Video Debatten tussen Christopher en Peter Hitchens - Engelstalig - (naar beneden scrollen)
Opstand tegen God
Peter Hitchens
Peter Hitchens (1951) en Christopher Hitchens (1949-2011) zijn broers. Maar ze verschillen enorm van elkaar. Christopher schreef het boek God is niet groot. In dit boek liet Christopher zich kennen als een onversneden atheïst en een fel tegenstander van het christelijk geloof. Hij stond hierin op één lijn met Richard Dawkins (1941) die eveneens in zijn boeken hartstochtelijk pleit voor wetenschap als enige bron voor alle kennis en geloof bestrijdt als de vijand van wetenschap. Beide mannen zien godsdienst als een gevaar voor het persoonlijke en maatschappelijke leven. Ze zijn dus niet alleen atheïsten, maar ook antitheïsten.
Peter Hitchens, journalist en buitenlands correspondent in onder meer Moskou en Washington, legde een andere weg af. Hij keerde terug tot het christelijke (Anglicaanse) geloof uit zijn jeugd en schreef boeken waarin hij de opvatting dat religie een bron van kwaad en geweld is, weerlegt.
In het eerste gedeelte van dit boek beschrijft hij zijn afval van het geloof en vervolgens zijn hervinden van het geloof. In wat hij zijn ‘persoonlijk reisverslag’ noemt, beschrijft hij hoe in Groot-Brittannië de bevolking na twee wereldoorlogen, de Suez-crisis (1956) en een aantal politieke schandalen het vertrouwen in gezagsdragers verliest. Maar ook de kerk boette sterk in aan gezag omdat ze zich gecommitteerd had aan al het oorlogsgeweld.
Oorlogen kunnen alleen gewonnen worden door meedogenloos geweld en worden zelden gevoerd om zuivere redenen… Ik durf zelfs te beweren dat de twee grote en gewonnen oorlogen van de twintigste eeuw het christendom in mijn land meer schade hebben berokkend dan welke andere kracht ook (blz. 80).
Peter Hitchens was een van de velen die de kerk achter zich lieten, maar een leven zonder geloof kon zijn diepe behoefte aan zingeving niet bevredigen. Hij keerde terug en sloot zich aan bij een kleine, conservatieve parochie binnen de Anglicaanse kerk.
In het volgende deel van zijn boek bestrijdt hij het atheïsme op drie fronten.
1. Conflicten zijn niet uitsluitend te versmallen tot religie als de bron ervan
2. Goed en kwaad definiëren los van God als externe bron heeft een subjectieve moraal tot gevolg
3. Het kwaad in atheïstische staten heeft geen religieuze oorsprong.
In dit deel van zijn boek ontplooit Hitchens zijn volle kracht als journalist en polemist. Hij kan vernietigend uithalen naar standpunten die slecht beargumenteerd zijn en vaak zelfs strijdig zijn met de feiten. Het woord ‘vernietigend’ is hier niet negatief bedoeld. Hitchens wil aantonen dat de argumenten van deze atheïsten niet deugen. En hij is daarin behoorlijk overtuigend. Dat vraagt om een adequaat antwoord van zijn opponenten.
Centraal in de redenering van Hitchens staat dat atheïsten het christelijk geloof op ondeugdelijke gronden aanvallen en tegelijk het kwaad in linkse regimes (Sovjet-Unie; Communistische China, Cuba; Noord-Vietnam onder Ho Chi Minh; Cambodja onder Pol Pot) over het hoofd zien, vergoelijken dan wel bagatelliseren.
Omdat hij als journalist veel gereisd heeft, kan hij zijn verhaal ondersteunen door zijn eigen ervaringen weer te geven. Hij heeft gezien dat totalitaire staatsmacht de vijand is van een fatsoenlijke, vrije samenleving. Onder een totalitaire staatsmacht heersen angst en wantrouwen.
Deze dictaturen zouden volgens hun leiders op de drempel van de heilstaat zijn aangekomen. En veel Westerse intellectuelen, die neerkeken op ‘bijgelovige christenen’, waren zelf zo naïef en lichtgelovig dat ze voorbijzagen aan de wandaden van misdadige regimes. Zelfs het vreselijke schrikbewind van Stalin werd niet doorzien. Toen na de val van het Sovjetrijk de archieven opengingen, was de leugen over een heilstaat niet langer vol te houden. Maar schrijft Hitchens, dezelfde mensen die destijds Stalin hebben vrijgepleit, ijveren nu voor culturele en seksuele revoltes. Ze hebben zich opnieuw ontwikkeld tot intolerante en seculiere fundamentalisten.
Over de toekomst is Hitchens niet optimistisch. De kerken zijn verzwakt en verdeeld. Tegenwicht is er nauwelijks meer. Hij vreest
‘dat het christelijk geloof in mijn land een gevaarlijke nederlaag gaat lijden tegen seculiere krachten die nog nooit zo zeker van hun zaak zijn geweest als nu’ (blz. 111).
Hitchens is niet bang om zijn mening te geven, al staat die haaks op wat wij ‘politiek correct’ noemen. Tegenspraak is op zichzelf een goede zaak. Napraters zijn er al genoeg. Het is jammer dat een vrij debat steeds meer aan banden wordt gelegd door een discussie te beperken tot het opplakken van etiketten: racist, seksist, discriminatie. Tegenspraak die onze (schijn-)zekerheid doorprikt en dwingt tot nadenken is juist welkom. Voor een debat mogen er geen taboes opgeworpen worden, ook niet door seculieren.
Het boek is prima vertaald door Henk-Jan Prosman, predikant in de PKN. In het Voorwoord schrijft hij – in lijn met Hitchens – dat burgerlijke vrijheden wortelen in het Christendom. Juist die vrijheden kunnen ons beschermen tegen de totalitaire aanspraken van de atheïstische staat.
Uitgeverij De Blauwe Tijger bouwt aan een fonds met boeken en auteurs die tegendraads zijn en daardoor de moderne lezer – seculier dan wel gelovig – uitdagen tot nadenken. Het is verfrissend!
© Henk Hofman, 19 november 2018
ISBN 9789492161567 | Paperback | 220 pagina’s | Uitgeverij De Blauwe Tijger | april 2018
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER