De eeuw van Xi
Hoe China onze toekomst bepaalt
Stefan Blommaert
Xi is ‘in’: het boek van Dams is pas op de markt, nu komt dit van VRT-journalist Blommaert. Hij verbleef in Beijing vanaf het aantreden van Xi in november 2012 tot 2014.
Blommaert wil een aantal negatieve vooroordelen counteren, maar begint wel met het autoritaire systeem, de repressie van dissidenten, het gebrek aan vrijheden. Xi is in die 6 jaar steeds machtiger geworden door in de luwte te werken, de juiste connecties te hebben en geen fouten te maken. Nu is hij levenslang partijleider, president en legerleider.
Het boek begint eigenlijk in 1989, toen Blommaert voor het eerst in China was en de sfeer op Tiananmen meemaakte in mei. Helaas was hij er niet meer op 4 juni, toen de tanks ‘enkele honderden’/mogelijk tienduizend studenten doodreden, deels op het plein, grotendeels in de aanpalende straten (p. 31, 34). 25 jaar later, in 2014, kon hij Wu’erkiaixi interviewen, de nummer 2 van de gezochte leiders, die aanklaagt dat de overheid nu meer geld besteedt aan de onderdrukking van het eigen volk dan aan defensie en dat de westerse landen de dissidenten hebben verraden. Blommaert vertelt ook over Nobelprijswinnaar Liu Xiabo, die in 2008-2009 elf jaar cel kreeg voor zijn ‘Charter 08’, een oproep voor meer vrijheden en die in 2017 overleed aan kanker.
We krijgen ook voorbeelden van de campagne tegen corruptie, de omvang ervan (60 miljard € per jaar, p. 48) en de resultaten: op vijf jaar tijd verloren 1,4 miljoen ambtenaren, ook toppers zoals de voorzitter van Interpol, hun job.
Echte verkiezingen zijn er niet, tenzij voor gemeenteraden in dorpen en kleine stadjes. En zelfs dan bepaalt de partij tussen welke 1 à 2 kandidaten men mag kiezen (p. 52). En in elke werkplek zit een partijcel, die alles controleert (p.53). Vele Chinezen beschouwen democratie als iets buitenlands, dat niet verenigbaar is met hun cultuur. Maar ze betogen, staken en protesteren wel tegen wantoestanden, onteigeningen, vervuiling en corruptie. Jaarlijks zijn er zo 200.000 ‘massa-incidenten’ en dat aantal groeit. En tienduizenden sturen petities naar het ‘Staatsbureau voor Brieven en Bezoeken’.
Het hoofdstuk over pers, internet en censuur bevat veel bekende zaken, maar in de praktijk is het soms nog erger dan wij beseffen: Blommaert kreeg een lijst verbodsregels, werd geregeld gehinderd en afgeluisterd door de geheime dienst en door buurtcomités van de partij die alles controleren. Journalisten worden soms geslagen en mishandeld. En deze fenomenen zijn verergerd tijdens Xi. Artikels over verrijking door de elite leiden soms tot uitzetting uit China.
Voor de 200.000 Chinese journalisten zijn de regels nog strenger: zij moeten de ideologie van Xi met enthousiasme verspreiden. China staat op nummer 176 van de wereld voor persvrijheid, Noord-Korea op 180. De partij bepaalt welk nieuws in de krant, op de radio, op tv en op het internet mag komen. Alleen al in 2017 zijn 130.000 websites geblokkeerd door de grootste Firewall ter wereld met 2 miljoen medewerkers, dus niet enkel Facebook, Google en Twitter. En ook deze controle wordt elk jaar strenger. Ai Weiwei kon erover meespreken: 18 camera’s bewaakten zijn huis. Sinds 2017 woont hij in Duitsland en in 2018 is zijn atelier door bulldozers vernietigd (p. 89).
Hoofdstuk 3 gaat over de 55 erkende minderheden. Tibet is de bekendste ‘autonome regio’, maar journalisten raken er moeilijk binnen sinds de laatste opstand tegen de ingeweken Han-Chinezen in maart 2008. Al meer dan 150 Tibetanen hebben zichzelf in brand gestoken als protest tegen de Chinese overheersing, die veel materiële verbetering brengt, maar niet meer welzijn. De dalai lama zegt nu dat Tibet bij China wil blijven, maar met meer autonomie en meer respect voor de cultuur.
Xinjiang, 56 keer België, maar vooral woestijn, is wel toegankelijk, met vele controles. De Oeigoeren zijn er met 45%, de overheersende Han-Chinezen met 40%. Helaas plegen de Oeigoeren geregeld aanslagen, vooral de radicaal-islamitische die verbonden zijn met Al Qaida. In juli 2009 vielen er bijna 200 doden en ruim 1.700 gewonden bij rellen tussen Oeigoeren en Chinezen. In 2013 pleegden Oeigoeren een aanslag op Tiananmen met een bomauto. Blommaert vermeldt niet dat ze sindsdien verplicht met een gps van Beidou (Chinees navigatiesysteem) rijden, die de auto doet stilvallen als hij een Chinese stad nadert.
Het buitenlands toerisme is bijna verdwenen, wat een ramp is voor de Oeigoerse verkopers. En Chinese bedrijven nemen er geen Oeigoeren in dienst. Met de 53 andere minderheden heeft men geen enkele last. Ze wonen vooral in het zuiden, het record is voor de provincie Yunnan met 25. Ze zorgen voor folklore en leven grotendeels van toeristen.
Dan zijn er nog de twee ‘Speciale Administratieve Regio’s’, Hongkong en Macao. Daar is het internet vrij en zijn er betrouwbare kranten. Maar Beijing bemoeit zich steeds meer met de keuze van de eerste minister en met het onderwijs. In 2047 eindigen hun vrijheden.
Hoofdstuk 4 gaat over geloof en bijgeloof: de jaarlijkse schoonmaak van de graven, de drie godsdiensten of levensbeschouwingen confucianisme, taoïsme en boeddhisme. Ze vullen de leegte die ontstaan is door de geldzucht. Bij de islamieten zijn er ook vreedzame: de Hui, o.a. in Xi’an; zij worden dan ook met rust gelaten. Over de christelijke kerken zegt Blommaert dat de communistische overheid het hen niet makkelijk maakte in 1949 e.v. Dat is wel een eufemisme voor uitmoorden en verjagen van priesters, o.a. onze scheutisten. De laatste jaren gaat het beter, maar de overheid verwijdert geregeld nog kruisen en laat kerken afbreken met bulldozers. Dit is een gevolg van de zeer snelle groei van de protestantse en katholieke kerk. De Communistische Partij China (CPC) beschouwt hen als concurrenten. Maar ze pakt hen niet zo hard meer aan als de miljoenen Falun Gongers in de jaren ’90. En in 2018 is er ook een historisch akkoord gesloten met het Vaticaan over de benoeming van bisschoppen. Er volgt ook een leuk lijstje van de vormen van bijgeloof.
De hoofdstukken 5 en 6 beschrijven het economisch wonder en de ontsporingen: spooksteden met lege appartementsblokken, snelwegen voor het verkeer dat er over 20 jaar zal komen. China heeft tussen 2011 en 2013 meer cement verbruikt dan de VSA in heel de 20° eeuw. De Chinese schuldenberg bedraagt 300% van het Bruto Binnenlands Product (BBP) (de Belgische 106; p. 143).
De grote ommekeer begon dus met Deng Xiaoping in 1978 toen alle Chinezen even arm waren, hij viel stil in 1989, hernam weer vanaf 1992, vooral in het tot dan verwaarloosde Shanghai, dat de commerciële hoofdstad werd. En in Shenzhen, dat het Chinese Silicon Valley werd met o.a. DJI (technologiebedrijf) en Huawei (Chwà-wèj uitgesproken). Nu betalen veel meer Chinezen met hun smartphone dan wij en de e-commerce steeg van 70 miljard $ in 2010 naar 1 biljoen $ in 2017. Tegen 2025 wil China 70% van zijn producten met eigen kennis ontwikkelen (p.164). Blommaert concludeert daar niet uit dat vele westerse bedrijven dan overbodig zullen zijn. Huaxi is het rijkste dorp van China, met een omzet van 6,5 miljard € per jaar voor 2.000 inwoners (p. 165-167). Behalve fabriekjes, hebben ze een park met nagemaakte architectuur: de Grote Muur, Eiffeltoren, etc.
Tegelijk telt China nog 50 miljoen echte armen, vooral boeren die 20 cent per uur verdienen en arbeiders die in de steden werken voor 300 à 400 € per maand en daar tegelijk hun ‘hukou’ verliezen: sociale rechten op onderwijs, medische zorg, pensioen (p. 173). Jaarlijks verliezen 3 miljoen boeren hun stukje grond doordat de lokale overheid hem verkoopt aan bouwpromotoren. En de boeren produceren nu al niet genoeg om 1,35 miljard mensen te voeden: China is de grootste importeur van landbouwproducten ter wereld, zelfs van rijst. Vele rijstveldjes zijn verlaten of vernield voor de bouw van wegen en woningen. Anderzijds zijn sommige boeren wel snel rijk geworden als eigenaars van mijnen. Ze etaleren die rijkdom zonder enige smaak en ze vergokken miljoenen in Macao, de grootste gokstad ter wereld, 5 keer zo groot als Las Vegas. Rijke Chinezen kopen 33 tot 50% van alle luxeproducten ter wereld: peperdure auto’s, horloges etc. (p. 180-184). Blommaert schat het aantal miljardairs op 370 (p. 184), maar andere bronnen spreken van 620, onder wie 29% vrouwen. Tegelijk leven vele Chinezen met 2 of meer in een kamertje van 2,5 op 3 m, waarvoor ze dan nog de helft van hun inkomen (400 €) als huur moeten betalen. China behoort tot de meest ongelijke landen ter wereld. De middenklasse groeit wel snel: van 0% in 1980 naar 25% nu (p. 187-188).
Uiteraard komt het milieu ook ter sprake. De hoeveelheid fijnstof is (of was in 2013) vaak nog veel te hoog, vooral in de winter. Dan zie je wel mensen met mondmaskers, die je in de zomer weinig of niet meer ziet. De hevige smog van januari 2013 vormde een definitief keerpunt: wegens het groeiend ongenoegen bij de bevolking verklaarde de regering de oorlog aan de vervuiling. Grote oorzaken waren de vele steenkoolmijnen en ook de 6 miljoen auto’s in Beijing; in 1999 waren dat nog 6 miljoen fietsen. Sinds 2015 produceert China meer duurzame energie (zon, wind) dan de VSA en de EU samen. De pollutie is in 4 jaar tijd al gedaald met 32% . Behalve de lucht, is ook het water vervuild en op het platteland wordt het nog niet gezuiverd. En in de haven van Taizhou werden dagelijks tonnen elektrisch afval verwerkt, maar sinds 2018 verbiedt China wel de import van 24 soorten afval. Er zijn ook 300 ecocities gepland met zero-uitstoot. China is dus op weg van grootste vervuiler naar grootste vergroener.
Blommaert vergeet dan nog te vermelden: de vele elektrische auto’s waarvoor het kenteken gratis is, terwijl dat voor een benzineauto 10.00 euro kost, een fortuin voor de meeste Chinezen; elke dag is er rijverbod voor minstens 20% van de auto’s en zij houden zich er ook aan; alle bromfietsen zijn verplicht elektrisch.
Hoofdstuk 8 gaat over de Chinese geneeskunde op basis van acupunctuur, kruiden en yoga , die volgens de auteur al ontstond in de 2de eeuw n.C. Vele Chinezen gebruiken die kruiden nog altijd voor chronische ziektes. Soms komen er ook slangen en sterke alcohol bij. Maar de antirookcampagnes en zelfs het rookverbod kennen weinig succes bij de ruim 350 miljoen verslaafde kettingrokers. Daarbij horen zelfs 60% van de dokters: zij volgen het voorbeeld van Mao en Deng (p. 225). China is de grootste consument en producent van sigaretten: 42% van de wereldproductie. De staat vaart er wel bij en incasseert jaarlijks 80 miljard euro aan accijnzen.
Drugs vormen een minder opvallend, maar even erg probleem. Het aantal officiële gebruikers steeg van 70.000 in 1999 naar 2,5 miljoen in 2017. En het reële aantal ligt helaas nog hoger. Wie betrapt wordt, vliegt voor enkele jaren naar een gesloten ontwenningscentrum, een soort werkkamp!
De prestatiedrang ligt in Oost-Azië een stuk hoger dan hier. De stress bereikt zijn hoogtepunt bij het gaokao, het centraal eindexamen: dat bepaalt welke 50.000 van de 9 miljoen scholieren (of 6 per 1.000) naar een topuniversiteit mogen. Die stress leidt tot veel zelfmoorden. Aan de universiteit moeten ze een kamer van 3 op 5 m delen met 8 studenten. Ook voor een job daarna is er veel concurrentie. En dan willen ze nog zo snel mogelijk een lief vinden. Met 52 jongens voor 48 meisjes is dat een groot probleem. Blommaert zegt dat 20 miljoen jongens geen lief vinden; het cijfer 33 miljoen heb ik ook al gelezen. Op fysieke datingsites in parken en op pleintjes staan niet zijzelf, maar hun ouders of grootouders, met een foto en infobord. De jongens moeten veel geld, een auto en een flat bezitten om vlot een meisje te vinden.
De éénkindpolitiek was van toepassing van 1979 tot 2015. Sinds 2016 mogen ze een tweede kind hebben, maar dat gebeurt enkel bij de welgestelden. En de geboortecijfers zijn dramatisch: 17,86 miljoen baby’s in 2016; 17,23 in 2017; 15,23 in 2018 of een daling met 2,6 miljoen in 2 jaar tijd (China Daily Global Weekly, 04.02.2019)!
Dan volgen de spanningen met Japan over kleine eilandjes, de Diaoyu of Senkaku, maar die zijn wel omgeven door veel olie, gas, vis en koopvaardijroutes. Het leidde wel tot provocaties, een boycot en zelfs beschadiging van Japanse bedrijven. China claimt om dezelfde economische redenen nog meer stukken van de Zuid-Chinese Zee in territoriale wateren van Vietnam, Filippijnen, Brunei, Maleisië, Indonesië en Taiwan (p. 248). Besluiten van het Arbitragehof in Den Haag legt China naast zich neer, het militariseert steeds meer stukken van die zee en bouwt er zijn leger verder uit. Het defensiebudget bedraagt 175 à 200 miljard $, een pak minder dan de VSA (716 $), maar veel meer dan de buurlanden. De toenemende economische superioriteit kan leiden tot het gevaarlijke ‘recht’ om baas te spelen (p. 255). Taiwan kan daar het eerste slachtoffer van worden. Sinds 1949 is het een aparte staat, maar slechts enkel kleine landjes erkennen het. Sinds 2008 zijn er wel rechtstreekse vluchten, maar de huidige democratische presidente Tsai Ing-wen wil de onafhankelijkheid behouden en dat tolereert China niet. China beperkt zich ook niet meer tot Azië: Afrika is een wingewest geworden, superioriteit in de ruimte is een volgend doel. En met soft power politiek wil het overal sympathie winnen: tv-programma’s, panda’s, Olympische Spelen van 2008 en de Winterspelen van 2022, Confucius-instituten, sponsoring van kunst en musea in Antwerpen, massale uitwisseling van studenten: 600.000 Chinese studenten studeren in het buitenland, 500.000 buitenlandse in China (p. 267). Die soft power propaganda kost jaarlijks 10 miljard $ (p. 268).
Het boek eindigt met de bekende Nieuwe Zijderoute, een miljardenproject dat de Chinese havens moet verbinden met die van de andere werelddelen om de handel te bevorderen. Een maxi-Marshallplan, maar dan met leningen i.p.v. schenkingen. Het heet ook ‘One Belt, One Road’ of ‘Belt and Road Initiative’: Belt is dan de gordel over land, Road de route over zee. China zorgt voor betere wegen, spoorwegens, havens, luchthavens, pijpleidingen voor olie en gas, elektriciteitscentrales. Afrika is voor China belangrijk om zijn olie, goud, kobalt, uranium, koper, platina. De andere werelddelen hebben weer andere zaken te bieden.
Blommaert vertelt zijn ervaringen van 2015, toen hij de oude zijderoute per auto gedurende bijna 19.000 km verkende op de terugweg van Beijing naar België. Een ervaring en prestatie!
Op die oude zijderoute van Xi’an naar Rome verhandelde men tussen 200 v.C. en 1453 n.C. via tussenpersonen behalve zijde ook parels, diamant, goud, zilver, specerijen, rabarber, medicijnen. En via die route belandde het boeddhisme en de islam in China. Deze laatste ook dank zij de slag bij de Talas (751 n.C.), waar Blommaert niets over zegt en waar de Arabieren met de hulp van de Tibetanen de Chinezen versloegen en van hen allerlei uitvindingen overnamen.
De nieuwe route maakt sommige landen zoals Sri Lanka wel zeer afhankelijk van China, dat zowel veel lof als kritiek krijgt. Kritiek is er ook op de bouw van vervuilende kolencentrales en op het feit dat de Chinezen vooral eigen volk inzetten als arbeiders i.p.v. de lokale mensen.
In zijn nawoord zegt de schrijver ook dat China in tien jaar tijd al minstens 360 grote Europese bedrijven heeft overgenomen, o.a. de haven Piraeus, Club Med, Pirelli, Volvo. Dit laatste kwam er weer bovenop, net zoals bij ons Delvaux, dank zij China. En Volvo bleef Zweeds.
Hij stipt ook nog aan dat de vrouwenrechten er op achteruit gaan in China: van nr. 57 in 2008 naar 100 nu op 144 landen. Zij ontbreken totaal in de top van de partij. Niet bij de miljardairs: daar zijn ze met 29% (nvja).
De literatuurlijst is heel degelijk, overwegend Engelstalig, terwijl we in het Nederlands al lang uitstekende werken hebben: Jan van Oudheusden (geschiedenis), de kritische trilogie van Dikötter over het Mao-tijdperk, Sven Agten over het leven in China nu, Ties Dams (biografie van Xi). Dit laatste boek kon er moeilijk bij staan: het is pas uit.
Blommaert geeft wel een degelijk, evenwichtig en kritisch beeld van China, waarin bijna alle aspecten aan bod komen. Hij heeft een vlotte schrijfstijl, duidelijke taal en een rijke woordenschat.
Enkele details: in het voorwoord bedankt hij de fotograaf, maar er staat geen enkele foto in het boek.
Een verklarend lijstje met begrippen zou nuttig zijn: nu moet je zelf onthouden wat de betekenis is van minzhu, shuang gui, stille lieden, laojia, fa, feng shui, chiangxin, hukoun tubao, junket, sheng nu, shenzou etc. Een kaartje met plaatsnamen zoals Bozhou en Khorgos zou niet overbodig zijn. Op p. 98 staat een drukfoutje(‘Oegjoeren’);idem op p. 242 (signaleren i.p.v. signalen). Hij gebruikt systematisch de naam Peking i.p.v. Beijing, wat natuurlijk mag. Hij geeft de indruk dat Tibet en Xinjiang in het verleden meestal of bijna altijd bij China hoorden, maar dat is genuanceerder: Tibet (p. 93-94)was zelden Chinees, wel lange tijd Mongools en Xinjiang (p. 96) was enkel Chinees van 640 tot 751 en vanaf 1750. De maritieme zijderoute situeert hij één keer in de 6° eeuw (274) i.p.v. de 15°(zoals hij terecht zegt op p. 285) . En ze kwam nooit verder dan Mombasa in Kenia.
Samengevat: een goed en zeer leesbaar boek, voor een redelijke prijs.
ISBN 9789463103398 | Paperback | 320 pagina's | Uitgeverij Pelckmans | februari 2019
© Jef Abbeel. 7 februari 2019
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER