Bouwen in Indonesië 1600-1960
Cor Passchier
In het voorwoord lezen we dat dit boek is bedoeld voor betrokken professionals, studenten en geïnteresseerden, zowel in Indonesië als in Nederland. Ik behoor tot de laatste categorie lezers, die van de geïnteresseerde. Het boek verschijnt ook in een Engelse uitgave, waardoor uiteraard nog een grotere groep geïnteresseerde lezers zal worden bereikt.
Het eerste hoofdstuk gaat over De Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) en toont een schilderij van Albert Cuyp van een VOC-koopman met zijn vrouw, waarbij op de achtergrond de stad Batavia, het huidige Jakarta, te zien is. In dit hoofdstuk zien we ook een aantal prachtige oude kaarten, waaronder die van de stad Ambon in 1687 en de stad Batavia in 1629 door Gelis Venant en in 1681 door Jan Jansonius. Zoals we in het boek kunnen lezen stichtten de kooplieden van de VOC in de zeventiende eeuw handelsnederzettingen, die soms uitgroeiden tot kunststeden. Die stichting en ontwikkeling van steden verliep niet planmatig, maar hing af van tal van bijzondere omstandigheden, zoals de geografische ligging, militaire overwegingen, de lokale machtsverhoudingen en de bevolkingsdiversiteit. Al deze factoren beïnvloedden het stadsplan en het karakter van de koloniale stad.
Door het gehele boek heen komen we oude kaarten van die steden tegen en verder uiteraard veel afbeeldingen van gebouwen op oude tekeningen, schilderijen en foto's, van destijds, maar ook hoe de gebouwen heden ten dage kunnen worden aangetroffen, voor zover zij nog aanwezig zijn. Soms worden die afbeelding van destijds en nu samen getoond, zodat de lezer het gebouw van destijds met die van de huidige tijd kan vergelijken.
Het middelste katern van het boek is getiteld De koloniale stad en is gewijd aan de bouwkunst in vijf steden, te weten Jakarta (het toenmalige Batavia), Surabaya (Soerabaja), Bandung (Bandoeng), Makassar en Medan. Prachtige gebouwen passeren de revue, waaronder het Preangerhotel, het kantoor van de Algemeene Maatschappij van Levensverzekering en Leefrente, waarvoor de kunstenaars Joseph Mendes da Costa en Jan Toorop het beeldhouwwerk en het tegelplateau bij de ingang vervaardigden. De pendopo van de regent aan de Alun-Alun, het Preangerhotel en het Institut Teknologi, de laatste drie allemaal te vinden in Bandung.
We zien ook het verval van sommige bouwwerken die in de koloniale tijd een functie vervulden, die in de huidige tijd ongemakkelijke gevoelens oproepen. Op bladzijden 57 en 58 zien we Fort Willem I te Ambarawa afgebeeld in vervallen staat en bij één van de foto's is het onderschrift opgenomen dat de natuur het fort langzaam maar zeker overneemt. Op een andere foto zien we bewoning en een waslijn met waaraan pas gewassen kleding is opgehangen. Het onderschrift luidt: kampung-vorming aan de buitenzijde tegen het fort. In de begeleidende tekst staat: Zo lijkt het fort symbool te staan voor het einde van een imperium. Daarmee laat Passchier zien dat ook de architectuur van een land haar historie dankzij haar gebouwen kan vertellen.
Dat zien we door het gehele boek heen en dat maakt dit boek, ondanks die ongemakkelijke gevoelens, wel heel bijzonder. We zien veel afbeeldingen van overheidsgebouwen uit de koloniale tijd, die in de loop der tijd andere bestemmingen hebben gekregen, zoals het voormalige stadhuis van Batavia waarin sinds 1973 het historische museum van Jakarta is gehuisvest. De schoonheid van veel van die gebouwen staat in schril contrast met de afschuwelijke omstandigheden waarin zij tot stand zijn gekomen. Toch kan je er als lezer niet onderuit om bij veel gebouwen te bedenken hoe bijzonder en zelfs hoe bijzonder mooi ze zijn. Neem bijvoorbeeld het prachtige gebouw op de voorkant van het boek, de Villa Isola in Bandung. Een ontwerp van Charles P. Wolff Schoenmaker die ten tijde van het ontwerp in 1932 al een bekende architect was een een groot en veelzijdig oeuvre aan gebouwen in Bandung, Semarang en Surabaya op zijn naam had staan.
Achterop het boek staat te lezen dat tegenwoordig het gebouwde erfgoed volop in de schijnwerpers staat. Gelukkig maar want dat gezamenlijke verleden is er en daarmee ook de gebouwen die die gezamenlijke geschiedenis heeft voortgebracht. Eveneens lezen we dat in de eerste jaren na de afhankelijkheid (ik neem aan dat hier onafhankelijkheid moet staan) er in het jonge Indonesië Nederlandse en Indonesische architecten werkten aan gebouwen voor de overheid en bedrijven. Vooral jonge Indonesische architecten zochten naar een nieuwe, meer internationale (ik schat in meer eigen) architectuurstijl.
Dit boek van Passchier is een prachtig document en naslagwerk. Ik heb ervan genoten en zal er in de toekomst ook nog erg van genieten als ik het opnieuw uit de kast pak om in te bladeren en te lezen.
Over de auteur: Architect-onderzoeker Cor Passchier (1945), was gedurende tientallen jaren betrokken bij onderzoek naar de Indonesische steden en het hergebruik van het gebouwde erfgoed. Dit boek beschrijft in het kort de geschiedenis van het bouwen en de ontwikkeling van de infrastructuur in Indonesië in de periode 1600-1960.
Zie ook het Inkijkexemplaar
ISBN 9789460224249 | Gebonden | 248 pagina's | LM Publishers | 2016
© Ria, 18 juli 2016
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER