit waren de normen inderdaad wel streng. In de 18e eeuw werden ‘sodomieten’ scherp vervolgd. Er zijn om die reden zelfs zo’n honderd mannen geëxecuteerd! Ook was seks tussen Joodse mannen en christelijke vrouwen niet toegestaan. Nakomelingen uit zo’n relatie kwamen namelijk voor rekening van de autoriteiten omdat ze niet als Joods werden beschouwd.


Het laatste hoofdstuk gaat over de werkende Amsterdammer. Opnieuw blijkt dat vrouwen een grote bewegingsvrijheid hadden, volop werkten, met passie onderhandelden en een goede commerciële houding aan de dag legden. Vroegmoderne vrouwen werkten massaal. Het kostwinnersprincipe bestond niet (blz. 193).


Dan zijn we er nog niet. Schrijver en uitgever hebben een leuke verrassing in petto voor de lezer: er is aan het eind van het boek een uitgebreide stadswandeling opgenomen die langs allerlei locaties leidt, genoemd in dit boek. Ik heb achttien jaar gewoond in Amsterdam en ik kom er nog regelmatig om stadswandelingen te geven voor familie en vrienden. Deze wandeling voeg ik graag toe aan mijn repertoire.


Het boek van Pierik geeft een boeiend en levendig beeld van een druk en woelig stadsleven. Het stadsbestuur toen moest het hoofd bieden aan problemen die ook nu nog spelen. Wonen, werken en samenleven in een beperkte ruimte. Wat levert de beschouwing hierover een onderhoudend boek op! In een omvangrijk katern zijn ook nog eens 38 kleurenafbeeldingen opgenomen. Een lijst met bronnen en literatuur plus een straatnamenregister maken het boek compleet.


Kortom: een sprankelend boek dat heel verzorgd is uitgegeven.


Bob Pierik is historicus. Hij promoveerde in 2022 aan de Universiteit van Amsterdam op het proefschrift Urban Life on the Move. Pierik komt uit Zwolle, maar woont en werkt (als VU-historicus) al geruime tijd in Amsterdam


9789029098281 | Hardcover | Omvang 250 blz. | Uitgeverij Meulenhoff | oktober 2023

© Henk Hofman, 1 december 2023

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.

 

Atlas van de algemene en Belgische geschiedenis
Jos Grommen, Roger Janssen, Albert Manet, Luc Van den Broeck.


Deze atlas is al enkele decennia de referentie in het middelbaar onderwijs in Vlaanderen. Nu is hij bijgewerkt en hernieuwd tot augustus 2023 én voorzien van een online leerplatform. Hij bevat bijna 200 kaarten. De Nieuwe Tijd (1500-1800) heet nu ‘Vroegmoderne Tijd’, de Nieuwste (1800-1945) is nu de ‘Moderne Tijd’.  De volgorde is chronologisch.


Vooraan is er een drievoudige inhoudstafel:
a) per tijdsperiode en dat zijn er 7, elk met hun kleur;
b) volgens regio en dat zijn er 17;
c) volgens thema en dat zijn er 12.
Dit systeem maakt alle opzoekingen wel gemakkelijk.


Bij vele kaarten staat een icoon dat erop wijst dat die kaart ook digitaal beschikbaar is en een ander dat er digitaal nog extra informatie voorradig is. Onder de titel van de meeste kaarten staan referenties naar kaarten uit andere periodes die er verband mee houden.


Soms is het even wennen: kaart 8.2 staat in de inhoudstafel (p. II) na 8.1 en opnieuw na 11.1, maar niet bij de kaarten: die gaan van 8.1 naar 9.1., wel in de digitale versie. De kaarten van Israël en Juda (9.2) en het Beloofde Land (9.3) staan in de inhoudstafel zowel bij het Oude Nabije Oosten als bij de Klassieke Oudheid. Idem voor de Fenicische en Griekse kolonies. Dat betekent dat ze voor beide periodes bruikbaar zijn. Er zijn nog meer kaarten die twee keer voorkomen in de inhoudstafel en maar één keer in de atlas zelf, b.v. 24.1: de uitbreiding van het christendom staat zowel bij de Klassieke Oudheid als bij de Middeleeuwen.


En 48.1 en 49.1: Groei en achteruitgang van het Ottomaanse Rijk, resp. 14de eeuw-1683 en 1683-1923: ze staan zowel bij de Middeleeuwen als bij de Vroegmoderne tijd. Wel raar dat deze laatste kaart ook bij de Middeleeuwen staat, vóór de Ontdekkingen.
Er zijn interessante aanwinsten vergeleken met de vorige edities:

kaart 22.1: contacten tussen het Romeinse Rijk en volkeren uit het Oosten, tot in China.

kaart 37.1: Mongoolse Rijk.

kaart 45.1: Afrika (1.000-1550).

kaart 50.1: Ontdekkingen: nu staat Zheng He er ook bij, die rond 1420 zeven  keer van China naar Mombasa voer.

kaart 54.1: de slavenhandel; nu  niet enkel de Trans-Atlantische, maar ook die naar de Arabisch-islamitische landen en ook de tot slaaf gemaakte Europeanen.

kaart 88.1: Belgisch Congo, nu met de volkeren, grondstoffen en de Belgische maatschappijen die er actief waren. De auteurs hadden er wel de huidige namen mogen bijzetten. Maar dit zou de kaart onoverzichtelijk maken.

Kaart 110.1: de Shoah.

Kaart 112.1: zionisme en Joodse migratie: deze geeft een goed beeld van de migratie naar Palestina en naar de VS.

Kaart 144.1: degelijke kaart van China, die aantoont dat 96% van de bevolking ten oosten van de Hu-lijn woont, op 36% van de oppervlakte. Hongkong staat hier nog op met ‘speciaal statuut’: daar schiet weinig van over sinds 2019. De auteurs wachten hier totdat het statuut ook officieel veranderd is. Idem voor de Krim en de Donbas: die voegen ze ook nog niet bij Rusland.


Enkele opmerkingen:
a) bij de Griekse kolonies (11.1) mis ik Odessos, de voorloper van het huidige Odessa;
b) bij het Mongoolse rijk (37.1) ontbreekt de reis van Willem van Rubroek (1253-1255): hij was er vóór Marco Polo en zijn verslag was veel  betrouwbaarder;
c) bij de Industriële Ontwikkeling in Europa in de 19de eeuw mis ik de Donbas, waar tussen 1870 en 1917 bijna 20.000 Belgen actief waren in de mijnbouw en in de aanleg van spoorwegen, méér dan in Congo; 
d) bij kaart 138.1 liggen Wit-Rusland, Moldavië en Oekraïne in de 21ste eeuw schijnbaar nog in Rusland, hoewel ze sinds 1991 onafhankelijk zijn;
e) kaart 139.1: Israël en de Palestijnen krijgen terecht veel aandacht: de auteurs hebben het huidige conflict blijkbaar tijdig voelen aankomen.


Het leerplatform ‘iDiddit’ op het internet zorgt voor extra informatie en maakt het ook mogelijk de kaarten te projecteren, te vergroten etc.


Al met al is deze atlas weer een flinke vooruitgang en een geweldig hulpmiddel voor de leraren geschiedenis en hun leerlingen.


ISBN 978-94-647-0149-4 | 169 pagina's kaarten, register| Uitgeverij Van In, Wommelgem | Hernieuwde editie november 2023

© Jef Abbeel, november 2023

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Alles onder de hemel
Ferdinand Verbiest en de ontdekking van China
Veerle De Vos


De schrijfster begint haar verhaal met het bezoek van Xi aan België in 2009 en 2014 en met de verklaring waarom de jezuïeten in het gesloten China wel binnen mochten: dankzij hun betere kennis van wiskunde, natuurkunde, astronomie en geografie. Kennis die toen in Europa groter was dan in China (p. 11).


Dan beschrijft ze hoe Portugal van de 15de tot de 19de eeuw een wereldrijk werd. De jezuïeten reisden nl. via Portugal naar China. De paus had in 1493 de oostelijke helft van de wereld toegekend aan Portugal en China hoorde bij het bisdom Macau. Die reis duurde gemiddeld twee jaar en was zeer gevaarlijk: velen stierven onderweg. Bovendien was er maar één afvaart per jaar: wie te laat kwam (zoals Verbiest één keer meemaakte), mocht zich gaan bijscholen in Coimbra.


Pas dan vertelt ze over Verbiest zelf (1623-1688): zijn jeugd, studies en noviciaat. Daar spraken ze Latijn en Philippe Couplet was één van zijn studiegenoten. Hij werd gedurende vijf jaar leraar in Brussel. Met 9 leraren stonden ze daar in voor 600 leerlingen (p. 49), nu doen ze dat met 50.


In 1654 kwam de Italiaanse jezuïet Martino Martini naar Brussel, o.a. om nieuwe rekruten te ronselen. Er waren 32 kandidaten, slechts drie mochten mee. Zijn ‘Novus Atlas Sinensis’ werd het duurste boek van de 17de eeuw. In 1656 mochten Verbiest en Dorville eindelijk vertrekken. Een Frans piratenschip beroofde en gijzelde hen, maar in Cannes ontsnapten ze. De reis verliep met hevige stormen, ziektes en de dood  van vijf jonge jezuïeten. Pas in 1658 bereikte minder dan de helft uitgeput Macau. Een andere groep, met Philippe Couplet en François de Rougemont, deed er nog langer over.


Na zijn lessen Chinees in Macau werkte Verbiest eerst in Xi’an, totdat de Mantsjoe-keizer hem in 1660 naar Peking liet komen. Er waren ook felle tegenstanders, o.a. Yang Guangxian, die zorgde dat Schall von Bell en Verbiest in 1664 gevangen werden genomen en veroordeeld. Eerst tot in stukken snijden, vervolgens omgezet in drie jaar huisarrest. Ook de dominicanen en franciscanen waren jaloers op de jezuïeten en dus felle tegenstanders.

Lees verder, klik HIER

 

De aanval op het Westen
Hoe we onze waarden wapenen tegen de waanzin
Douglas Murray


Het Westen, dus de Verenigde Staten plus Europa, maakt een bijzonder moeilijke periode door. De conflicten aan de randen van de Westerse landen rijgen zich aaneen: Oekraïne; Israël-Hamas met op de achtergrond Hezbollah en Iran; China wacht op een kans om Taiwan te veroveren; Noord-Korea is met zijn nucleaire bewapening een groot risico voor veel landen in die regio. Inmiddels is er zoveel conflictstof opgehoopt en zijn er zoveel brandhaarden dat een mondiaal conflict niet langer meer ondenkbaar is.
Daar komt bij dat het Westen ook van binnenuit zwaar op de proef wordt gesteld door aanhangers van de zogeheten Kritische Rassentheorie. Daar gaat het boek van Douglas Murray over.


Het Westen heeft volgens deze theorie een geschiedenis van onderdrukking achter zich: kolonialisme, discriminatie, dominantie van witte mensen, uitbuiting. Tot op de dag van vandaag is racisme en discriminatie onderdeel van structuren en sociale relaties. Witte mensen beschikken over macht, middelen en rechten en dat houdt mensen van kleur op een achterstand. Er is ongelijkheid op grond van afkomst en huidskleur. Er is sprake van sociaal ingesleten gedrag, zoals racistische opmerkingen en onderschatting van mensen van kleur.


Mensen die de Kritische Rassentheorie aanhangen, onderzoeken de Westerse samenleving tot in de haarvaten op discriminatie. Zij vinden een ‘systemisch en institutioneel racisme’. Zie maar het onderwijs: het systeem van testen en toetsen bevoordeelt de witte leerling. Of de gezondheidszorg, want witte mensen leven langer dan mensen van kleur.  En dan is er nog de arbeidsmarkt waar nieuwkomers gediscrimineerd worden.


Onderschat de woede en verontwaardiging over dit onrecht en leed niet. Het is, schrijft Murray, een ‘genadeloze oorlog’ geworden, gericht tegen de Westerse cultuur en traditie. Geen sector ontsnapt aan de aandacht. Westerse literatuur zou ‘gedekoloniseerd’ moeten worden. Westers botanische tuinen zouden het imperialisme van vroeger weerspiegelen met hun exotische planten. Westerse musici misbruiken muziek van mensen van kleur om er zelf mee te pronken. Overal nemen blanken een andere cultuur over om er zelf beter van te worden. Culturele toe-eigening heet dat.


Het Westen accepteert de kritiek deemoedig en probeert aan de critici tegemoet te komen. Standbeelden worden weggehaald, musea passen de teksten bij schilderijen aan, orkesten organiseren ‘blinde audities’ zodat de toelatingscommissie niet ziet wie er auditie doet, volksfeesten worden aangepast en prijzen gaan naar voorvechters van de KRT. Wet- en regelgeving voor overheid en bedrijfsleven moet gelijke kansen aan alle bevolkingsgroepen bieden. Sommige landen gaan over op positieve discriminatie.


In dit boek weegt Murray de kritiek op zijn relevantie. Kritiek mag, maar moet niet doorslaan.
Hij vindt het in het licht van de alomvattende kritiek op het Westen vreemd dat de massaemigratie volledig eenrichtingsverkeer is. Niemand wil naar China, of Rusland, of India, of de Arabische landen. Het zijn landen die van harte meedoen aan de kritiek op het Westen, maar waar niemand naar toe vlucht. Met gevaar voor eigen leven ondernemen migranten een uitputtende en riskante reis naar het gesmade Westen. Dat zou de felle kritiek moeten temperen. Elders is het blijkbaar nog veel slechter gesteld.


Een tweede observatie van Murray is dat het Westen de enige cultuur is die deze alomvattende kritiek niet alleen gedoogt, maar zelfs beloond. Nieuwkomers kunnen minister worden, een aanstelling aan een universiteit krijgen, manager worden van een bedrijf. Een niet-Indiër kan niet aan de top van de Indiase politiek komen. Als een blank echtpaar naar China verhuist, zullen zij, noch hun kinderen of de daaropvolgende generatie hoge posten krijgen in die samenleving.


Dan is er het zwijgen over wandaden die buiten het Westen zijn gepleegd, bijvoorbeeld in Arabische staten. Arabieren hadden een enorm aandeel in de slavenhandel en tot op de dag van vandaag komt er nog slavernij voor. De Arabieren castreerden hun mannelijke slaven en daarom kon er in Arabische staten geen multiculturele samenleving ontstaan, zoals die wel in het Westen ontstond.


Een vierde observatie betreft het antwoord op de vraag wanneer de critici voldaan zijn. Wanneer is het genoeg? Elk gebaar van goede wil wordt gezien als verkapt racisme. Racisme en discriminatie zijn immers in de genen van witte mensen gaan zitten. Volgens veel critici is de enige oplossing dat het hele systeem in het Westen omvergeworpen moet worden.


Dat laatste, een confrontatie die op geweld uitloopt, is een optie die Murray in alle gevallen wil vermijden. Hij legt zich toe op een weerlegging van kritiek daar waar ze onjuist is, of doorschiet of eenzijdig is. Ondanks de tekortkomingen van het Westen is er ook het verhaal van levensreddende wetenschap, geneeskunde en hulpvaardigheid die miljarden mensen over de hele wereld uit de armoede heeft gehaald. En denk eens aan Groot-Brittannië dat al in 1807 de slavernij afschafte en vervolgens gedurende een halve eeuw grote offers in mensenlevens en geld bracht om de slavenhandel uit te roeien. De Britten zetten hun marine in om jacht te maken op slavenschepen. De Britten hebben meer mensenlevens en geld geofferd aan de afschaffing van slavernij en slavenhandel dan dat dit systeem hun heeft opgeleverd. Deze verhalen ontbreken in het narratief van de critici.


Jammer genoeg verabsoluteert de Kritische Rassentheorie de gebreken van het Westen, ziet ze eigen gebreken over het hoofd, en onderkent ze niet dat het buiten het Westen nog veel slechter is gesteld.
Maar beter dan in de verdediging te schieten is het volgens Murray om in een verdeelde multiculturele samenleving te blijven zoeken naar een toekomstvisie die zoveel mogelijk bevolkingsgroepen overkoepelt en verbindt. Hij hoopt dat er in elk segment van de samenleving gematigde en wijze mensen te vinden zijn die deze zoektocht naar een bandbreedte willen ondernemen. Hij levert echter wel veel materiaal aan in dit boek op grond waarvan je gaat twijfelen aan de haalbaarheid van dit concept.


Het boek van Douglas Murray is om een paar redenen waardevol te noemen. Hij verschaft veel informatie over de ‘aanval op het Westen’ van binnenuit. En het is soms best schrikken als je leest hoe heftig en verbeten die aanval is. In de tweede plaats ontkent Murray nergens dat het Westen een beladen verleden heeft, maar pareert hij wel veel kritiek die onjuist is en laat hij zien dat het Westen op het gebied van mensenrechten veel meer heeft bereikt dan waar ook in de wereld. Nogmaals: migranten kiezen massaal voor de vrijheid en welvaart van het Westen en van een uitstroom van ontevreden mensen is geen sprake. Murray brengt de juiste proporties aan: het Westen is verre van volmaakt, maar het leven is er beter dan waar dan ook.


Zijn voorbeelden ontleent Murray vooral aan de Angelsaksische wereld. Hij kent de ontwikkelingen in de VS en Groot-Brittannië het beste. Mensen die het nieuws goed volgen kunnen echter vrij gemakkelijk voorbeelden vinden uit het eigen land.


Donald Murray (1979) is een Brits schrijver, journalist en politiek commentator. Hij is redacteur van het weekblad The Spectator. Hij is bekend als spreker en debater voor vele kranten, radio en televisie. Murray heeft enkele internationale bestsellers geschreven over vrije meningsuiting, islam, identiteitspolitiek en homorechten.


ISBN 9789052402819 | Paperback | 280 blz. | Uitgeverij Houtekiet Antwerpen/Amsterdam | 4 oktober 2023

© Henk Hofman, 31 oktober 2023

Lees de reacties op het Forum, en/of reageer, klik HIER.

 

Milete
Bakermat van de wetenschap
Hans Dijkhuis


Milete was in de Oudheid een Griekse havenstad in Klein-Azië, nu een ruïne bij het dorp Balat, 80 km ten zuiden van Izmir, West-Turkije. Van de 8ste tot 6de eeuw v.C. was het een centrum van wetenschap, cultuur en handel. Het stichtte zelf tachtig kolonies aan de Zwarte Zee, o.a. Odessos/Odessa en in Egypte. Maar in 494 v.C. werd het verwoest door de Perzen.


Hans Dijkhuis (°1952) beschrijft de geschiedenis en de prestaties van de eerste wetenschappers vanaf Homeros tot de 6de eeuw n.C. en toont aan dat de Ionische natuurfilosofen als eersten het mythologische denken vervingen door rationele verklaringen. Daar is de grondslag van onze Europese cultuur gelegd. Het Milesische alfabet uit de 8ste eeuw v.C., geïnspireerd door dat van de Feniciërs , werd in 403 v.C. overgenomen door Athene en zo het standaardalfabet.


De beroemdste Milesiër was Thales (624-545 v.C.). Hij was de eerste die streefde naar louter theoretische kennis en niet naar praktische toepassingen. Hij beweerde dat het heelal ontstaan was uit water, waarop de (platte) aarde drijft. Een onderwereld was er niet. Dat was toen een revolutionaire stelling. Hij was de grondlegger van de astronomie en in de wiskunde een voorloper van Euclides en Archimedes.


Anaximandros van Milete (610-545) was kosmoloog, natuurkundige, bioloog en geograaf. Hij verklaarde dat de kosmos de vorm heeft van een bol en dat de zon en de maan rond de aarde draaiden. Volgens hem was het oneindige, het onbeperkte, de oorsprong van alles. Dus niet de elementen water, vuur (volgens Herakleitos van Efese), lucht.
Anaximenes (585-526 ) beweerde dat de aarde ontstaan is uit lucht en uit de aarde waren de zon, de maan etc. voortgekomen.
De kritische discussie, de kern van de wetenschap, was ontstaan. Natuurverschijnselen verklaarden zij niet meer als het werk van de goden. Zij vroegen zich wel af wat het goddelijke is. Volgens Thales is het dat wat noch begin noch einde heeft.


Van de ‘natuurfilosofen’ is helaas geen enkel werk integraal bewaard gebleven. Ze waren geschreven op vergankelijk papyrus. De auteur haalt er het christendom bij als oorzaak, maar de christelijke monniken hebben tal van andere ‘heidense’ teksten gekopieerd. Het is dus toeval.


Hekataios van Milete was de vader van de geografie en samen met Anaximandros de grondlegger van de cartografie. Herodotos (485-425 v.C.)  uit Halikarnassos, 50 km ten zuiden van Milete, was de vader van de geschiedschrijving. De Athener Thoukydides was wel wetenschappelijker: hij liet mythes en anekdotes weg.


Milete werd in 494 v.C. verwoest door de Perzen, maar uiteindelijk wonnen de Grieken de oorlog in 490 (Marathon) , 480 (Salamis) en 479 (Plataiai en Mykale). Het verwoeste Milete werd weer opgebouwd, maar speelde geen belangrijke rol meer.


Athene werd in de 5de eeuw het intellectuele en artistieke centrum. Drie Milesiërs speelden hierbij een rol: Hippodamos als stedenbouwer en aanlegger van de haven van Piraeus; Aspasia, de tweede vrouw van Perikles, als voorbeeld van emancipatie en ontwikkeling; ze werd bewonderd door Sokrates; Timotheos als dichter en muzikaal vernieuwer.


De natuurfilosofie werd er ingevoerd door Anaxagoras van Klazomenai. Perikles en Euripides kregen les van hem. Sokrates kreeg les van Archelaos van Milete (van wie hij ook de geliefde knaap was). Sokrates en Plato hadden wel kritiek op de natuurfilosofen: zij vonden dat een goddelijk plan de grondslag van de wereld is en dat de zon, de maan, de sterren en de aarde ook het werk zijn van de goden. Door de natuurfilosofen kwam de godsdienst in gevaar. Sokrates vond ook dat kennis enkel zinvol was als ze in de praktijk kon toegepast worden: astronomie moest enkel dienen om het uur, de maand en het jaar te bepalen, niet om de omlooptijd van de planeten te berekenen.
Plato zei dat de natuurfilosofen enkel mythen vertelden, terwijl ze net de mythen vervingen door wetenschap.
Sokrates en de sofisten richtten zich op het menselijke gedrag, op morele normen en waarden. Hij introduceerde niet enkel het inductief redeneren, maar ook de ethiek of moraalfilosofie.


Aristoteles erfde van de Milesiërs hun wetenschappelijke onderzoeksdrang en hij zette hun werk voort. Leukippos (uit Milete?) bedacht de atoomtheorie: de hele natuur is samengesteld uit ontelbare ondeelbare deeltjes. Dit werd de meest succesvolle bijdrage aan de moderne wetenschap.


Na de tijd van Alexander de Grote bestond Milete nog duizend jaar. In Constantinopel speelden in de 6de eeuw de Milesische historicus Hesychios met zijn biografisch woordenboek en architect Isidoros een belangrijke rol. Isodoros bouwde de Hagia Sophia, het grootste gebouw van de wereld tot de bouw van de Sint-Pietersbasiliek in Rome.


Daarna raakte Milete in verval. In de 12de eeuw werd het veroverd door de Turken, in de 19de eeuw deden Duitse archeologen opgravingen, die we nu kunnen bezoeken. Maar de Milesische weetgierigheid wordt heden ten dage nog steeds toegepast door miljoenen wetenschappers overal ter wereld, ondanks de weerstand van het christendom vanaf de 4de tot de 19de eeuw. De auteur vergeet hier wel de invloed van de islam te vermelden.


Het boek eindigt met nuttige kaarten, noten, literatuur en registers.


Beoordeling

Dijkhuis is zeer belezen en zeer goed op de hoogte van de vroege Griekse geschiedenis, literatuur, economie en maatschappij. Het is geen gemakkelijk boek: hopelijk bezit de lezer voldoende kennis van Grieks, natuurkunde en filosofie. Een paar details: hij gebruikt het omslachtige ‘voor onze jaartelling’ i.p.v. gewoon v.C. Gevolg: hij laat het dan gewoon weg, waardoor de lezer zelf moet uitmaken of het v.C. of n.C. is. Het jaar 0 (p. 11) heeft niet bestaan. Hij zegt dat de geneeskunde ontstond in de 5de eeuw v.C. met Pythagoras (p. 75), maar die leefde in de 6de e. v.C.
Hippokrates (460-370) volgde in de 5de eeuw en werd met zijn eed meer bekend dan zijn voorgangers. Die wereldberoemde eed wordt hier(p. 76, 139) niet vermeld.


ISBN 978-94-647-1093-9 | Paperback | 198 pagina's |  Uitgeverij Noordboek, Gorredijk, sept. 2023

© Jef Abbeel, oktober 2023 www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

PAX
Oorlog en vrede in het gouden tijdperk van Rome
Tom Holland


Dit boek is met merkbaar plezier geschreven. Tom Holland combineert een enorme kennis van zaken met een bijzonder vlotte pen. Eén keer glijdt die pen uit de bocht als Holland op blz. 332 schrijft dat Christus een crimineel was die onder Pontius Pilatus gekruisigd werd. In werkelijkheid zag Pontius Pilatus na een verhoor geen schuld in Christus maar veroordeelde hij Hem toch tot de kruisdood om de uitzinnige menigte Joden tegemoet te komen. Alleen al gezien het feit dat onze jaartelling gebaseerd is op de geboorte van Christus is het toch wel de moeite waard om op te merken dat het niet over een crimineel gaat. Maar, zoals gezegd, het boek is meeslepend geschreven, de vreugde van het schrijven spat van de pagina’s af.


De Romeinen brachten hun beschaving (pax romana) naar de veroverde gebieden. Dit boek beschrijft de periode van Nero tot en met Hadrianus, dus van 68-138 na Chr. Maar oorlogvoering was paradoxaal genoeg permanent noodzakelijk om die pax op te leggen en te handhaven. Holland wijst er terecht op dat het leger de kern van de Romeinse identiteit vormde. De Romeinse staat was gebaseerd op militaire discipline. Het staande leger van de Romeinen was zelfs het grootste dat er ooit in de geschiedenis was geweest.


Romeinse legers stortten zich niet in een losse formatie op hun vijanden,  luid schreeuwend en slaand met hun speren op de schilden zoals de barbaren dat deden. Nee:


“een Romeins leger liep in stilte en in strak gesloten gelederen langzaam maar onstuitbaar op de vijand af. Pas op het allerlaatste moment, als de tegenstander binnen bereik was, hieven de soldaten hun strijdkreten aan en stormden ze naar voren. Een dergelijke mate van zelfbeheersing was alleen door jarenlange training te bereiken – en dus voorbehouden aan Romeinse legers” (blz. 83).


Eigenlijk waren de Romeinen permanent in oorlog. En de legioenen gingen niet zachtzinnig te keer. Er werden stromen bloed vergoten. Denk aan de val van Jeruzalem in 70 na Chr. En het neerslaan van de opstand van de Batavieren in onze landstreken. De Daciërs op de Balkan werden massaal vermoord of gedeporteerd.


Binnen de Romeinse samenleving draaide alles om macht. Keizers kwamen in deze periode vaak na een bloedige staatsgreep aan de macht en handhaafden zich door executies en gedwongen zelfmoorden onder de elite. Nero is in dit opzicht spreekwoordelijk geworden, maar keizer Hadrianus kon er ook wat van. Nog in zijn laatste levensdagen bracht hij familieleden om het leven op beschuldiging van een samenzwering. Als we dan ook nog eens kijken naar de spelen in de arena en het lot van de talloze slaven die zwoegden op de plantages, in de mijnen en de steengroeven dan valt toch wel de hardheid en wreedheid op van het leven in het Romeinse Rijk.


De ondertitel van dit boek (“Het Gouden Tijdperk van Rome”) is op zich niet onjuist, maar daar vallen dus wel kanttekeningen bij te plaatsen. Het is vergelijkbaar met de term ‘Gouden Eeuw’ voor Nederland in de 17e eeuw. De term is bruikbaar als we willen benoemen dat er op tal van terreinen sprake was van een bloeiperiode, mits we de keerzijde niet vergeten.


Tom Holland noemt beide aspecten. Naast die hardvochtigheid en bloederigheid is er de bloei van architectuur, de literatuur, de filosofie, de ontplooiing van techniek (aanleg van steden met verwarming in de huizen, de aquaducten, de badhuizen, de riolering). Het Romeinse recht heeft eeuwenlang model gestaan voor wetgeving in Europese landen. Nog Napoleon liet zich erdoor inspireren.


De Romeinen hebben inderdaad ‘pax’ gebracht, maar het ging dus met veel bloedvergieten gepaard. Dit volk was resoluut, daadkrachtig en nuchter ingesteld. Een voorbeeld van die resolute en daadkrachtige aanpak is te vinden op blz. 188. Supportersrellen tussen rivaliserende clubs kwamen in die tijd ook regelmatig voor. Bijvoorbeeld in Pompeï een paar jaar voor de Vesuvius de plaats onder de lava bedolf. De autoriteiten maakten er korte metten mee: vooraanstaande burgers die bij de rellen betrokken waren geweest werden verbannen en de twee stadions gingen voor tien jaar dicht. Daarmee was de openbare orde hersteld.


De ondergang van Pompeï en het naastgelegen Herculaneum als gevolg van de uitbarsting van de Vesuvius staat beschreven op blz. 210 tot 219. Het is een adembenemend en dramatisch verslag. “Iedereen kwam om. In razende vaart kwam de lawine van as, puin, en gas naar beneden en in een paar minuten was de hele stad overspoeld. Geen levend wezen was bestand tegen de verzengende hitte.”


De stad Rome was het centrum van het rijk en de machtsbasis van de keizers. De stad was afhankelijk van de jaarlijkse aanvoer van graan. Dat graan kwam uit Egypte, de graanschuur van het rijk. De keizers deden er alles aan om te waarborgen dat er voldoende graan was voor de inwoners van de stad tegen billijke prijzen of zelfs gratis. De stabiliteit van hun bewind berustte erop. Zelfs voor keizers konden de marges van hun macht smal zijn.


In een recensie kun je maar een paar krenten uit de pap vissen. Je zou meer aan willen halen uit dit prachtige boek. Maar voor iedereen die graag een goed geschreven historisch werk leest, is het beste advies: koop het boek en stel je in op een paar uur leesgenot over de fascinerende wereld van Romeinse keizers en hun onderdanen.


Het boek is voorzien van twee fotokaternen in kleur. Achterin staat een tijdstabel, er is een overzicht van personen die veel genoemd worden, en dan nog het notenapparaat en de literatuurlijst. Een heel verzorgde uitgave dus.


Tom Holland (1968) is schrijver van zowel fictie als non-fictie. Hij studeerde vergelijkende literatuurwetenschap in Cambridge en in Oxford. Over de geschiedenis van Het Romeinse Rijk schreef hij eerder al vier boeken.


ISBN 9789025316488 | Hardcover | Omvang 309 blz. | Uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep | juli 2023

© Henk Hofman, 7 oktober 2023

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER

 

Dit volk heeft zijn God op aarde
Ooggetuigen van de Russische geschiedenis
Hans Driessen, Michel Krielaars en Eva Peek


Dit is een uitgebreidere versie van “Ooggetuigen van de Russische geschiedenis”, dat in 2007 verscheen. De aanleiding is de oorlog van Rusland tegen Oekraïne, die bij velen de ogen heeft geopend voor terugkerende constanten: wreedheid, geklungel, blinde gehoorzaamheid aan en verafgoding van de leider, corruptie, onverschilligheid van vele Russen. Het lijkt wel alsof de Russen altijd een despoot nodig hebben, een idee dat Poetin ook graag verkondigt. De nieuwe titel komt uit de brieven van de Custine, de Franse gezant in Rusland van 1839 tot 1843. De getuigen zijn zowel Russen als buitenlanders.


Het boek begint in 1091 in Kiev met een fragment uit de Nestorkroniek, de oudste geschiedenis van Oekraïne en Rusland, geschreven in het Kievse Holenklooster. Moskou anno 1476-1477 werd gekenmerkt door 9 maanden bittere koude per jaar en mateloos drinken. Een wrede massa-executie van edelen in 1570 doet de lezer beseffen waarom Ivan IV de bijnaam ‘De Verschrikkelijke’ kreeg.


In 1697-98 bezocht Peter de Grote West-Europa om bij te leren, de Russische marine op te bouwen en om bondgenoten tegen de Turken te zoeken. Een Duitse dame getuigt over haar ontmoeting met deze “lange, mooie man”, die “wel wat beter gemanierd zou mogen zijn.” (p. 57). Hij liet de Europese geschiedenis vertalen uit het Latijn en eiste dat de vertaler ook de passages opnam waarin de Russen niet mooi voorgesteld werden (p. 71).


De brand van Moskou (1812) wordt beschreven door een Franse legerdokter. Hij werd aangestoken door vrijgelaten Russische gevangenen. Enkel het Kremlin en de kerken ontsnapten omdat ze van steen waren. Na de opstand van de Dekabristen in 1825 werden er vijf opgehangen; de andere 595 kregen 20 jaar dwangarbeid in Siberië. De ophanging verliep moeizaam: de galg was te hoog, de touwen te kort, dan braken er drie touwen en de koordenwinkel was dicht …


In 1839-1843 maakte de Custine een reis door Rusland. Hij constateerde allerlei wreedheden, waarbij het publiek liet begaan. Hij zegt: “Dit volk heeft nog steeds zijn God op aarde, de keizer wordt verafgood door zijn onderdanen.” (p. 116-120).


Tsaar-bevrijder Alexander II werd in 1881 vermoord, omdat zijn hervormingen niet snel genoeg gingen. Daarna veranderde Rusland weer in een dictatuur met een oppermachtige geheime politie. Nicolaas II werd in 1894 tsaar tegen zijn zin. Tijdens de feesten kwamen meer dan duizend mensen om het leven in het gedrang, maar het feest ging door.


Het meest aangrijpende getuigenis is dat van een pogrom in 1903, in Kisjinjov, nu Chisinau in Moldavië. Een politieagent en twee patrouilles soldaten keken toe toen relschoppers Joden afmaakten en van een dak naar beneden gooiden te midden van het hoongelach van de toeschouwers. De getuige zegt niet hoeveel er afgeslacht werden: het waren er 49, plus vele gewonden en groepsverkrachtingen.


Op ‘Bloedige Zondag’ (9 januari 1905) wilden hongerige arbeiders een petitie aanbieden aan de tsaar, maar ze werden beschoten en er vielen honderden doden. Raspoetin werd de rampzalige raadgever van de tsarina en van de tsaar. Hij bezocht meerdere prostituees per dag. In 1916 werd hij vermoord omdat hij tijdens de oorlog te veel macht kreeg. In maart 1917 trad de tsaar af. Het afscheid van zijn troepen verliep emotioneel.


John Reed beschrijft de plundering van het Winterpaleis en de gevangenneming van de Voorlopige Regering in oktober/november 1917. Hij zegt er niet bij dat die ministers geëxecuteerd werden.
Na de Oktoberrevolutie volgden jaren van vreselijke armoede, honger, nachtelijke huiszoekingen door de Tsjeka, waarbij onschuldigen opgepakt werden en nooit meer terugkeerden. Joerovski beschrijft hoe hij de tsaar en zijn zoon doodschoot en hoe zijn vuurpeloton de rest van de familie uitmoordde op 16-17 juli 1918. Hij zegt er niet bij dat het bevel van hogerhand kwam, nl. van Sverdlov en Lenin.


Een Joegoslavische communist beschrijft het ‘Arbeidersparadijs Moskou’ in 1926 : “In het meest achterlijke land van Europa is iedereen arm en in lompen gekleed”. Hij constateerde ook dat de partij iedere opposant uitroeide en dat er snel tienduizend bevoorrechten waren.


Nina Loegovskaja beschrijft de akelige huiszoeking in 1933, waarbij haar onschuldige vader opgepakt werd. Even akelig verliepen de huiszoekingen bij de koelakken en de massale hongersnood die volgde op de collectivisatie.
De Joegoslavische communist Djilas vertelt dat Stalin alle wandaden van het Rode Leger goedpraatte: vrouwen verkrachten, Duitse vluchtende vrouwen en kinderen doodschieten. Het herhaalde zich in 2022 in Boetsja.


De persoonsverheerlijking van Stalin kende geen grenzen: ‘het grootste genie’ was God geworden. Chroesjtsjov beschrijft de dood van Stalin en de tegenstand die hij in 1956 ondervond toen hij diens misdaden bekend ging maken.


In 1974 werd Solzjenitsyn verbannen omdat hij schreef dat de terreur al tijdens Lenin was begonnen. De kernramp in Tsjernobyl toonde hoe weinig voorzorgen er genomen waren.  Gorbatsjov vertelt hoe klungelig de staatsgreep tegen hem verliep in augustus 1991 en Jeltsin beschrijft hoe hij hem beëindigde.


Bij elke verkiezing koopt Poetins partij alle zendtijd op, zodat de bevolking enkel voor hem reclame krijgt. In 2012 was er groot protest tegen de vervalste verkiezingen, maar dat werd met massaal geweld onderdrukt. Sindsdien is de repressie enkel verergerd, met vele doden als gevolg. De annexatie van de Krim, met goedkeuring van Gorbatsjov,  bezorgde Poetin een grote populariteit. Sindsdien is hij een heilige. In januari 2022 had Rusland nog geëist dat de NAVO al zijn troepen zou terugtrekken uit Oost-Europa en geen nieuwe leden meer zou toelaten.


De inval in Oekraïne leidde tot duizenden oorlogsmisdaden, waarvan de 458 doden in Boetsja de bekendste slachtoffers zijn. Vele Russen geloven dit niet en zeggen dat het Westerse propaganda is. Wie de bloedbaden wel bekend durft te maken in Rusland, krijgt jarenlange gevangenisstraffen.


Beoordeling
Dit boek is een degelijk, maar selectief overzicht van bijna duizend jaar Russische geschiedenis. Een aantal  getuigenissen zijn zeer aangrijpend, maar sommige zijn weinig relevant. Het taalgebruik in de oudere teksten is vaak ouderwets. Bij elk van de 152 getuigenissen  staat een korte toelichting van de auteurs. Een kaart met de vele plaatsnamen ontbreekt: de lezer moet zelf zoeken naar Preobrazjenskoje (p. 59-64), Nyenschanz (p. 62), Otsjakov (p. 77), Guttstadt (p. 89) etc. Globaal is het een zeer boeiend boek.

 
ISBN 978-94-933-0481-9 | Paperback, 456 pagina’s | Uitgeverij Pluim |  Amsterdam/Antwerpen, augustus 2023

© Jef Abbeel, Turnhout, september 2023 www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER