Non-fictie

Mark Galeotti

Een kleine geschiedenis van Rusland
Van de heidenen tot Poetin
Mark Galeotti


Galeotti, Brits Rusland-specialist, begint met te zeggen en herhaalt regelmatig dat de Russen hun geschiedenis telkens opnieuw uitvinden en herschrijven en dat die geschiedenis en hun taal sterk beïnvloed werden door buitenlandse invloeden.


Hij laat zijn overzicht beginnen rond 862 met de komst van hun eerste heerser Rurik, een Viking en de geboorte van een nieuwe natie Roes en van de eerste hoofdstad Kiev (882) aan de Dnjepr. De Scandinavische veroveraars trouwden met Slaven en hun culturen vermengden zich. Vladimir de Grote (980-1015) bekeerde zichzelf en zijn volk in 988 tot het Byzantijns-orthodoxe christendom. Het rijk van Kiev kende genoeg vijanden, van wie de Mongolen de ergste waren. Zij veroverden en verwoestten de stad tussen 1237 en 1240. Daarna werd Moskou het belangrijkste centrum van het land en van de orthodoxe kerk (1325). Galeotti relativeert sterk het ‘Mongoolse juk’: de Russische vorsten moesten belastingen betalen, maar ze bleven tamelijk zelfstandig. Ze werden despotisch, niet door de Mongolen, maar om zo veel belastingen van hun onderdanen te kunnen opeisen.


De echte grondlegger van de moderne Russische staat was volgens Galeotti  Ivan de Verschrikkelijke (1533-1584), die als eerste de titel ‘tsaar’ aannam. Hij veroverde Kazan (1552) en Astrachan (1556) en begon aan de verovering van Siberië.


In 1613 kwam de Romanov-dynastie aan de macht met de 16-jarige Michaël Romanov, zoon van de patriarch. Hij werd gekozen door de Semski Sobor, een soort parlement. Zijn familie heerste tot 1917. De bekendste was Peter de Grote (1682-1725). Hij was meer dan 2 m groot, terwijl de gemiddelde man toen 1m 68 was. Hij wilde van Rusland een gerespecteerde militaire grootmacht maken, wat het toen niet was met slechts 7,5 miljoen inwoners. Hij bouwde het landleger en de marine uit en versloeg concurrent Zweden.
Galeotti vertelt weinig over de bouw van de nieuwe hoofdstad Sint-Petersburg.
Catharina de Grote (1762-1796) is de volgende figuur die veel aandacht krijgt. Deze Duitse dame was een verlicht despoot in een nog middeleeuws land, waar 96% van de bevolking op het platteland woonde en het analfabetisme zeer groot was. Ze liet haar man arresteren en vermoorden, ze zorgde voor vaccinatie tegen de pokken, ze liet vele scholen en universiteiten bouwen en een nieuw wetboek opstellen, waarin ze zichzelf omschreef als autocratisch. Ze breidde haar land uit ten koste van Polen en van het Ottomaanse rijk.


Alexander I (1801-1825) werd vooral bekend om de overwinning op Napoleon, die maar 23.000 soldaten overhield van zijn 685.000 (p. 143).
Tijdens het ‘onverlichte despotisme’ van Nicolaas I (1825-1855) eisten 3.000 jonge officieren tevergeefs een grondwet en hervormingen. De overlevenden werden naar Siberië verbannen.
Alexander II (1855-1881) hervormde wel en bevrijdde in 1861 de lijfeigenen. Dat waren er blijkbaar heel veel: 46 miljoen op 60 miljoen of 77% van de bevolking. Maar ze waren woedend omdat ze de grond niet gratis kregen, maar moesten kopen. De algemene ontevredenheid groeide en ook het terrorisme, waarvan ook de tsaar-bevrijder slachtoffer werd in 1881.
Zijn opvolger Alexander III (1881-1894) verstrengde het regime.
Nicolaas II (1894-1917) miste bekwaamheid om de problemen op te lossen. Hij onderschatte Japan, dat aanviel en de Russische vloot vernielde. Er volgden een revolutie in 1905 en twee in 1917, tijdens WO I, die de economie deed instorten en de prijzen deed stijgen met 400 % (p. 171).
In maart 1917 trad de tsaar af, de rivaliserende Voorlopige Regering en de sovjet van Petrograd volgden hem op.
Lenin pleegde zijn staatsgreep op 7 november 1917. Er kwam vrede met veel gebiedsverlies, bij de enige verkiezingen wonnen de sociaaldemocraten, maar Lenin liet de vergadering ontbinden. Brood kwam er doordat de Rode Garde en de geheime politie het met veel geweld  afpakten van de boeren. 12 miljoen mensen kwamen om tijdens de burgeroorlog (1918-1922), velen door honger en ziekte (p. 175). De tsarenfamilie werd volledig uitgemoord.


In 1922-24 kwam Stalin aan de macht. Met terreur collectiviseerde hij de landbouw, ten koste van miljoenen boeren, zeker in Oekraïne. De industrialisatie werd doorgevoerd met de export van graan, terwijl de eigen bevolking verhongerde. Ook de top van de partij en van het leger werd uitgemoord.
Ondertussen maakte Stalins propagandamachine de bevolking wijs dat het leven nergens zo goed was als in de Sovjet-Unie. De Grote Vaderlandse oorlog kostte ook nog eens meer dan 20 miljoen doden, maar de SU kwam eruit als supermacht en heerser over Oost-Europa.


Chroesjtsjov (1954-1964) milderde de terreur, Brezjnev (1964-1982) zorgde voor stabiliteit, meer welvaart en meer corruptie. Zijn inval in Praag wordt hier niet vermeld, wel in een later hoofdstuk (p. 208). Na twee zieke mensen (Andropov en Tsjernenko) probeerde Gorbatsjov het land te reorganiseren en liet hij ‘glasnost’ toe: voor het eerst mochten de mensen zich openlijk uitspreken (p. 189). Maar de tegenstand van de bevoorrechte nomenklatoera was te groot en doordat de olieprijs meer dan halveerde, stonden de mensen voor lege winkels. In 1991 volgde een staatsgreep, die door Jeltsin onderdrukt werd. Op 31 december 1991 werd de SU ontbonden en vervangen door 15 nieuwe naties, waarvan er 14 geen onderdanen van Moskou meer wensten te zijn. Jeltsin privatiseerde de economie: het werd een plundering en ruim 50% van de Russen belandde onder de armoedegrens. Gepensioneerden moesten hun laatste bezit verkopen om te overleven. Door zijn wangedrag werd Jeltsin ook nergens au sérieux genomen.


Poetin maakte snel een einde aan de chaos, olie en gas zorgden weer voor geld, vele Russen werden welvarend. TV en andere media scharen zich achter Poetin. Vanaf 2007 ergerde hij zich aan de ‘vernederingen’ door het Westen en begon hij zich agressief te gedragen: in 2008 viel Rusland in Georgië binnen, in 2014 werd de Krim aangehecht en steunde het de rebellen in Oost-Oekraïne, vanaf 2015 ook Assad in Syrië. Poetin heeft Rusland wel gestabiliseerd en opnieuw een rol bezorgd op het wereldtoneel, maar die rol is volgens Galeotti minder heroïsch dan Poetin aan zijn ‘bijzonder volk’ wil doen geloven. En de meeste Russen voelen zich vooral Europeanen, zelfs en vooral die in het verre oosten (p. 216).


Beoordeling

Galeotti is zeer goed op de hoogte van de Russische geschiedenis, inclusief van de details. Hij heeft er een vlot leesbaar overzicht van  gemaakt, gekruid met zijn eigen pittige, kritische, maar niet-opdringerige visie. Een neutraal overzicht is het zeker niet.
De kaartjes in zwart-wit zijn erg primitief en niet duidelijk. Er ontbreken ook een aantal belangrijke plaatsnamen zoals Koelikovo (p. 42-43, 200 km ten zuiden van Moskou) en Saraj (p. 44-45, 120 km ten noorden van Astrachan).
Hij beweert dat Rusland geen natuurlijke grenzen heeft ( p. 10). Dan vergeet hij enkele duizenden kilometers Noordelijke IJszee, de Beringzee, zee van Ochotsk, Japanse zee, (Kaspische zee) en de Zwarte zee.
Hij toont verschillende keren aan dat de Russen van mythevorming houden en hun geschiedenis graag herschrijven. Dat doen ze nu nog wanneer ze een vliegtuig neerhalen of een opposant vergiftigen.


Na elk hoofdstuk volgt een korte literatuuropgave, met ook werken in het Nederlands. Daarin mis ik wel enkele titels: Raymond Detrez, ‘Rusland. Een geschiedenis’; Victor Sebestyen, ‘Lenin. Leven en werk’; Stéphane Courtois, ‘Lénine ou l’inventeur du totalitarisme’;  Oleg Chlevnjoek, ‘Stalin. De biografie’; Katlijn Malfliet, ‘Poetinisme’ en Steven Lee Myers, ‘De nieuwe tsaar. De opkomst en heerschappij van Vladimir Poetin’. Van Robert Massie, “Peter de Grote. Een biografie” is in 2020 een nieuwe editie verschenen. Die van 2015 is dus een beetje verouderd.


ISBN 978-90-446-4469-2 | Paperback | 224 p., incl. foto’s, tijdlijnen en literatuur bij elk hoofdstuk, kaartjes, personenregister | Uitgeverij Prometheus, A’dam, L&M Books, Antwerpen | augustus 2020

© Jef Abbeel www.jefabbeel.be ,21 augustus 2020

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

We moeten het even over Poetin hebben
Mark Galeotti


De auteur is Rusland-specialist en werkt voor het Praagse ‘Institute of International Relations’ en voor ‘Raam op Rusland’. In dit boekje schetst hij in elf korte hoofdstukjes een portret van Poetin en zijn complex karakter. Simplistische clichés over de president verwijst hij naar de prullenmand. Via Poetin beschrijft hij ook het huidige Rusland, waar hij alle soorten mensen heeft ondervraagd.


Het boekje begint met een handige tijdlijn (p. 17-19) en namen van belangrijke personen en instellingen (p. 21-24).


In hfst. 1 rekent Galeotti af met het cliché dat Poetin achter alles zit wat fout gaat in het Westen. Hij beseft goed dat het Westen een veel hoger Bruto Binnenlands Product (BBP) en meer militairen  heeft, maar dat het verdeeld is. Hij wil vooral macht, stabiliteit en erkenning door het buitenland. Dit laatste is vaak niet het geval. In zijn bestuur hanteert Poetin persoonlijke relaties, waardoor een vrijwel onbekende Soerkov meer macht heeft dan minister van buitenlandse zaken Lavrov. Via zijn woordvoerder Peskov dicteert hij wat de media en Russia Today moeten schrijven.


In hfst. 2 beschrijft hij Poetin als ex-lid (1975-1991) van de voormalige KGB, geeft hij een overzicht van de huidige geheime diensten en toont hij hoe Poetin ermee samenwerkt.


In hfst. 3 zegt hij dat Poetin de ineenstorting van de Sovjet-Unie de grootste geopolitieke ramp van de 20° eeuw vindt, maar dat hij toch geen wedergeboorte van de Sovjet Unie wenst en evenmin van het tsarisme, wel van de status van supermogendheid. Poetin ergerde zich enorm aan de uitbreiding van de Europese Unie (EU) en de NAVO tot aan de grenzen van Rusland. Galeotti vergeet te melden dat dit gebeurde tegen de afspraken van 1990 tussen Gorbatsjov en Bush.


In hfst. 4 stelt de auteur dat Poetin geld als middel ziet, niet als doel. We krijgen schattingen van zijn rijkdom: hij zou het astronomische bedrag van “200 miljard dollar bezitten, zoveel als Jeff Bezos en Bill Gates samen” (p. 69). Dan heeft hij 10 miljard per jaar ‘verdiend’. Ook zijn entourage zou multimiljonair of miljardair zijn. De corrupte politieke en economische elite zou één derde  van het BNP verslinden (p. 74). Ook dit cijfer lijkt mij heel veel. De georganiseerde misdaad zou de nodige vrijheid krijgen in ruil voor loyaliteit en gunsten (p. 75-76). En de rijkste 10% zou bijna 90% van het land bezitten (p. 78). Poetin wil vooral macht: zijn rijkdom kreeg hij vanzelf van begunstigden.


In hfst. 5 vraagt de auteur zich af welke filosofische denkschool Poetin volgt. Hij noemt Doegins Eurazianisme (het idee dat Rusland het hart moet zijn van een rijk dat Europa en Azië omspant en zich afzet tegen het ‘decadente’ Atlanticisme) , Prochanovs  neo-imperialisme e.a. Maar Galeotti zegt dat er geen samenhangende ideologie of filosofie achter zijn politiek zit.


Hfst. 6 toont aan dat Poetin behoedzaam is en niet van risico’s houdt. De moord op Nemtsov (2015) gebeurde door agenten van Kadyrov, de baas van Tsjetsjenië. De inname van de Krim gebeurde toen de Oekraïense regering bijna was ingestort en veel inwoners van de Krim de annexatie steunden. De inval in de Donbas was bedoeld om Oekraïne in het Russische kamp te houden en zou maar kort duren. Dit viel tegen. Over het neerhalen door rebellen van  passagiersvliegtuig MH17 met honderden doden zwijgt Galeotti, net zoals Poetin.


In hfst. 7 nuanceert de auteur de populariteit van Poetin. Hij scoorde boven de 80%, zeker na de verovering van de Krim. Maar toen hij de pensioenleeftijd wou verhogen, daalde dat cijfer naar 66 (p. 106) : dat is toevallig ook de levensverwachting van de Russische man (met dank aan zijn wodka, sigaretten en ongezonde voeding).


De verkiezingen van 2018 werden vervalst, maar ook zonder dat zou Poetin ze vlot gewonnen hebben. Navalny mocht niet meedoen, maar zou wellicht maar 2% gehaald hebben, aldus Levada, het onafhankelijk opiniebureau. Vele Russen vereren Poetin, omdat ze denken dat hun land dank zij hem weer meetelt, maar velen willen het poetinisme als systeem afgeschaft zien.


In hfst. 8 lezen we dat Poetin zijn medewerkers, zoals de Rotenbergs en Medvedev,  bijzonder goed beloont en wie tegen hem ingaat, zoals Chodorkovski, wordt ongenadig bestraft.


Over Poetins vijanden gaat hfst. 9. Litvinenko, Nemtsov, Skripal etc. Galeotti neemt het op voor Poetin: anderen wilden die ‘verraders’ dood, Poetin hield hen niet tegen. Hij verdraagt geen verraders: die mogen vernietigd worden.


Hfst. 10 gaat over de houding van Poetin bij dodelijke rampen. Hier toont hij wel duidelijk medeleven, hij kan niet alle wantoestanden wegwerken, want het zijn er te veel en zijn macht is niet onbeperkt. Bij de ramp met de Koersk had hij wel levens kunnen sparen door buitenlandse hulp toe te laten.


In het laatste hfst. vraagt Galeotti zich af of en wanneer Poetin wil stoppen. Hij heeft zorgen: de lage productiviteit in de economie, de westerse sancties, de demografische crisis, de armoede waarin 1 op 8 Russen leeft, de emigratie van de beste jongeren. Galeotti vermoedt dat Poetin graag een opvolger zou vinden en tegelijk een deel van zijn macht en volledige immuniteit zou willen behouden. Zijn beschermelingen willen dat hij nog lang aan de macht blijft. Maar enkel Poetin weet het antwoord.


Galeotti kent Rusland door en door. Soms is hij zeer kritisch, soms oppervlakkig. Sommige hoofdstukken missen structuur en bevatten vooral anekdotes  en details. Het boek is niet bedoeld voor academici: daarvoor is het te beknopt, is de toon te luchtig en heeft het geen voetnoten.


Er zijn degelijkere boeken over Poetin: o.a. de biografie van Steven Lee Myers, de studie over het Poetinisme van Katlijn Malfliet, ‘Poutine de A à Z’ van Vladimir Fedorovski.


Fouten staan er weinig in: ‘kroesja’ (p. 118, bescherming) moet krisja zijn; de cijfers over de rijkdom van Poetin lijken mij overdreven.


Op p. 48 beweert Galeotti dat Andropov “leiding gaf aan de verplettering van zowel de opstand in Hongarije in 1956 als de Praagse Lente in 1968.” In 1956 was Andropov idd. ambassadeur in Boedapest, hij complotteerde tegen de regering van Imre Nagy, hij alarmeerde Moskou over de moorden op geheime agenten en pleitte voor een kordate onderdrukking, , maar hij had helemaal geen leiding over de troepen die binnenvielen.


In 1968 was hij voorzitter van de KGB, hij was zeer tegen de Praagse hervormingen en pleitte opnieuw voor een ingreep, maar hij zat niet in het Politbureau dat (zeer verdeeld) over de inval stemde en hij was ook niet de leider van de troepen van de SU en haar bondgenoten. De publieke opinie in Moskou beschouwde eerste minister Kosygin als de hoofdschuldige. En één troost: Brezjnev kreeg er een hartaanval van. Andropov en Gorbatsjov waren de eersten die de inval nadien als een grote vergissing beschouwden en zelfs als het begin van het einde van de SU.


ISBN 978 90 446 4232 2 | Paperback; | 157 pagina's | Uitgeverij Prometheus, A’dam / Pelckmans, Kalmthout, 20 juni 2019
Oorspronkelijke titel: We Need to Talk about Putin Vertaler: Paul Syrier

© Jef Abbeel, 8 juli 2019 

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER