Het Adrianusdossier
Joris Tulkens
Adrianus VI, de enige Nederlandse paus, is in 1459 in Utrecht geboren als Adriaan Floriszoon Boeyens. In 1490 werd hij tot priester gewijd, en vanaf dat moment ging zijn carrière vrij snel. In 1516 werd hij bisschop van Tortosa, om in 1522 verkozen te worden als paus. Hij is dan nog nooit in Italië geweest, laat staan in Rome. Hij is dan ook stomverbaasd over deze verkiezing.
Hij kan niet anders dan de taak, die hem door God toegewezen is, aanvaarden en hij is vastbesloten die naar Gods wens ten uitvoer te brengen.
Maar het zijn moeilijke tijden:
De achtergrond:
De landen die later Europa zullen worden worden bestuurd door keizer Karel V. Hij was de oudste zoon van Philips de Schone en Johanna van Castilië en van 1506 tot 1556 Rooms-Duits keizer. Gedurende een groot deel van zijn regeerperiode voerde Karel V oorlog met Frankrijk, vooral met de Franse koning Frans I, de Italiaanse Oorlogen.
Zijn moeder had de dood van zijn vader Filips de Schone in 1506 niet kunnen verwerken. Zij bleef tot haar dood in 1555 opgesloten op het kasteel van Tordesillas, gek verklaard (Johanna de Waanzinnige) Karel werd aan het hof van zijn tante Margaretha opgevoed door Willem II van Croÿ, heer van Chièvres en Adriaan van Utrecht.
Adrianus VI is de enige Nederlandse paus ooit. Precies vijfhonderd jaar geleden, in 1522, wordt hij totaal onverwacht verkozen. Hij krijgt te maken met corruptie, het Vaticaan is bankroet, en dan is er Maarten Luther (1483 – 1546) die in 1507 tot priester gewijd werd en zich ergerde aan de aflaatverkoop. Ook Erasmus stoorde zich aan wat hij het morele verval noemde, maar hij trad niet zo in de openbaarheid als Luther dat deed.
Het was een moeilijk pontificaat, in ook politiek gezien roerige tijden. Adriaan wilde misschien wel te veel, te snel. De kerk moest hervormd worden, men moest terug naar de essentie van het christelijke geloof. Een sobere levensstijl en persoonlijke toewijding aan God, en een streng celibaat.
Het is te begrijpen dat de kardinalen en bisschoppen die een rijk en luxueus leventje leiden, daar niet blij mee waren. Paus Adrianus overleed nog geen twee jaar na zijn aantreden, in 1523.
Het verhaal rondom deze historische feiten wordt door Tulkens in de vorm van een dossier gegoten, verzameld en opgetekend door secretaris van de paus, Dirk van Heeze.
Het thrilleraspect wordt gevormd door de vraag of Paus Adrianus VI vergiftigd is, zoals de geruchten na zijn dood rondgingen.
Zeker: het is best lastig, al die namen en jaartallen. Maar Tulkens weet er een goed leesbaar verhaal van te maken. Achterin vind je extra informatie en een woordenlijst, alsmede een bibliografie.
Joris Tulkens (1944) is een Vlaams auteur van psychologische, historische en misdaadromans.
Hij heeft filosofie en filologie gestudeerd in Leuven, is leraar geweest, maar heeft zich toegelegd op schrijven: thrillers met uitgesproken politieke thema’s, historische romans die zich afspelen in de 16de eeuw, romans over Erasmus, Vesalius, Johanna de Waanzinnige en Thomas More.
ISBN 9789464711622 | Paperback | 269 | Uitgeverij Sterck & De Vreese | 20 januari 2024
© Marjo, 17 maart 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Park Life
Shuichi Yoshida
Een niet bij naam genoemde jongeman - en verteller - staat in de metro en ziet een advertentie over orgaandonatie. Hij maakt daar een opmerking over in de veronderstelling dat zijn collega nog achter hem staat, vergetend dat die al uitgestapt was. Voordat de gêne over hem heen spoelt, beantwoordt een vrouw zijn opmerking. Daarmee redt ze hem van het schaamtegevoel die hem gelijk overviel.
Tot zijn verbazing ziet hij de vrouw later in het park waar hij altijd zijn lunchpauze houdt. Hij bedankt haar daar voor zijn redding. Vanaf die tijd treffen ze elkaar regelmatig in het park. Zij gebruikt daar ook vaak haar lunch. Ze blijkt een scherpe blik te hebben en is adrem in haar antwoorden en opmerkingen. Dat bevalt de verteller wel.
De contacten zijn kort, een beetje afstandelijk, vooral door de verlegenheid van de jongeman, maar maken wel indruk.
Ze blijken elk een eigen plek in het park te hebben. Zij bovenin en hij onderin het park. Wat ook wel tekenend voor hun contact is. Zij heeft de leiding, neemt het voortouw.
Er groeit en vage onderlinge genegenheid, mogelijk een liefde?
Ondertussen lezen we het bijna wonderlijke verhaal van de jongeman zelf. Hij zit tijdelijk in een huis om op de aap genaamd Lagerfeld van vrienden te passen. De vrienden hebben relatieproblemen en er is af en toe contact met hen, maar de verteller heeft geen idee wanneer ze terugkomen. De vrouwelijke vriend komt zelfs een keer even langs maar tot een concreet gesprek komt het niet.
Ook met zijn collega heeft de jongeman een vaag vriendschappelijke verhouding.
Die vage afstand is in elk relatie die de man heeft, terug te vinden. Zoals met zijn moeder die tijdelijk in zijn huis is, zij bezoekt haar zoon jaarlijks. Maar ook met haar is de verbinding er niet echt. Zij bezoekt theaters, winkels en dergelijke en als de jongen al bij haar is, dan moet ze weg naar het een of ander.
Er is ook nog een grote liefde maar helaas is die relatie voorbij. Toch heeft hij ook met haar nog min of meer contact.
Alles lijkt ongrijpbaar maar is toch onderling met elkaar verbonden.
Het verhaal heeft een eigen sfeer, een eigen stilte en gevoeligheid. Het is bijna sereen te noemen maar is toch levendig genoeg om je te blijven boeien. Het is de kracht van de schrijver om van ogenschijnlijke dagelijkse belevenissen een zeer bijzonder geheel te maken.
Je slaat het boek innerlijk verstilt dicht en blijft nog even nagenieten van de rust en wijsheid die het verhaal uitstraalt.
ISBN 9789490042233 | Paperback met flappen | 123 pagina's | Zimiripress | 9 november 2023
© Dettie, 29 februari 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Op het allerlaatste moment
Claire Keegan
Dit is een dun boekje, maar wel een kleinood. In weinig woorden weet de schrijfster veel te zeggen en de verbeeldingskracht van de lezer te raken.
De drie essays die in dit boekje gebundeld zijn, hebben als thema de moeizame verhouding tussen mannen en vrouwen.
In het eerste essay trekt een vrouw in bij haar geliefde. Die moet ineens ruimte maken in zijn volle huis voor de spullen die de vrouw meeneemt. Ze zet foto’s neer van mensen die hij niet kent en “schoof dingen opzij alsof het huis nu ook van haar was.” Dit is een voorbeeld van een kernachtige zin, waardoor het overbodig is geworden om te vertellen dat de man zich niet meer thuis voelt in zijn eigen huis. Het is tegelijk de voorbode van een relatie die gaat schuren. De man had het zich anders voorgesteld: samen eten, samen wakker worden in hetzelfde bed. Maar een vrouw wil niet alleen dat het huis ook voor haar goed voelt, ze wil ook een gesprekspartner. Ze verwijt hem dat hij als vanzelfsprekend aanneemt dat zij nu voor hem zorgt en niet tegen haar zegt dat hij haar zorg waardeert. Er ontstaan gesprekken waar de man helemaal geen zin in heeft en die hij gelaten ondergaat. De relatie is er niet tegen bestand en dooft uit.
Het tweede verhaal gaat over een vrouw die op het grootste eiland van Ierland twee weken lang in een landhuis mag werken aan haar boek. Het landhuis is bewoond geweest door Heinrich Böll en na zijn overlijden stelt een stichting het ter beschikking als tijdelijk onderkomen voor auteurs. Ik heb het nagekeken op Internet en inderdaad heeft de beroemde Duitse schrijver op dit eiland een vakantiewoning gehad. De rust van de vrouw wordt verstoord door een man die haar bezoekt en haar de wet wil voorschrijven over haar gedrag.
Het derde essay bespreekt de romance die een getrouwde vrouw krijgt met een haar totaal onbekende man. Het is zo knap geschreven dat de lezer aan voelt komen dat dit avontuur slecht af zal lopen. De tekst schuurt bijna als je leest hoe de vrouw zich fysiek en psychisch overlevert aan een man die van haar houdt en haar daarom nooit meer wil opgeven.
Drie verhalen die vanuit vrouwelijk gezichtspunt elk een aspect belichten van de problemen die gepaard gaan met relaties. De man die zijn privacy niet kan opgeven. De man die dominant is. De man met een enorme bezittersdrang.
Op blz. 73 schrijft Keegan: “Het enige wat ze die avond nodig had gehad was wat iedere vrouw soms nodig heeft: een complimentje.” Dat moeten mannen vooral in hun oren knopen. Bloemen geef je water. Vrouwen geef je complimentjes. Beide bloeien ze ervan op.
Clarence Keegan (1968) is een Ierse schrijfster, die bekend is geworden om haar korte verhalen. Ze heeft Engels en politieke wetenschappen gestudeerd. Keegan heeft meerdere literaire prijzen gewonnen.
ISBN 9789046832318 | Hardcover | Omvang 110 blz. | Uitgeverij Wereldbibliotheek | 8 februari 2024
Vertaald door Harm Damsma en Niek Miedema
© Henk Hofman, 7 februari 2024
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.
Hongerige geesten
Kevin Jared Hosein
Hongerige geesten. Een verhaal dat je beklemt. In een aankondiging van dit boek staat dat auteur Hosein een magnifiek, verontrustend en glinsterend doek heeft gesponnen. Vooral het verontrustende voert voor mij de boventoon in dit verhaal:
‘Wat moet je hier, Hans?’ Dolly maakte haar aanwezigheid kenbaar door het erf op te lopen.
Hans keek haar aan. ‘Luister even naar me…’
‘Je bent een slang,’ zei Rookmin met rook in haar mond. ‘Een slang in het gras.’ Ze gooide haar sigaret op de grond en drukte hem uit met haar blote hiel.
‘Laat me met rust, mens,’ mompelde Hans. ‘Krishna!’
Rookmin ging vlak voor hem staan. ‘Jij laat die jongen met rust. En Shweta ook.’
‘Je hebt me nooit gemogen, opoe.’
‘Ik mag je nu nog minder.’
Hij keek haar recht aan. ‘Nou hou je je mond dicht.’
Ze keek even strak terug. ‘Je bent bezeten door demonen. Je bent een nul! Een slappeling! Precies je vader!’
Hans greep de oude dame bij de arm en zwenkte haar tegen de klok in om haar as. Ze rukte haar arm los en viel op de grond met een zware bons die gepaard ging met intens gekraak. Haar gezicht vertrok, elke rimpel werd zichtbaar. Met een hand op haar schouder lag ze op de grond te kronkelen.
Geheimen, verdriet, armoede, geweld, vetes, bijgeloof, passie en verwoesting zijn woorden die allemaal van toepassing zijn op Hongerige geesten.
Hoofdpersoon Hansraj Saroop heeft het niet breed en probeert door hard te werken op het landgoed van het echtpaar Changoor het leven in armoede iets dragelijker te maken voor zijn vrouw Shweta en voor zijn zoon Krishna. Als zijn baas Dalton er om onduidelijke redenen voor langere tijd niet is en er allerlei nare dingen gebeuren op het landgoed, vraagt Daltons vrouw Marlee aan Hansraj om als nachtwaker te komen werken. Het salaris dat hij daarvoor zal krijgen, is heel aantrekkelijk. Marlee is echter nog veel aantrekkelijker. Zijn keuze heeft verstrekkende gevolgen.
Knap hoe Hosein de troosteloze toestand van de arme bevolking in Trinidad weet te schetsen, maar ook de eenzaamheid van hen die in weelde leven.
ISBN 978 90 239 6188 8| NUR 302 | Paperback | 384 pagina’s | Uitgeverij Mozaïek | januari 2024
Hongerige geesten is vertaald door Gitte Postel.
© Els ten Voorde, 1 februari 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Modderfukker
Theo van Rijn
Iedereen maakt dagelijks dingen mee zoals dewelke Theo van Rijn beschrijft. Maar weinig mensen is de kunst gegeven om zo’n ogenschijnlijk gewone, nietszeggende gebeurtenis te vatten in een kort verhaal dat de lezer boeit.
Aan zelfkennis ontbreekt het hem niet:
‘Ik ben ontzettend taalgevoelig en daarnaast behoorlijk ad rem. Dat laatste heeft me nogal eens een klap voor mijn kop opgeleverd, maar dat beschouw ik als tol voor de roem.
De taalgevoeligheid heeft ervoor gezorgd dat ik intussen boekjes vol flauwekul heb geschreven en dat ik mijn dagen al jaren vul met het redigeren van teksten van anderen.’
Wie al een - of meer - bundels van Theo van Rijn heeft gelezen is alleen maar blij dat hij het volhoudt om ’flauwekul’ te schrijven! Hij doet dat namelijk in een mooie stijl, met veel woordgrapjes, en spitsvondigheden. Ironisch vaak, want zelfspot is zijn uitgangspunt.
Zittend op een bankje, wandelend in een hondenlosloopgebied, beziet hij de wereld om hem – en de hond – heen, waarna hij er een kort verhaaltje, een anekdote, van maakt zodat hij ons, lezers kan laten meegenieten.
De verhalen zijn autobiografisch, maar niet 100 % op waarheid berustend. Gelukkig maar, je zou gaan denken dat er ergens een draadje los zit. Hoewel het natuurlijk ook leuke verhalen kan opleveren, zoals de gesprekken die hij voert met de leasehond.
‘Je mag wel doorlopen hoor, spoorde ik hem aan. ‘Eigenlijk wil ik gewoon weer lekker naar huis,’ repliceerde de hond. ‘Maar het is echt hondenweer’, reageerde ik, ‘daar houden jullie toch zo van?’ ‘Hoe de mensen daar ooit bij gekomen zijn, is mij een godsraadsel. Het is prima weer om je goudvissen of guppy’s uit te laten. Die worden daar blij van. Maar zie ik er uit als een vis?’ beet Bodhi me toe.’
Ruim 50 verhalen die menigeen aan glimlach of een grijns zullen ontlokken. Uit het leven gegrepen, maar met net die bijzondere draai aan het gewone, om dan te eindigen met een extraatje.
Theo van Rijn (1956, Leidschendam) was tot en met maart 2023 de drijvende kracht achter uitgeverij LetterRijn, waarna hij het stokje overdroeg. Maar hij blijft betrokken als redacteur en vormgever.
En nu is er meer tijd (!) voor het schrijven van zijn kortverhalen.
Modderfukker is alweer de zesde verhalenbundel.
ISBN 9789493192850 | Paperback | 116 pagina's | Uitgeverij LetterRijn | november 2023
© Marjo, 24 januari 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Thee voor de geesten
Chris Vuklisevic
Als je langs de rivier de Vésubie ten noorden van Nice de bergen de Mont Bégou op gaat, kom je langs meerdere dorpjes. Kleine boerendorpjes, als Castagniers, Utelle, Le Colombier, Lantosque Roquebillière en nog hoger de berg op Bégoumas, het meest verborgen spookdorp.
De verteller van dit verhaal is de archivaris van Nice. Hij heeft de opdracht gekregen om uit te zoeken wat er met dat ene dorp gebeurd is. De inwoners van Bégoumas zijn namelijk om onverklaarbare redenen verdwenen. Dat is zeventig jaar geleden.
De verder naamloze archivaris vertelt ons over de tweelingzussen, die op de schapenboerderij geboren werden in 1940. Hij moet het doen met wat Félicité hem vertelde.
Het was een moeilijke bevalling. De moeder, Carmine, was al meer dan een maand over tijd, en toen de zussen zich dan eindelijk lieten zien, was het meteen duidelijk dat ook zij niet ‘normaal’ waren. De oudste werd Félicité genoemd, de (ongewenste) tweede Agonie. Bij het aangeven husselt de vroedvrouw de letters, zodat de naam Egonia genoteerd wordt.
Deze laatste had slechts één tand, bij de geboorte al aanwezig, en als zij sprak kwamen er vlinders of andere insecten uit haar mond. Als zij ergens spuwde, groeiden er planten met gigantische ranken en bloemen, die al het andere verstrikten.
Al toen de meisjes vijf jaar waren zorgden ze voor zichzelf; ze moesten wel want hun moeder verdween geregeld om dan weken weg te blijven.
De oudste gaat naar school, de jongste niet. Duidelijk is waarom niet.
Félicité gaat naar het lyceum in Nice, waar ze Marine leert kennen, de theeoloog die haar alles zal leren over thee, en over fantotactiel serviesgoed. Samen reizen ze de wereld over, op zoek naar thee. En dan vergeet ze haar moeder en haar zus, die ze beloofd heeft geregeld terug te komen.
Later zal ze een eigen winkeltje hebben in Nice: een detectivebureau ‘voor schimmen, dolende en dwalende geesten’.
Daar komen mensen die nog iets willen van de mensen die hen onlangs ontvallen zijn. En dan begint Félicité met haar theeritueel.
‘Eerst vulde ze de fluitketel. Wachtend op het eerste borrelen van het water koos ze daarna een theepot uit van de tientallen die langs de muur stonden, op commodes en in raamkozijnen, in alle vormen die je kunt bedenken – een pompoen met een plantenhandvat, een dame in rokken, een vleugelpiano, een huisje met een strodak, een zwaan, en verder ronde, ovale, in peervorm, van koper, van keramiek, van gietijzer, van porselein, van klei, dunne, dikke, witte, gekleurde, vergulde – goed, ja snapt het, veel theepotten. Vervolgens haalde ze de koppen tevoorschijn. Daar bleek ze een stuk minder kieskeurig over te zijn: ze pakte er gewoon een paar en zette ze op niet bijpassende schotels.
Behalve voor de schimmen natuurlijk. Het servies dat voor de spoken bedoeld was, zat in een koffertje dat niet veel groter was dan een woordenboek. Wanneer ze het opende zag je daarbinnen de kleur van een hart dat klopt. Elk kopje, elk schoteltje, elk lepeltje rustte er in zijn fluwelen nest. Ze haalde ze er een voor een uit alsof het breekbare eieren waren; het liet de donsachtige stof dansen…’
Maar er zijn ook haar eigen schimmen. En haar moeder en haar zus. Een familie met geheimen, die ontsluierd moeten worden.
Een verhaal over thee. Over theepotten, die eigenzinnig zijn, moeilijk onder controle te houden (het antwoord op de vraag waarom je toch altijd morst bij het schenken)
Over schimmen en familiegeheimen. Over magie, over schizofrenie, en natuurlijk over dat weerbarstige landschap in de bergen ten noorden van Nice.
Een wonderlijk verhaal dat je moet liggen, maar ben je er eenmaal in begonnen, dan leg je het niet meer weg. Het is een psychologisch verhaal, een fantastisch, surrealistisch verhaal, dat je meesleept. Neem er een kopje thee bij en verdiep je in het wonderbaarlijke leven van de zussen en hun voorouders.
Het is vlot geschreven, met vaak mooie zinnen, in korte hoofdstukken, met af en toe tussenstukjes waarmee de archivaris je even terug op aarde zet.
Bijzonder verhaal.
Chris Vuklisevic werd geboren in de Franse Rivièra, maar woont nu in Ierland. Ze is podcasthost en schrijver, en won met haar debuut diverse prijzen. Thee voor de geesten is haar tweede boek, en het eerste dat in het Nederlands wordt vertaald.
ISBN 9789401620888 | Paperback | 368 pagina's | Uitgeverij Xander | november 2023
Vertaald uit het Frans door Mariella Manfré
© Marjo, 11 maart 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Morisaki's boekwinkel
Satoshi Yagisawa
Takako krijgt op een dag van haar vriend te horen dat hij gaat trouwen met hun collega! Haar wereld stort in. Ze neemt ontslag en weet met haar leven geen raad.
En dan belt Satoru, haar oom. Waarom komt Takako niet bij hem boven de boekwinkel wonen? Het is gratis en bovendien kan hij wel wat hulp gebruiken.
Oom Satouru woont in Jinbõchõ, een district van Tokio, Japan, dat bekend staat als Tokio's centrum van tweedehandsboekwinkels en uitgeverijen. Hij heeft zijn winkel compleet volgestouwd met ca. 6000 boeken.
Boekwinkel Moriski is een begrip in de wijk. Oom Satoru is gespecialiseerd in vroegmoderne letterkunde. Elke winkel heeft zijn eigen specialisatie. Maar Takako houdt helemaal niet van lezen. De eerste tijd slaapt ze alleen maar in het kleine kamertje boven de winkel. Het enige wat ze doet is de winkel openen en wachten tot oom komt om vervolgens weer te gaan slapen. En dan, uit pure verveling, pakt ze maar eens een boek en begint te lezen... En ze blijft lezen. Het ene na het andere boek verslindt ze.
Ondertussen begint haar nieuwe leven ook vorm te krijgen. Ze ontdekt de bijzondere buurt met al zijn boekwinkels, ontdekt de 'koffiezaakjes' wordt zelfs vaste klant en langzamerhand ontwaakt ze uit haar lethargie en begint zowaar te genieten. Haar bijzondere, excentrieke en energieke oom helpt haar daarbij. Met de verhalen over zijn onrustige leven en vele reizen leert ze dat er meer is dan de kleine wereld waarin zij is grootgebracht.
Het lijkt een simpel verhaal maar een goede schrijver kan zelfs bijvoorbeeld over een bloemknop een boeiend verhaal schrijven en die kunst beheerst Satoshi Yagisawa ook. Hij weet een sfeer te creëren die je van de Japanse wijk en haar bijzondere inwoners laat genieten. Het boek heeft niet het verstilde wat Japanse verhalen zo kenmerkt, maar er is wel rust en bedachtzaamheid. Doordat de schrijver de bijna letterlijk ingeslapen Takako tegenover de intens levende Satoru heeft gezet, blijft het verhaal boeiend en levendig.
Natuurlijk is het ook een pluspunt dat het verhaal zich afspeelt in een heel bijzondere (echt bestaande) boekenwijk, een wijk waar een ware boekenliefhebber van droomt. Dat geeft alles nog dat beetje extra. Achterin het boek staat een lijst van de schrijvers die in het boek genoemd worden.
Fijn boek om te lezen
Satoshi Yagisawa (1977) debuteerde in 2009 met Morisaki's boekwinkel. Het boek is in Japan verfilmd en kreeg de Chiyoda Literatuurprijs
ISBN 9789029097963 | Hardcover met stofomslag | 205 pagina's | Meulenhoff | 9 januari 2024
Vertaald door Jacques Westerhoven
© Dettie, 12 februari 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Olive & Jo
Jennifer Wright
Een vriend heeft te allen tijde lief, en een broeder wordt in benauwdheid geboren.
Zo begint het bijzondere verhaal van Olive en Jo. Twee meiden met een totaal ander karakter die tijdens de Tweede Wereldoorlog ongewild met elkaar in aanraking komen en de gevolgen van deze oorlog de rest van hun leven mee moeten dragen.
De ranch waar Olive als klein meisje opgroeide en zij zich veilig voelde, wordt in 1944 door het Amerikaanse leger in beslag genomen. Waarom? Dat blijft heel lang onduidelijk voor tiener Olive, maar ook voor ons als lezers. Auteur Jennifer Wright weet de geheime missie van het leger heel lang als een dreigend iets boven het verhaal te laten hangen. Pas aan het einde van het boek wordt alles duidelijk en vallen er heel veel puzzelstukjes op zijn plaats.
Olive wordt door haar moeder en stiefvader verbannen naar Alamogordo, een stadje in Nieuw-Mexico. Daar woont haar oma en daar zal ze veilig zijn. Duidelijke communicatie ontbreekt en Olive ervaart het allemaal als een afwijzing. Als ook nog blijkt dat haar oma aan het dementeren is en zij voor haar moet zorgen in plaats van andersom, wordt Olive echt opstandig.
En dan ontmoet zij Jo, de dochter van de sergeant die haar ouderlijk huis heeft ingevorderd. Hoe aardig en vol vertrouwen Jo ook is, nooit zal ze vrienden met haar worden! Want een echte vriend is iemand op wie je kunt rekenen en die je kunt vertrouwen. Het is iemand die, net als een broer of zus met wie je close bent, loyaal en zorgzaam is, die voor je klaarstaat in moeilijke tijden. Als je je best doet voor een vriend die het moeilijk heeft, doe je precies wat een echte broer of zus zou doen. En de band die zulke vrienden bindt, wordt niet verzwakt door beproevingen. Hun vriendschap wordt dan juist sterker omdat hun liefde en respect voor elkaar toenemen. En ook al wil Olive zo’n vriendschap nooit met Jo sluiten, is dat toch wat ze gaat ervaren:
Haar bleekblauwe ogen waren groot en oprecht en een van haar mondhoeken krulde omhoog in een halve glimlach. Dit meisje had niets – en alles tegelijk. Haar huis was leeg, maar haar hart was vol. En om de een of andere reden maakte ze zich meer zorgen om mijn verdriet dan om haar eigen deprimerende, overweldigende werkelijkheid.
Ze was een vriendin. Dat kon ik nu wel toegeven. Een echte vriendin. Misschien wel de eerste die ik ooit gehad had.
Het verhaal vanuit Olive’s oogpunt lees je in de ik-persoon en vindt plaats in 1944 en 1945. Het verhaal vanuit Jo gezien lees je in de derde persoon enkelvoud en vindt plaats in 1952. Pas aan het einde van het boek komen de verhalen samen op 16 juli 1945.
Jennifer Wright weet de verhalen van beide meiden zo pakkend te schrijven dat het je als lezer niet koud laat. Het is zelfs hartverscheurend om te lezen. Ook weet ze de plots zo boeiend te schrijven dat je het boek eigenlijk in één keer wilt uitlezen.
Die eerste zin waar het boek mee begint, geeft precies weer waar het hele verhaal van Olive & Jo om draait: wat er ook gebeurt, een vriend heeft te allen tijde lief.
ISBN 978 90 297 3545 2 | NUR 302 |Paperback | 332 pagina’s | Uitgeverij KokBoekencentrum | januari 2024
Olive & Jo is vertaald door Marianne Locht.
© Els ten Voorde, 5 februari 2024
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Het Adrianusdossier
Historische roman
Joris Tulkens
Dit boek gaat over paus Adrianus VI (in 1522 de eerste en enige Nederlandse paus uit de kerkgeschiedenis) en diens secretaris en vertrouweling Dirk van Heeze (1485-1555).
De lezer van dit boek doet er, als hij minder goed thuis is in de 16e-eeuwse geschiedenis, goed aan om met behulp van google de biografie van deze twee hoofdpersonen eropna te lezen. Gewapend met die kennis is dit boek uitstekend te lezen.
Het is een historische roman. Feiten zijn dus gemixt met fictie. De auteur heeft dat voortreffelijk gedaan. Zijn kennis van zaken staat buiten kijf, de dialogen zijn sprankelend en het boek heeft een hechte structuur. Het is moeilijk uit te maken waar fictie begint en de feiten naar de achtergrond verdwijnen. Het is dus een geloofwaardig verhaal geworden.
In 1522 konden de kardinalen het niet eens worden over de benoeming van een nieuwe paus. De voorzitter van het conclaaf liet daarop de maaltijden, die via een draailuikje in de kapel naar binnen werden geduwd, drastisch inperken. Droog brood en nagenoeg uitgedoofde kachels moesten bewerkstelligen wat de Heilige Geest niet kon klaarspelen” (blz. 162). Een prachtige zin, waar de ironie van afdruipt! Het conclaaf koos uiteindelijk voor een niet-Italiaan, iemand die ze niet kenden en die nog nooit in Rome was geweest.
Paus Adrianus kwam aan het bewind in een tijd dat de kerk schudde op z’n grondvesten. Zijn voorganger Leo X, “was de meest verspilzuchtige en goddeloze paus die Christus’ Kerk ooit heeft gekend. Hij was al kardinaal op zijn veertiende” (blz. 180).
Humanisten, Erasmus voorop, kritiseerden het morele verval binnen de kerk. Luther sloopte bovendien de leerstellige uitgangspunten van de kerk. Allerwege klonk de roep om hervormingen. Paus Adrianus wilde daaraan tegemoetkomen, maar komt in zijn pontificaat dat slechts een jaar duurde niet verder dan een eerste aanzet. En hij stuitte ook nog eens op fel verzet van vooral de Italiaanse kardinalen.
De auteur vertelt het verhaal vanuit vele perspectieven.
Secretaris Dirk van Heeze legt een dossier aan over de paus. Tijdgenoten die hem goed hebben gekend vraagt hij om een beoordeling. Samengevoegd leveren de schetsen een compleet beeld op van de persoon en diens beleid;
Gevormd in zijn jeugd door de Moderne Devotie kiest Adrianus voor het ideaal van ‘een arme Kerk’. Hij nodigt Erasmus uit om de pen op te nemen tegen Luther en de Kerk te verdedigen. Tegelijk keert hij zich tegen corruptie binnen de Kerk waarin kardinalen ambten tegen betaling aanbieden. Ook laat hij niet langer toe dat geestelijken samenleven met een concubine en daarvoor een soort boete betalen aan de kerk. Hij staat op handhaving van het celibaat.
Het komt allemaal dus niet van de grond, ook al was Adrianus wel capabel en had hij ook laten zien over politieke en diplomatieke kwaliteiten te beschikken. Maar de Romeinse bevolking accepteert hem niet vanwege zijn niet-Italiaanse herkomst. De kardinalen intrigeren tegen hem. Europese vorsten willen de paus voor hun kar spannen. Spilzieke pausen, zoals voorganger Leo X, hadden de kerk opgezadeld met een schuldenberg, de Ottomaanse Turken waren een grote bedreiging voor Centraal-Europa.
De problemen waren dus vele en diepgeworteld.
Direct na het overlijden van Adrianus gingen geruchten rond dat hij vergiftigd zou zijn. Het is nooit bewezen, maar niet onmogelijk gezien de Vaticaanse intriges. Zo schrijft ook Tulkens erover.
De paus liet zijn bezittingen na aan de armen en wenste een sobere begrafenis. De kardinalen vergaten hem snel en vielen weer terug op de vertrouwde lijn om een Italiaan uit het machtige geslacht van de Medici te kiezen als opvolger van Adrianus. Met een hervormingsgezinde koers binnen het Vaticaan was het voorlopig afgelopen.
Al met al een mooi boek dat heel plezierig leest en je steekt er ook nog wat van op.
Joris Tulkens (1944) is een Vlaams auteur van psychologische, historische en misdaadromans. Hij heeft filosofie en filologie gestudeerd in Leuven, is leraar geweest, maar concentreert zich vanaf 2010 op het schrijven van politieke thrillers en historische romans. De focus ligt op de 16de eeuw.
ISBN 9789464711622 | Paperback | Omvang 269 blz. | Uitgeverij Sterck & De Vreese | 20 januari 2024
© Henk Hofman, 24 januari 2024.
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER
De droom die we delen
Sadeqa Johnson
‘Twee jonge, ambitieuze zwarte vrouwen vechten voor hun geluk’ is de aanhef op de achterflap van De droom die we delen. En dat klopt. In het ene verhaal volgen we Ruby en in het andere Eleanor. Beiden zijn zwart, beiden hebben de ambitie om een ander leven te gaan leiden dan hun ouders en beiden krijgen te maken met veel weerstand. Op een bijzondere manier komen deze verhalen samen.
Sadeqa Johnson schetst de situatie zo beeldend dat je als lezer vanaf de eerste tot de laatste bladzijde geboeid blijft. Eigenlijk zou je willen dat het verhaal verder gaat. Hopelijk volgt er nog een tweede deel!
Ruby is 15 jaar als het verhaal begint en ze doet er alles aan om een beurs te krijgen om naar de universiteit te kunnen. Ze wil optometrie gaan studeren, omdat haar oma blind is geworden en zij dat bij andere mensen wil gaan voorkomen. Samen met elf andere zwarte leerlingen uit de staat Philadelphia is ze geselecteerd voor het We Rise-programma van de Armstrong Association. Eén van hen zal de felbegeerde vierjarige volledige beurs voor de Cheyney Universiteit, de oudste zwarte universiteit van het land, toegewezen krijgen. Om die beurs te bemachtigen moet ze in alle opzichten feilloos zijn.
Eleanor gaat al naar de Howard Universiteit. Haar ouders werken enorm hard en veel om dit te kunnen bekostigen. Zelf heeft ze ook een baan om ervoor te zorgen dat ze kan blijven studeren. Heel graag wil ze lid worden van vrouwenstudentenvereniging Alpha Beta Chi, maar als ze daarvoor afgewezen wordt en het blijkt dat dit door haar huidskleur komt, verandert dit haar leven.
‘Lieverd, iedereen weet dat ze alleen maar meisjes uitkiezen met haar dat zo recht is als een liniaal en een huid die lichter is dan een papieren zakdoek. Onder welke steen heb jij gelegen?’
Nadine ging op haar bed zitten en klopte op haar gouden sigarettendoosje. ‘Soms gedraag jij je alsof Ohio op een andere planeet ligt.’
Eleanor had de geruchten over de ABC’s gehoord, maar ze had die ook precies als zodanig aan de kant geschoven: als geruchten. Ten eerste omdat het gewoon belachelijk was om mensen te beoordelen op basis van hun huidskleur en ten tweede omdat ze ten minste twee meisjes kende die niet voldeden aan Nadines beschrijving. ‘Millicent is een ABC en haar huid is nog een tint donkerder dan de mijne.’
‘Millicents vader is een rechter. Ze stamt uit een familie met oud geld.’ Nadine stak haar Chesterfield aan. ‘Haar moeder was lid van de ABC’s, en haar beide ouders hebben aan de Howard Universiteit gestudeerd. Dat wordt nalatenschap genoemd.’
Dat had Eleanor zich niet gerealiseerd. Deze manier van leven was helemaal nieuw voor haar. Ze wendde haar blik af en bestudeerde zichzelf in de spiegel die rechts van de deur hing. Haar gezicht was nog steeds vlekkerig van de tranen. Ze had een warme, bronskleurige huid, een brede neus, hoge jukbeenderen en een flinke bos met haar.
Het is voor Eleanor een eyeopener dat zelfs zwarte mensen zichzelf op basis van huidskleur van elkaar onderscheiden. Ruby heeft juist te maken met het onderscheid door blanke mensen.
‘Met haar trouwen? Ze is een gekleurd meisje, jij blinde dwaas.’
‘Ze is zwart, mam, en dat maakt ons niets uit.’
‘Het maakt wel uit! Je bent de erfgenaam van onze familie. Hoe kun je onze naam zo bezoedelen?’
De worsteling met hun huidskleur en de gevolgen van het zwart-zijn is het belangrijkste thema van dit boek.
Het verhaal van Eleanor dat in de derde persoon enkelvoud wordt verteld, wisselt zich af met het verhaal van Ruby dat in de ik-persoon wordt verteld. Aan het einde van het boek komen beide verhalen samen en heeft het een verrassend slot.
Sadeqa Johnson is een schrijfster die ik in de gaten ga houden!
ISBN 978 90 239 6193 2 | NUR 302 | Paperback | 445 pagina’s | Uitgeverij Mozaïek | december 2023
De droom die we delen is vertaald door Carola van der Kurk - de Boer.
© Els ten Voorde, 24 januari 2024
Lees de reacties op het forum, en/of reageer, klik HIER