Non-fictie

Magnus Brechtken

Albert Speer
Een Duitse carrière
Magnus Brechtken


In 1942 benoemde Adolf Hitler de architect Albert Speer (1905-1981) tot minister van Bewapening. In die functie was Speer verantwoordelijk voor de productie van tanks, kanonnen, munitie en ander oorlogsmateriaal. Hij maakte daarbij op grote schaal gebruik van dwangarbeiders, die hun werk onder gruwelijke omstandigheden moesten doen. Speer was zo effectief in zijn werk dat hij volgens sommige historici de oorlog met een jaar heeft verlengd.


Voordat hij minister werd, was Speer de favoriete architect van Hitler en smeedde het tweetal grootse plannen voor de herbouw van steden als Berlijn en Linz. Speer verkeerde dus jarenlang in de directe omgeving van Hitler en was een vertrouweling van hem.


Volgens het hier te bespreken boek was Speer op macht en geld uit. Hij zag zijn kansen binnen de NSDAP liggen en werd al vroeg, nog voor Hitler in 1933 aan de macht kwam, lid van de partij en trad kort daarna toe tot de SS. Een tijdlang heeft Speer zich zelfs als een kansrijke opvolger van Hitler gezien. Toch wist deze man tijdens het strafproces in Neurenberg (1946) de doodstraf te ontlopen en kwam hij ervan af met ‘slechts’ twntig jaar gevangenisstraf. Hoe kon dat gebeuren?


Volgens biograaf Magnus Brechtken is Speer erin geslaagd een beeld van zichzelf neer te zetten als de vakminister, de technocraat, die zich bezighield met productiemethoden, efficiency, reorganisaties, schema’s en statistieken. Met de Jodenvervolging had hij niets te maken en daar had hij volgens eigen zeggen zelfs geen weet van gehad. De inner circle rond Hitler was ingewijd. Mannen als Göring, Himmler en Goebbels. Wie er niet mee te maken had, zoals Speer, hoorde er ook niets over.


Magnus Brechtken onderzoekt in dit boek hoe Speer eerst een carrière opbouwt als architect en minister van Bewapening. Daarna ontleedt hij minutieus hoe Speer na de oorlog aan een tweede carrière bouwt. Speer presenteert zich als ‘de goede Nazi’. Hij schrijft boeken, komt op de televisie en geeft interviews aan kranten. Speer schaaft aan zijn imago en wordt algauw in binnen- en buitenland gezien als de sympathieke man, de geniale manager die de wapenproductie van het Derde Rijk omhoog wist te stuwen, maar zelf schone handen behield. Speer kreeg opvallende medestanders die hem hielpen om dit beeld uit te dragen. Joachim Fest bijvoorbeeld, die door Speer ‘beloond’ werd met verhalen over Hitler die Fest weer kon verwerken in zijn boeken.


Brechtken laat geen spaan heel van dit beeld. Hij toont aan dat Speer nauw optrok met Himmler. Himmler leverde de dwangarbeiders die Speer in zijn fabrieken en werkkampen de dood injoeg. Speer heeft zelfs actief aan de Jodenvervolging bijgedragen door in Berlijn duizenden Joden uit hun huizen te jagen in het kader van zijn bouwplannen.


Het boek van Brechtken telt bijna 1000 bladzijden. De eerste 300 bladzijden gaan over de jaren tot 1945. Daarop volgen 300 bladzijden over het leven van Speer in de gevangenis van Spandau en zijn laatste levensjaren in vrijheid. Vervolgens nog eens 300 bladzijden met de noten, verdere literatuur en het register.
Brechtken heeft zich er dus niet gemakkelijk vanaf gemaakt – in tegenstelling tot veel anderen, die klakkeloos het verhaal van Speer overnamen.
Dat Duitsers Speer niet als oorlogsmisdadiger wilden zien, valt nog te verklaren. Maar dat Speer ook in Engeland en de Verenigde Staten populair werd, is vreemd. Het is dat de Russen hun medewerking weigerden, anders was Speer nog vervroegd vrijgekomen.


Om verschillende redenen is dit een waardevol boek. Ik noem er drie. Het is een ontzettend minutieus en gedegen onderzoek. Het boek prikt een mythe door. En het boek gaat uitvoerig in op de jaren 1945-1981. Die periode van 1945-1981 is van cruciaal belang. De meeste biografen besteden alle aandacht aan de jaren dat Speer minister was, de jaren daarna zijn een aanhangsel. Het is echter ontzettend interessant te lezen hoe Speer in feite met ‘nepnieuws’ kwam en hoe lichtvaardig mensen zijn verhaal voor zoete koek slikten.
In de boeken van Chaja Polak, Paula Bermann en Roxane van Iperen lezen wij dat Joden beseften welk lot hun wachtte als zij in Duitse handen vielen. En Speer zou van niets hebben geweten? Hij hoorde toch ook hoe Hitler, Goebbels en Himmler in hun toespraken tierden over Joods ongedierte dat je moest verdelgen. Het is bijna griezelig om te lezen hoe weinig kritisch mensen zijn. In feite is men hier weer een gewillige prooi geweest van een volksmisleider.


Pas na de dood van Speer barst de bom. Er komt informatie vrij waarmee het beeld van ‘de goede nazi’ onhoudbaar wordt. Bovendien schoffeert Speer zijn vrouw Margarete. Rond de jaarwisseling van 1979-1980 krijgt Speer een brief van een getrouwde Duitse vrouw in Engeland, moeder van twee kinderen. Deze vrouw wordt de minnares van de bejaarde Speer. Margarete had bijna zes decennia alles mee moeten maken, het gezin bijeengehouden en zes kinderen opgevoed. ‘Ik had haar nooit zien huilen’, schreef een dochter, ‘maar nu huilde ze’. Dit verhaal is tekenend voor het karakter van Speer.


Ik heb veel waardering voor deze vuistdikke biografie en veel respect voor het zorgvuldige onderzoek van Brechtken. De auteur is hoogleraar geschiedenis en adjunct-directeur van het Institut für Zeitgeschichte in München.


ISBN 9789400405653 | Hardcover | 976 bladzijden | Uitgeverij Thomas Rap | april 2018
Vertaler: Hans van Riemsdijk

© Henk Hofman, 30 januari 2019

Lees de reacties op het forum en/of reageer. Klik HIER