Non-fictie

Emmanuel Waegemans

Samizdat
Geschiedenis van de Russische ondergrondse
Emmanuel Waegemans

 
De auteur, specialist in Russische literatuur, schetst de geschiedenis van de samizdat vanaf Peter de Grote, dus vanaf 1700. Toen kon men al de doodstraf krijgen voor kritische brieven of boeken. De professoren van de universiteit van Moskou, die gesticht werd in 1755, mochten niets doceren dat vijandig was tegenover de orthodoxe godsdienst, de regering of de goede zeden. Op deze principes werd later de censuur gegrondvest. Catherina de Grote hield zich hieraan, maar liet wel de Encyclopédie, die in Frankrijk verboden was, in Rusland drukken.


Schrijver Radisjtsjev was de eerste die in 1790 voor tien jaar naar Siberië verbannen werd voor zijn kritiek op de autocratie. Tsaar Paul I vaardigde het ‘Decreet over de censuur’ uit en liet censuurkantoren openen. Alexander I hief dat decreet weer op. Daarna was er geen constante lijn in: de ene keer was het milder, dan weer strenger. Tijdens Nicolaas I (1825-1855) brak het gouden tijdperk van de Russische literatuur aan met Poesjkin, Lermontov en Gogol. Bij de slachtoffers ontbreekt hier dichter Taras Sjevtsjenko, vader van het Oekraïense nationalisme, die van 1847 tot 1857 verbannen werd, met schrijfverbod. Tijdens de laatste tsaar beleefde de cultuur zijn zilveren tijdperk, ondanks alle beperkende regels.


In oktober-november 1917 grepen de bolsjewieken de macht met 0,1% van de bevolking (p. 48-49).  Gorki noemde het “de triomf van onze bestiale levenswijze, van dat Aziatische element in ons.” (p.49).
Rode Gardisten vernietigden kranten en drukkerijen, de persvrijheid werd meteen afgeschaft tot 1990, alles kwam onder toezicht van de partij. Bijna 2 miljoen Russen ontvluchtten het land, o.a. vele schrijvers.


Met de revolutie begon een nieuw hoofdstuk in de literatuur: boeken van ‘burgerlijke schrijvers’ werden in de vuilnisbak gegooid, enkel arbeiders mochten nog schrijven, maar ze moesten eerst leren lezen en ze werden verplicht om ‘proletarisch’ te schrijven (p. 53-55). In 1919 werd de Gosizdat, de Staatsuitgeverij opgericht, die instond voor de censuur. Tientallen intellectuelen werden het land uit gezet, o.a. 121 op het ‘filosofenschip’ in 1922 (p. 57-58). De collectivisering van de landbouw verliep met veel geweld en in Oekraïne met grote hongersnood: miljoenen boeren werden verbannen of gedood (p. 59).


Tijdens Stalin kwamen de media volledig onder zijn controle en stonden ze in dienst van het ‘socialistisch realisme’, wat neerkwam op de verheerlijking van het systeem en van de leider. Meer dan 600 schrijvers verdwenen in de kampen (p. 75). En de geschiedenis werd herschreven: Ivan de Verschrikkelijke werd een held.


Tijdens de Tweede Wereldoorlog moest men zwijgen over het pact met Hitler en over het feit dat de Duitsers door miljoenen als bevrijders werden binnengehaald. Na de oorlog werden schrijvers weer vogelvrij verklaard en in 1952 werden talrijke Joodse intellectuelen gemarteld, gedood of naar de Goelag verbannen.


Tijdens de Dooi (1953-1968) verslapte de censuur, maar ze verdween nooit helemaal. Toen raakte ook bekend dat 2.000 schrijvers gearresteerd waren, van wie er 1.500 gestorven waren in de kampen. Ze werden nu gerehabiliteerd. Toch kon Pasternak in 1957 zijn ‘Dokter Zjivago’ niet in de SU publiceren en de dichter Brodski kreeg in 1964 schrijfverbod. Chroesjtsjov moest zijn eigen memoires naar het buitenland smokkelen om ze te publiceren.


In 1959 verscheen het eerste samizdat-geschrift van Aleksandr Ginzburg (p. 107). Voor het schrijven of bezitten van samizdat werden tussen 1956 en 1987 meer dan 8.000 mensen veroordeeld. Tijdens de Dooi ontstonden 24 tijdschriften, vaak met korte levensduur.


In plaats van chronologisch verder te gaan, verschijnt er dan ineens een hoofdstuk over censuur in de SU tussen 1917 en 1990, een thema dat ook al voorkwam in het mooi chronologisch overzicht. De censuur-waakhond Glavlit deed tussen 1922 en 1991 ca. 100.000 titels sneuvelen (p. 129). De schrijvers waren niet enkel intellectuelen: 40% was arbeider! En niet enkel Russen: ook Balten, Oekraïners, Georgiërs.
De index van verboden boeken besloeg 20 pagina’s tijdens de tsaren, nu zijn dat er  300 à 400 ! De laatste index verscheen in december 1988, in volle glasnost (p. 130). De auteur somt ook de criteria op waarom een boek verboden werd en de lijst van wat er op de index stond (p. 133-137).


In de jaren 60-70 bedacht de partij ook een nieuwe methode: opsluiting in de psychiatrie, maar de werkkampen bleven bestaan, zoals Sinjavski en Daniël ondervonden in 1965. Verbanning naar het buitenland kwam ook veel voor. In de jaren 70 werden Helsinki-groepen opgericht, maar met beperkt succes.


De samizdat als spreekbuis hield op in 1986, toen Gorbatsjov zijn glasnost lanceerde. In 1990 werd de censuur afgeschaft, alles was geoorloofd,  maar sinds 2012 is ze weer van kracht en is ze erger dan tijdens de SU.


Het laatste hoofdstuk gaat over politieke en  literaire samizdat en tamizdat (hetzelfde, maar dan in het buitenland gepubliceerd). Zeer aangrijpend zijn Sjalamovs ‘Verhalen over Kolyma’ (1978), Solzjenitsyns ‘De Goelag Archipel’ (1973) en de geschriften van Lidia Tsjoekovskaja (p. 184-189). Amalrik e.a. staan hier ook bij.
De literaire samizdat vormde volgens Waegemans  de belangrijkste bijdrage aan de Russische cultuur. De schrijvers hiervan zijn minder bekend: Maksimov, Vladimov, Zinoviev, Vojnovitsj, Jerofeev, Dovlatov, Brodski. De protestzangers krijgen hier ook een plaats (p.236-238).


De auteur maakt ook de balans op: de samizdat weerlegde de leugens van de overheid, maar die gaf niet toe. Zonder samizdat zou de schok van de glasnost nog groter geweest zijn. Na 2010 schafte Poetin de vrijheid van pers weer af en sinds de oorlog tegen Oekraïne moeten de mensen zich zelfs openlijk uitspreken voor de ‘speciale militaire operatie’: kritiek wordt zwaar bestraft. Het boek eindigt met een handig lexicon, een bibliografie en een personenregister.


Beoordeling
De auteur bezit een enorme kennis van de Russische literatuur en geschiedenis. Hij geeft duidelijke en uitgebreide omschrijvingen van de begrippen samizdat, tamizdat, socialistisch realisme etc. Voor dat laatste begrip zelfs zeven pagina’s (p. 65-72). Hij geeft ook goede samenvattingen van de vele besproken boeken.

De opmerkingen die nu volgen zijn dus details: de Verlichting laat hij beginnen in de 17de eeuw (p. 11); ik zou zeggen: 18de eeuw. Op p. 32 zegt hij dat tsaar Nicolaas I in 1825 in paniek was door de revoluties in Frankrijk, Polen en België, maar die braken pas 5 jaar later uit. Maar hij was wel in paniek.

De nummers van de pagina’s zijn zo onduidelijk dat ik ze allemaal opnieuw geschreven heb, voor mij een unicum sinds 1978 toen ik begon te recenseren. De uitgever mag ze in een volgende druk meer leesbaar maken.


ISBN 978-90-223-4120-9 | Paperback | 256 pagina’s, foto’s, lexicon, bibliografie, personenregister | Uitgeverij Manteau, Antwerpen, augustus 2024

© Jef Abbeel, september 2024    www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

De Russische Krim
Geschiedenis van een betwist schiereiland
Emmanuel Waegemans


Dit boek heeft een uitdagende titel: de Oekraïners beschouwen de Krim nog altijd als een deel van hun land, het enige waaraan het schiereiland grenst. Het telt nu 1,9 miljoen inwoners en er wonen 80 nationaliteiten. De Russen zijn met 65 à 70% de grootste groep, de Oekraïners de tweede met 10 à 15%. In oppervlakte (26.081 km²) is het kleiner dan België.


De auteur schetst de lange geschiedenis en legt uit waarom de Russen ervoor willen vechten. Die geschiedenis begint in de 8ste-7de eeuw v.C.  Vele volkeren kwamen er wonen en heersen, o.a. Grieken, Romeinen, Mongolen, Tataren, Turken, Russen. Tussen 1550 en 1914 voerde Rusland twaalf oorlogen tegen het Turkse rijk om de baas te worden in Oekraïne en op de Krim (p. 28). In 1783 veroverde Potjomkin de Krim en bouwde er steden en havens. Ik lees hier nergens dat tsarina Catharina de Grote toen gezegd zou hebben: “De Krim zal voor altijd Russisch zijn”. Ze bedoelde: niet meer van Turkije. Van Oekraïne was er toen nog geen sprake. Poetin, die graag de geschiedenis gebruikt en misbruikt, verwees daarnaar toen hij in 2014 de Krim aanhechtte.


In 1787 bezocht Catharina de Zuidelijke gebieden, met in haar gezelschap o.a. keizer Jozef II en zijn diplomaat prins de Ligne. Doel van de reis was de wereld tonen dat Rusland rijk en machtig was. In 1798 publiceerde een jaloerse Saksische gezant het boekje ‘Potemkin der Taurier’ en verspreidde zo de mythe van de Potemkinse dorpen. De Nederlandse reiziger Pieter van Woensel, pro-Turks en anti-Russisch, deed er nog een schep bovenop. Hij beweerde ooggetuige te zijn, maar dat was hij niet (p. 52-57). Montefiore beweert in zijn recente studie over Catharina en Potjomkin dat de dorpen en steden wél echt waren. Het belangrijkste is wel dat Catharina en Potjomkin de Zwarte Zee veroverden, iets wat Peter de Grote niet gelukt was.


Ondanks de slechte wegen en het ontbreken van hotels begon toen het toerisme naar de Krim: eerst kwamen de wetenschappers, in 1786 ook een Engelse dame die vond dat Rusland de Krim nooit mocht opgeven en vervolgens alle tsaren van Alexander I tot Nicolaas II. In 1834 verscheen de eerste reisgids.


Waegemans legt ook uit hoe de Krimoorlog tot stand kwam, op welke (zeven) plaatsen deze zich afspeelde en wat er nieuw aan was. Het werd een psychologische nederlaag voor Rusland, dat niet in staat was om het veel zwakkere Turkije te verslaan. 450.000 soldaten sneuvelden: zij werden de helden van het verwoeste Sebastopol. De oorlog was niet enkel een bron van nationalisme, maar ook van afkeer van het Westen, want Frankrijk en Engeland hadden de kant van Turkije gekozen.


Het toerisme werd betaalbaar vanaf 1875, toen de eerste spoorweg van Charkov naar Sebastopol klaar was en zeker vanaf 1894, toen de tarieven daalden. TBC-patiënten trokken naar de Krim om er te genezen. En moslims uit de Kaukasus reisden via de Krim naar Mekka (p. 96-97).


In 1905-1906, in februari 1917 en in oktober 1917 was er op de Krim evenveel onrust als in de rest van Rusland. In 1918-19 vocht het Witte Leger van Denikin tegen het Rode van Trotski, aanvankelijk met succes, nadien niet meer. In november 1920 begon de exodus van 200.000 Witten. In totaal verlieten 1,5 à 2 miljoen Russen hun land, met pijn in het hart. Idem trouwens voor meer dan 10.000 Belgen die in de Donbas werkten en meer dan 200 bedrijven in Rusland hadden. De bolsjewieken richtten een waar bloedbad aan: ze doodden 20 à 25.000 Krim-bewoners (p. 99-101).


Dan brak er een hongersnood uit die 150.000 doden eiste. In 1917 woonden er 808.000 inwoners, in 1921 nog 570.000. De Krim werd een kuuroord voor arbeiders. In 1940 waren er 195 sanatoria en rusthuizen.


Op 22 juni 1941 vielen de eerste Duitse bommen op Sebastopol: de Krim was een springplank naar de olie van de Kaukasus. De Duitsers wilden de lokale bevolking verdrijven en er Duitse kolonisten vestigen. Er werd gecollaboreerd, de nazi’s executeerden 90.000 bewoners en roeiden 35.000 Joden uit. Na de bevrijding liet Stalin alle 190.000 Krim-Tataren plus 100.000 Bulgaren, Grieken, Armeniërs deporteren naar Siberië, ook als ze niet gecollaboreerd hadden. De overlevenden mochten pas in 1989 terugkeren (p. 103-107).


In 1954 gaf Chroesjtsjov de Krim aan Oekraïne, zonder de bevolking te raadplegen en zonder de wettelijke procedure te volgen. Velen beschouwen de overdracht als ongrondwettelijk. Toen lag niemand ervan wakker, want het bleef binnen de SU. De Krim telde in 1954 1,2 miljoen inwoners: 850.000 Russen(71%) en 264.000 Oekraïners (22%) en dan nog 4% Joden en Wit-Russen. Tussen 1990 en 1997 keerden 245.000 Tataren terug en namen (met geweld) hun vroegere huizen en gronden weer in.


In 2014 annexeerde Poetin de Krim en in 2018 verbond een brug van 19 km over de straat van Kertsj de Krim met het vasteland. Het belangrijkste vakantie- en kuuroord van de SU en het jongerenkamp Artek waren weer bij het moederland. In 2018 kwamen er 6,8 miljoen toeristen. Dankzij de gedichten van Poesjkin, die in 1820 de Krim bezocht,  was het schiereiland  geliefd geworden bij de Russen. Ook Tolstoj, Tsjechov, Gorki en Volosjin brachten de Krim in de literatuur. En ook schilders zoals Ajvazovski vereeuwigden het.


De auteur eindigt met de oorlog tegen Oekraïne en vraagt zich af of deze agressie en die tegen de Krim aan Rusland meer schade dan voordeel zal opleveren. In de bijlagen krijgen we een lijstje met de plaatsnamen en een bibliografie. Daarin staat ook Marc Jansen, Geschiedenis van Oekraïne, 2014. Daarvan is in maart 2022 wel een heruitgave verschenen.


Beoordeling
Dit boek is vlot geschreven, in zeer begrijpelijke taal en het leest zeer aangenaam. Mede door de mooie foto’s, krijg je meteen zin om het schiereiland te bezoeken. Enkele plaatsnamen op het kaartje vooraan (p. 11) zijn zo klein dat je er best een vergrootglas bijneemt. De brug van 2018 staat er nog niet op. Ik mis ook de verklaring van het woord Krim (Tataars voor wal, muur, greppel).


Nog een paar details: Sevastos op p. 36 moet Sebastos zijn; Theodosia  betekent ‘Godsgeschenk’, Feodosia is de Russische vorm (p. 133); idem voor simfero (p. 134) dat sumfero is in het Grieks. En tot slot: “De grote kiezelstranden zijn meestal klein” (p. 115) is een leuke tegenspraak.


ISBN ISBN 978-90-223-3909-1 | Paperback | 140 pagina's | Uitgeverij Davidsfonds, Antwerpen | mei 2022

© Jef Abbeel, mei 2022  www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Sint-Petersburg
De droomstad van de tsaar
Emmanuel Waegemans


In 2022 zal het 350 jaar geleden zijn dat Peter de Grote geboren werd (1672). Naar aanleiding van dat jubileum is dit boek geschreven. Het gaat vooral over Peter de Grote, de stichter van de nieuwe hoofdstad, maar ook over zijn opvolgers tot 1801.


Rusland had al een haven in Archangelsk aan de Witte Zee, maar die was elke winter vele maanden dichtgevroren. Daarom wou Peter een toegang tot de Oostzee en daarvoor  moest hij Zweden verslaan. Dat gebeurde in 1703. Dan besliste hij een stad en haven te bouwen aan de monding van de Neva, dat ‘moeras’ betekent in het Fins. Dat gebeurde tussen 1703 en 1717, met 3.000 à 5.000 buitenlandse vaklui (vooral Nederlandse) en met Italiaanse, Duitse en Franse architecten. De werken kostten het leven aan 16.000 à 20.000 mensen, vooral door ziektes. Toen Peter in 1725 stierf, woonden er ruim 40.000 inwoners. De industrie en handel floreerden, in 1725 was de export dubbel zo groot als de import (p. 48-52). De werktaal was … het Nederlands (p. 53-54).


Peter voerde de juliaanse kalender in ter vervanging van de scheppingskalender: 1 januari 7208 werd 1 januari 1700. In 1714 opende de eerste boekenwinkel in de stad (p. 62-64).


Vanaf 1717 bekoelde de relatie tussen Peter en de Republiek: de Nederlanders waren niet bereid om hem te steunen tegen de Zweden, Hollandse kooplui waren opgelicht door Mensjikov (de gouverneur van de stad), de Nederlandse resident was het land uitgezet en Nederland deed moeilijk over de titel ‘keizer’. Maar de Nederlanders blijven tot vandaag terecht trots dat zij Rusland mee gemoderniseerd hebben (p. 70).


Peter was paternalistisch: hij wist wat goed was voor het volk, het staatsbelang stond boven alles en die eigenschap werd kenmerkend voor de latere tsaren en secretarissen-generaal. In de 18de eeuw werd hij gezien als de schepper van het nieuwe Rusland, maar de laatste jaren zijn er ook schrijvers zoals journalist Andrej Boerovski die hem in zijn boek ‘De vervloekte keizer’ (2008) genadeloos afbreekt (p. 72-75). Na Peters dood keerden edellieden massaal terug naar Moskou, maar de buitenlandse specialisten bleven paleizen bouwen en parken aanleggen. Duitsers uit de Baltische provincies namen de hoge functies in (p. 77-79).


Tijdens tsarina Anna (1730-1740) deed het Franse ballet zijn intrede en dit betekende het begin van de Russische hegemonie op dit gebied (p. 82). De stad groeide van 40.000 inwoners in 1725 naar 75.000 in 1740 en 95.000 in 1750 (p. 95). Elisabeth (1741-1760), dochter van Peter, bouwde de stad verder uit, o.a. met het grote winkelcentrum aan de Nevski Prospekt. Met Rastrelli junior haalde ze de Italiaanse barok binnen. Behalve de Hermitage verrezen er ook prachtige paleizen van rijke industriëlen (p. 95-99). Elisabeth hield van feesten, muziek, theater en kunst. Het Frans werd de taal van de elite en van het hof. Lomonosov richtte de eerste Russische universiteit op (p. 107).


Peter III was niet geliefd en werd door zijn vrouw, Catharina II (1762-1796), opzij geschoven. Zij veroverde de Krim (1783) en verdeelde Polen onder Rusland, Pruisen en Oostenrijk. De opstand van de boeren tegen de adel (1773-1775) werd onderdrukt. Sint-Petersburg telde 200.000 inwoners, meer dan Moskou, onder wie 32.000 buitenlanders, van wie de helft Duitsers. Catharina was een harde werkster en ook schrijfster. Met haar sluit de auteur zijn overzicht af.


Beoordeling

Waegemans heeft een mooi cultuurhistorisch portret getekend van Rusland in de 18de eeuw. Hij kan aangenaam vertellen en is zeer goed op de hoogte, niet enkel van de politiek en de economie, maar ook  van de Russische literatuur en kunst en toont hoeveel talent de Russen daarin hadden en hebben. Er staan prachtige foto’s in van de gebouwen die in de 18de eeuw in Sint-Petersburg opgericht werden. Het boek is ook een ode aan de Nederlanders, die een heel belangrijke rol speelden bij de totstandkoming van de stad, net zoals de Italiaanse, Franse en Duitse architecten.


De kaartjes vooraan volstaan niet om de vele plaatsnamen te situeren. De lezer die wil weten waar Nyenskans, Nystadt, Poltava etc. liggen, kan er best ‘The Routledge Atlas of Russian History’ van Martin Gilbert bij halen. En wie de Russische woorden ook graag in het Cyrillisch ziet staan, moet ze zelf in die letters aanvullen. Helaas is er geen register, wel een lijst van de tsaren van de 18de eeuw en hun regeringsjaren. Waegemans zegt over Ladoga (p. 9): “Met die stad wordt het begin van de Russische staat geassocieerd.” Ik denk dan eerder aan Kiev. Bij de schilderijen van Catharina II mis ik Johann Ernst Gotzkowski, de Duitse koopman van wie ze in 1763-1764 ongeveer 317 Vlaamse, Hollandse en andere meesters kreeg in ruil voor Russisch graan (van slechte kwaliteit). Bij die schilderijen waren er 13 van Rembrandt, 11 van Rubens, 7 van Jordaens etc. Ze vormden de basis van de collectie van de Hermitage.


In de bibliografie mis ik: Robert K. Massie,’Peter de Grote. Een biografie’ uit 2020 en Vladimir Fedorovski, ‘Dictionnaire amoureux de Saint-Pétersbourg’ uit 2016.


Globaal bekeken is het een boek om van te genieten.


ISBN 9789022338414 | Paperback | 152 pagina's met kaartjes, foto’s, tabel | Uitgeverij Davidsfonds/Standaard, Leuven/Antwerpen, september 2021

© Jef Abbeel, 29 september  2021 www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER