Non-fictie

Joan Didion

Het jaar van magisch denken
Joan Didion


In dit boek beschrijft de Amerikaanse schrijfster haar ervaringen en gedachten van een jaar waarin haar man plotseling overleed en vrijwel tegelijk haar dochter in coma raakt (maar hier wel weer goed uitkomt).


In het begin beschrijft zij hoe een gewone dag ineens van karakter verandert en zij vergelijkt haar persoonlijke ervaring met de dag van 11 september toen er een aanslag op de Twin Towers werd gepleegd. Mensen zeiden later dat het een mooie najaarsdag was en die ervaring is er vaker, tot het moment dat alles onomkeerbaar verandert. Zo laat Joan zien hoe haar man gewoon aan tafel zat en daar ten gevolge van een hartaanval overleed.


Met veel aandacht voor details beschrijft ze de komst van de eerste hulp, de blikken zonder woorden die achteraf zo veelzeggend zijn en in feite al antwoord geven op die ene allesbepalende vraag. De vele korte, krachtige zinnetjes waarin alles wordt gezegd, zoals deze: “John was aan het praten, en toen niet meer”, pagina 11 zijn indringend.


Vervolgens is er de gang naar het ziekenhuis, de onderzoeken en de sociaal werker die haar opvangt . Het zijn ook hier de details waaruit de ernst van de situatie duidelijk wordt:  “…. en ik denk dat ik het op dat moment geweten moet hebben”, pagina 13. Daarna is er de thuiskomst met vooral de stilte. Nauwgezet beschrijft Joan herinneringen aan haar man, gebeurtenissen van vroeger komen boven, van alles gaat in haar gedachten voorbij. Opnieuw zijn er veel details als ze zijn kleding en persoonlijke voorwerpen benoemt.


Die alledaagse onderwerpen worden in dit boek steeds afgewisseld met meer beschouwende gedeelten waarin ze schrijft over haar verdriet en wat dit met haar doet. Persoonlijk vind ik dat de betere gedeelten uit haar boek omdat ze de lezer meer meegeven. Er zitten mooie gedachten van levenswijsheid in zoals deze:


“Diep verdriet of rouw is anders. Bij rouw is er geen afstand. Rouw komt in golven, in uitbarstingen, in plotselinge angst die je knieën doet knikken, je ogen verblindt en het dagelijkse van je leven wegvaagt”, pagina 25.


Joan beseft dat ze op anderen rustig en rationeel overkomt maar ervaart zelf dat de werkelijkheid ánders is. Haar man krijgt een uitvaart met een religieus karakter maar ze heeft een wat dubbele relatie tot het geloof. Fascinerend om te lezen is haar tocht door de literatuur waarin ze verslag doet van allerlei boeken over afscheid en rouw die ze tegenkomt. Hierbij verwoordt ze steeds wat ze hier uit leert. Ook leest Joan poëzie en overal vindt ze wel woorden die haar de weg wijzen.


Het boek getuigt van een sterke behoefte van de auteur om zich vooral te oriënteren en te zoeken naar inzichten waaraan ze zich kan spiegelen. Ook doet ze allerlei ontdekkingen die haar eigen houding bevestigen:


“Mensen die pas iemand hebben verloren, hebben een bepaalde blik over zich, misschien alleen herkenbaar voor wie die blik kent van het eigen gezicht”, pagina 65.


De herinneringen aan haar man, haar dochter en de meer beschouwende gedeelten lopen in dit boek nogal door elkaar. Dat komt op de lezer soms wat onduidelijk over. Het boek mist een duidelijke structuur, het maakt de indruk van aantekeningen in een dagboek die per dag anders zijn en in dit boek achter elkaar zijn gezet. Een grote doorgaande lijn waarin onderwerpen waren gebundeld, was de helderheid van het boek ten goede gekomen.


Het wordt de lezer echter wel duidelijk dat zij in dit jaar veel heeft meegemaakt en dat er in haar geest veel onrust was. Joan heeft ervaren dat rouw in werkelijkheid heel anders is dan de voorstelling die zij – evenals veel andere mensen – zich daar vooraf van maakte. Een zin als “Ik heb er moeite mee mezelf als weduwe te zien” is in dit opzicht veelzeggend.


ISBN 978902950735 | Paperback | 205 pagina’s | De Arbeiderspers | mei 2020

© Evert van der Veen, 28 mei 2020

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER