Non-fictie

Dominiek Dendoove

De vergeten soldaten van de Eerste Wereldoorlog
Dominiek Dendoove


Wie de plaatsen bezoekt van de monumenten en begraafplaatsen van de Eerste Wereldoorlog, kan zien dat daar niet alleen slachtoffers herdacht worden die behoorden tot de strijdende partijen, te weten de geallieerden en de Duitsers. Je ziet er ook vreemde buitenlandse en exotische namen. In totaal waren er zo’n zestig verschillende culturen vertegenwoordigd in de verschillende legers.


Aan beide zijden werd de afgelopen honderd jaar gemakshalve vergeten of genegeerd dat er ook groepen mensen met een andere cultuur bij de oorlog betrokken waren.
Zo is niet veel bekend van de grote groepen Indiërs (138.000, waarvan bijna 35.000 slachtoffers) en Chinezen (140.000, geschat wordt 20.000 slachtoffers). Zij waren ondergeschikten, werden veelal ingezet als kanonnenvlees, of als arbeiders, vooral voor opruimwerkzaamheden. Ook voor India en China waren zij niet van belang, hun inzet in Europa had geen enkel politiek gevolg in het Oosten. Historicus Dominiek Dendooven heeft onderzoek gedaan naar deze twee groepen Aziaten.


‘Oorlog gaat eerst en vooral over menselijk lijden. Door alleen te focussen op een politiek niveau, zoals staats vormen (of naties) worden de individuen die dit meemaakten tot op zekere hoogte ontmenselijkt en als niet-actieve actoren beschouwd. Alleen door individuele ervaringen te integreren  vermijden we uit het oog te verliezen wat oorlog met mensen doet.’


Zijn boek is dan ook grotendeels gebaseerd op getuigenverslagen, van de betrokkenen zelf en van de allochtonen die met hen te maken kregen. Dat is niet eens zo veel te vinden, gebleken is dat de Belgen en Fransen nauwelijks aandacht besteedden aan uitheemse mensen. Zij waren gewoon een van de onderdelen van de oorlog die hen in zoveel opzichten al raakte, dat het niet uitmaakte of een soldaat of arbeider Engels- of anderstalig was, vreemd waren ze allemaal. En de buitenlanders zelf, als ze al brieven schreven of een journaal bijhielden, dan is dat veelal verloren gegaan.


Dendooven behandelt in het eerste deel van zijn boek de Indiërs. Zij waren vooral in Britse dienst, India was een onderdeel van de Britse Gemeenschap. Het toenmalige India omvatte de huidige staten Pakistan, India, Bangla Desh en Nepal.
Wat verwachtten de Indiërs, als ze zich naar het verre onbekende lieten transporteren: in deze vreemde omgeving, in een klimaat dat zo anders was, met mensen die zich anders gedroegen. De Vlamingen en Fransen kenden bijvoorbeeld niet de hygiëne die de Indiërs als noodzakelijk beschouwden – afgezien van het feit dat hygiëne zo goed als onmogelijk was in de loopgraven.


Daar in die loopgraven raakte trouwens iedereen ontmenselijkt: er was totaal geen privacy, je kon niet anders dan samen slapen, samen eten, samen de latrine delen. Er was dan ook nog het probleem van de taal. Beheerste een Indiër al een beetje de Engelse taal, dan kenden de Fransen en Belgen die niet. Ook behoorden de Indiërs niet allemaal tot dezelfde bevolkingsgroep en kon het zijn dat ze elkaar niet eens verstonden. Hun superieuren waren vanuit de Britse kolonie gewend hen te beschouwden als ondergeschikt.


En dan was er nog de oorlogservaring zelf: onder vuur genomen worden, niet of nauwelijks getraind als soldaat, versnipperd verdeeld over het front, met de wetenschap dat zij niet gerepatrieerd zouden worden maar begraven - tegen hun cultuur! - In vreemde grond.
Een deel van hen kwam naar Europa omdat ze schulden af moesten lossen, een deel om iets van de wereld te zien, een deel werd gerekruteerd door missionarissen. Hun leeftijd was zeer divers, velen ook te jong of te oud om van nut te kunnen zijn.
Zoals gezegd ‘schoten ze er weinig mee op’ dat ze in den vreemde streden. De Britten weigerden hen 'als beloning' meer zelfstandigheid te verlenen. Er was wel enige bewustwording, maar dat bleef vooral van individuele aard. Het had nog enige tijd nodig voor de nationalisten hun wens in vervulling zagen gaan. De vraag is ook of dit zonder deze oorlog anders was geweest.


Voor de 140.000 Chinezen lagen de zaken grotendeels gelijk. Alleen werden zij hoofdzakelijk gerekruteerd als arbeiders: om munitie te sjouwen en doden begraven. Ook voor hen was er de cultuurschok en ook zij werden als minderwaardig beschouwd. De ‘koelies’ waren evenwel geen Brits onderdaan. Van hen werkten er 40.000 voor de Fransen en 94.000 stonden er onder Brits bevel. Er werden speciale kampen opgericht voor de Chinezen. (Indiërs werden gehuisvest zoals de Britten)


Chinezen  vertrokken uit hun vaderland vanwege het avontuur, of om slechte omstandigheden thuis te ontvluchten. Onder hen zat ook nogal wat gespuis, er was geen strakke leiding en de omstandigheden waren verleidelijk: bij het opruimen van de slagvelden raapten zij ook wapens op.
Het werk dat zij deden was behoorlijk zwaar: het waren vooral de Chinezen die de menselijke resten op het slagveld bijeen moesten rapen. Wat dat met een mens doet, valt niet eens te raden.
De hoop op verbetering in het thuisland werd net als bij de Indische groep veelal de kop ingedrukt. Bij de vredesbesprekingen werden beide groepen genegeerd.


Hoewel het een goed lopende en absoluut zeer interessante tekst betreft is het een vrij pittig relaas over twee onderbelichte groepen die tijdens  en enkele jaren na de Grote Oorlog het gebied Vlaanderen, Noord-Frankrijk mede bevolkten. Er is natuurlijk sprake van vele feiten, maar gelukkig is er een afwisseling met getuigenverklaringen (brieven en dagboekfragmenten) en er zijn foto(katernen).


Dominiek Dendooven is historicus en wetenschappelijk medewerker van het In Flanders Fields Museum. Hij bestudeert er onder meer de geschiedenis van niet-Europese troepen tijdens de Eerste Wereldoorlog.


ISBN 9789462671607 | Paperback | 317 pagina's | Uitgeverij Epo| mei 2019

© Marjo, 11 september 2019

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER