Ooggetuigen uit de Grote Oorlog
Waarom de VS zich nú in de strijd moet mengen
Smeekbede van een oorlogsreporter 1914
Richard Harding Davis
Dit boek is een bewerking van een boek dat al in 1914 verscheen.
Amerikaans correspondent Richard Harding Davis maakt de begindagen mee, en is verbijsterd door wat hij ziet en meemaakt. Hij schrijft er, weer thuis in de Verenigde Staten, een boek over: ‘With the allies’.
In een voorwoord stelt hij dat president Woodrow Wilson niet zou pleiten voor neutraliteit als hij gezien zou hebben wat hij, Davis, gezien heeft. Maar hij begrijpt het wel: aan de andere kant van de oceaan dringt er nauwelijks nieuws door. In Europa geldt een strenge censuur, het kost heel veel moeite om berichten verstuurd te krijgen. Ook is dat weinige dat er door heen komt niet echt te bevatten, voor iemand die het niet met eigen ogen ziet.
‘Het verlies van honderdduizenden mensenlevens, het verwoesten van steden en het tot puin vermalen van half Europa, kan niet doordringen tot mensen die er alleen maar kennis van krijgen door middel van kranten en nieuwsfilmpjes en die daarin gekleurde kopspeldjes op een landkaart zien bewegen. Als onze mensen er dichter bij zouden staan, dicht genoeg om de vrouwen en hun kinderen te zien die voortdurend moeten vluchten voor granaten en dicht genoeg om de stank te ruiken van de doden op de slagvelden, dan zou er geen sprake zijn van neutraliteit.'
Dan volgt een inleiding door Anthony Langley, waarin hij vertelt over de achtergrond van Richard Harding Davis. Wie hij is, hoe het komt dat hij in Brussel is in augustus 1914, en wat de gevolgen van zijn boek zijn. Nog een tweede boek schreef hij, waarna een einde aan zijn leven kwam door een hartstilstand in 1916.
De rest van het boek wordt gevormd door het vertaalde werk ‘with the allies’.
In dat boek krijgt de lezer een beeld van hoe dat deel van Europa er uit zag voor de verwoesting toesloeg. Davis beschrijft bijvoorbeeld de stad Leuven, om daar dan bij te vermelden dat van alles wat hij beschreven heeft, niets meer over is. Hij stelt niet te begrijpen waarom deze mooie Vlaamse stad, en daarna nog meer, en ook Franse dorpen en steden, zodanig verwoest moesten worden dat geen mens of dier en nog kon wonen. Met als gevolg de lange rijen vluchtelingen die nauwelijks iets hadden kunnen redden en die met kruiwagens, karren langs de wegen sjokten.
Het was het eerste teken van de oorlog voor Davis die in Brussel - ‘een kopie van Parijs’ :
’Op zo’n avond, de avond van 18 augustus, dook vreemd volk op voor ons restaurant. Deze mensen liepen op klompen, droegen wat beddengoed met zich mee en zagen er even haveloos uit als net aangekomen vluchtelingen op Ellis Island.’
Het is gedaan met de verslaggeving zoals hij gewend is, vanaf heuvels met verrekijkers kijkend naar een strijd van man tot man, eerlijk voor zover een oorlog eerlijk kan zijn. Davis ziet een geoliede machine daverend over het fraai Vlaamse land trekken, een nietsontziend leger dat zich niets aantrekt van de ellende of ook de levens van vrouwen en kinderen.
Ook kan hij zelf maar ternauwernood ontsnappen. Hij wordt aangemerkt als spion, en heeft moeite zijn verslagen naar huis te sturen. Met bluf en een grote dosis geluk overleeft hij deze eerste maanden, en is verbijsterd door de verspilling.
‘De Duitse keizer gelooft dat oorlog draait rond duizenden manschappen in blinkende borstplaten die tijdens manoeuvres langs hem voorbijgalopperen terwijl ze roepen: ‘Hoch die Kaiser!’ Dat was alles wat hij van de oorlog had gezien, tot dit jaar. Ik heb veel meer en vaker oorlog gezien. De echte oorlog gaat ook over een hooggeboren officier met zijn kapotgeschoten ogen en zijn manschappen van boerenafkomst die met verstijfde tenen dood in het stro liggen en over de ramen van Reims die in hoopjes versplinterd gruis op de grond samen werden geveegd terwijl ze voordien gedurende eeuwen met hun schoonheid de lof van de Heer bezongen.’
Er zijn niet veel elementen die ons bekend zijn over de Eerste Wereldoorlog die Davis niet op de een of andere manier aan bod laat komen.
Of dit boek enige invloed heeft gehad op zijn president, dat wordt niet vermeld, maar wij weten, honderd jaar nadien, dat Richard Harding Davis geen woord overdreven heeft.
ISBN 9789059085275 |hardcover |208 pagina’s | Uitgeverij Davidsfonds | mei 2014
Bewerkt en vertaald uit het Engels door Frans de Smet
Verschenen in de reeks ‘Ooggetuigen uit de Grote Oorlog’
© Marjo, 26 mei 2014
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER