Discipline, Toezicht en Straf
De geboorte van de gevangenis
Michel Foucault
Michel Foucault was filosoof met een grote belangstelling voor psychologie. Hij promoveerde op een onderzoek naar ‘waanzin’ in de klassieke tijd. Het was een heel goede gedachte van de uitgever om deze studie uit 1975 over de geschiedenis van ons strafrechtssysteem opnieuw uit te geven.
Het boek omvat vier delen. Deel I en II gaan over Lijfstraffen en Straffen. Deel III behandelt de disciplinering van de samenleving vanaf de 18e eeuw. Deel IV gaat in op gevangenis en gevangenschap. Het boek sluit af met een literatuurlijst en dertig bladzijden met afbeeldingen. Een register ontbreekt.
In dit boek komt heel treffend de omslag naar voren in ons denken over straffen. ‘Straf’ ontwikkelde zich van boetedoening voor het begane misdrijf naar een middel om de dader te corrigeren en te re-integreren in de samenleving. Dat betekende dat de beul werd vervangen door de pedagoog. Het hield ook in dat straffen die voorheen aan het lichaam werden voltrokken (de galg, het rad, het schavot) thans ingrijpen op de ziel van de veroordeelde met het doel hem te verbeteren.
Elk deel wordt ingeleid door aansprekende voorbeelden uit de geschiedenis. Het is bijna te gruwelijk om te lezen hoe veroordeelden op het schavot urenlang gemarteld en uiteengereten werden eer de beul er een eind aan maakte. Het is duidelijk dat de straf barbaarser was dan de misdaad van de veroordeelde.
Er komt steeds meer verzet tegen de onmenselijke wijze waarop veroordeelden ter dood werden gebracht. De ontwikkeling gaat van wrede lijfstraffen naar ‘milde straffen’. Straffen moeten tijdelijk zijn, het schavot wordt vervangen door de gevangenis, vrijheidsberoving wordt gecombineerd met heropvoeding. Het doel van de straf is niet langer het doen van boete, maar is gericht op terugkeer in de samenleving. De straf is niet meer gericht op de daad in het verleden, maar op de toekomst.
Vorige week las ik in het mededelingenblad van Justitie dat minister Sander Dekker (Rechtsbescherming) op uitnodiging van gedetineerden met hen ‘dineerde’ in de gevangenis. Dat is de ultieme consequentie lijkt mij van de ‘milde straffen’ waar Foucault het over heeft. Vanaf het begin van de 19e eeuw zijn de klachten hierover gelijk aan de klachten die we nu horen. De dader komt er veel te gemakkelijk vanaf; de slachtoffers hebben levenslang; de gewone arbeider (in de 19e eeuw) heeft een beroerder leven in de fabriek dan de gevangene in zijn cel.
Aan de basis van de gevangenis staat volgens Foucault ‘de protestantse vinding’ van het Rasphuis in Amsterdam (1596). Het Rasphuis haalde landlopers van de straat en verplichtte ze tot zinvol werk. Het ritme van werk, vrije tijd en nachtrust gaf de mannen structuur in hun leven na hun vrijlating.
Foucault beschrijft indringend dat de gevangenis een instituut vol gebreken is. Hij laat zien hoe er geleidelijk aan een netwerk aan instanties en therapeuten ontstaat. Medici, psychologen, psychiaters, welzijnswerkers, reclasseringswerkers storten zich op de gevangene. De beul moest vroeger het zwaard kunnen hanteren, maar bewakers nu moeten beschikken over kwalificaties op mbo- en hbo-niveau. En toch is recidive, de ‘draaideurcrimineel’, een onoplosbaar probleem. Het merendeel van de gevangenen gaat opnieuw in de fout. Het valt zwaar tegen met de heropvoeding van de crimineel. Wat weerhoudt de mens van een misdrijf? Het schavot werkte niet preventief, maar de gevangenis met zijn waaier aan hulpverleners evenmin. De samenleving is immers de laatste jaren meerdere malen zwaar geschokt door ernstige (zeden)misdrijven die delinquenten na hun vrijlating begingen.
Er is geen goed alternatief voor de gevangenis. Terug naar het schavot wil niemand, deportatie naar een kolonie is na 1945 niet langer een mogelijkheid. De enige mogelijkheid is om recidivisten het perspectief op terugkeer in de samenleving te ontnemen. Zolang we dat ‘niet humaan’ blijven vinden, moeten we accepteren dat er opnieuw slachtoffers kunnen vallen die de rechtsorde ernstig schokken.
Het is opmerkelijk dat straf als boetedoening ook in de theologie een plaats heeft. - Die parallelle gedachtegang valt buiten het bestek van dit boek maar verloopt als volgt. - De Middeleeuwse theoloog Anselmus (1033-1109) stelde dat de zondige mens inbreuk maakte op de heiligheid van God, zoals de misdadiger de waardigheid van zijn vorst schond. Dit vroeg om genoegdoening (satisfactie), om straf, waardoor de toorn van de soeverein gestild werd. De vorst had echter het recht van gratie. God heeft uit liefde de mens gratie gegeven en de straf die de mens had verdiend voltrokken aan Zijn eigen Zoon. De gezichtspunten van Anselmus speelden opnieuw een hele belangrijke rol in het tijdvak van de Reformatie. Het laat zien dat diep in elk mens een gevoel van onvolkomenheid zit, ook al is er geen misdrijf gepleegd.
Opmerkelijk is ook het panopticum (cirkelvormige gevangenis met cellen met veel glas die rond een centrale ruimte zijn gebouwd, zodat de gevangenen steeds in de gaten gehouden kunnen worden) van Jeremy Bentham (1748-1832). Een gevangenis gebouwd volgens dit principe maakt het mogelijk om alle gevangenen met een minimale bezetting te bewaken en te controleren. Maar wie bewaakt de bewakers? Al in de 19e eeuw zijn onafhankelijke Commissies van Toezicht (CvT) opgericht. Ik ben in Amsterdam jarenlang voorzitter van een CvT geweest. Daar zag ik dat het systeem bijna verstopt raakte onder de vloed aan klachten. Elke gevangene heeft het recht een klacht in te dienen. Elke klacht moet behandeld en geregisseerd worden. De klager wordt gehoord, de bewaker wordt gehoord. Complexe zaken komen voor een driehoofdige commissie. Er is een recht om in beroep te gaan tegen de uitspraak. Alles wordt genotuleerd. De uitspraak wordt in een juridisch document gegoten en aan de klager overhandigd. De dossiers gaan naar de Rechtbank.
De kosten van dit systeem zijn hoog. Er zijn al eens Kamervragen over gesteld. De één vindt dit het summum van beschaving, de ander oordeelt dat het een aanfluiting is. Regelmatig ‘wint’ de klager en deze wordt dan gecompenseerd (‘genoegdoening’) met rookwaar, extra belminuten en andere privileges. Waar het mij om gaat is dat bewakers en gedetineerden elkaar dus bewaken en controleren met de CvT als scharnierpunt. Gedetineerden die bewakers controleren. Ook dit is een ultieme consequentie van ‘milde straffen’.
In dit prachtige boek legt Foucault verbanden met andere maatschappelijke ontwikkelingen. De school, de kazerne, het internaat en de fabriek. Overal signaleert hij de tendens tot regulering en disciplinering van het leven. Controle is altijd mogelijk door het aanbrengen van ramen en latrines en badhokjes te voorzien van halve deuren. Het staat haaks op onze tijd waarin de waarde van individuele autonomie hoog staat aangeschreven. In dit boek worden levendig geschreven passages afgewisseld met tamelijk ingewikkelde betogen. De vertalers hebben het moeilijke Frans van Foucault echter prima overgebracht naar het Nederlands.
Discipline, Toezicht en Straf heeft nog niet ingeboet aan betekenis. Het is voor de lezer een bron van verbazing, verwondering en informatie over een belangrijke ethische vraag: hoe dient de samenleving iemand te straffen die zich niet aan de wetten van het land houdt?
Michel Foucault (1926-1984) was een briljante wetenschapper, verscheurd door tegenstrijdigheden in zijn karakter. Hoewel getrouwd en vader van drie kinderen, kampte hij met homoseksuele gevoelens en had hij zelfmoordneigingen, tot hij in 1984 overleed aan de gevolgen van aids.
ISBN: 9789065540645 | Paperback | 438 blz. | Historische Uitgeverij Groningen | juli 2018
Vertaald door Vertalerscollectief
© Henk Hofman, 16 oktober 2018
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER