Non-fictie

Jan H. van Bemmel

Waar was je?
Geloven na Darwin en Hubble
Jan H. van Bemmel


Darwin (1809-1892) was de grondlegger van de evolutietheorie.  Hubble (1889-1953) was de ontdekker van de Big Bang: er is een oerknal geweest die de kosmos in beweging heeft gezet en houdt. De consequentie daarvan is dat het universum een duidelijk beginpunt heeft gehad. Iets wat christenen altijd al hebben geloofd, maar wat haaks staat op de gangbare evolutietheorie.  Jan H. van Bemmel onderzoekt wat dit betekent voor ons vertrouwen op de wetenschap dan wel op het christelijk geloof. Van Bemmel (1938) is daartoe zeker de geschikte persoon. Hij studeerde natuurkunde aan de Technische Universiteit Delft, promoveerde in wis- en natuurkunde en werd hoogleraar medische informatica.


Zijn boek heb ik met toenemende belangstelling gelezen. Van Bemmel schrijft met groot respect over wetenschappelijk prestaties, maar heeft ook een scherp oog voor grenzen, lacunes en beperkingen in het wetenschappelijk denken. Toegespitst op de kern laat Van Bemmel zien dat ook wetenschap stoelt op geloof en uit gaat van onbewezen vooronderstellingen. Bijvoorbeeld dat natuurwetten over miljoenen, zo niet miljarden jaren, onveranderd van kracht zijn gebleven en ook van toepassing zijn op het onbegrensd uitdijend heelal. Bewijzen hebben we er niet voor. Het is een veronderstelling.
Van Bemmel legt met zijn benadering een bom onder het denken van een stroming binnen de (evolutionaire) wetenschap, die pretendeert een sluitende en algemeen geldende theorie te hebben gevonden.


Van Bemmel laat zien welke onbeantwoorde vragen er nog zijn, hoe geleerden elkaar tegenspreken, welke leemtes er zijn. Alles bij elkaar is dat zoveel dat je wel mag stellen dat het evolutiemodel van de veronderstellingen aan elkaar hangt. Van Bemmel maant dan ook tot bescheidenheid. De titel van zijn boek is ontleend aan de vraag die volgens de Bijbel God aan Job heeft gesteld. Waar was je toen Ik mens en aarde heb geschapen? Je was er niet bij. Wat weet jij ervan, beperkt en sterfelijk mensje?


De waarde van dit boek lijkt me ook dat Van Bemmel scherp in beeld brengt dat ons denken over deze vragen te maken heeft met de vraag naar de grondslag van ons leven en de inrichting van de samenleving. Geloven we in God of in ons zelf? “Als de mens zichzelf de wet stelt, komen we vroeg of laat terecht in een maatschappij waarin het recht van de sterkste geldt en voor de zwakke geen plaats is” (blz. 153). Evolutie is het overleven van de meest geschikte levensvorm om te overleven. Wie of wat dat niet is, gaat ten onder in de meedogenloze strijd om het bestaan. Van Bemmel wijst op de ommekeer in het denken over abortus, euthanasie en voltooid leven en komt op voor het bestaansrecht van ook het zwakke en kwetsbare leven.


Als Van Bemmel de balans van zijn betoog opmaakt, stelt hij op goede gronden vast dat de evolutietheorie onbewezen is. Hij meent dat het veel meer voor de hand ligt om uit te gaan van een Ontwerper der dingen. Dus: een schepping en God als Schepper. Probleem is dan weer wel dat Van Bemmel de theorie van de Big Bang aanhangt. Maar als die theorie van Hubble klopt, roept dat ook weer spanning op met het Bijbelse scheppingsverhaal. Die vragen laat Van Bemmel liggen.


Inmiddels is hij met emeritaat. Maar zijn vakgebied blijft hij bijhouden. Met groot gemak schrijft hij heel wetenswaardig over vlinders, fruitvliegjes en kolibries. Maar ook over robots, kunstmatig leven en kunstmatige intelligentie. Tal van onderwerpen passeren zo de revue, maar wel binnen het kader van een hecht betoog. De bloedsomloop van een pasgeboren kind, de spectaculaire ontwikkeling van het oog bij vissen, reptielen, mensen, de ontzaglijke hoeveelheid informatie opgeslagen in het DNA en genoom. Dat maakt het boek interessant voor een brede categorie lezers, of je nu gelooft in schepping of in evolutie. Daarbij is het een groot voordeel dat Van Bemmel een gerenommeerd wetenschapper is. Zijn opvattingen en conclusies kunnen niet gemakzuchtig van de hand gewezen worden als afkomstig van een vooringenomen christen.

Over het algemeen is dit boek goed leesbaar. Een al te technische passage hier en daar wordt opgevolgd door een conclusie die voor iedereen goed te volgen is. Toch denk je een enkele keer dat een meelezer goede diensten had kunnen bewijzen. Wat te denken van de volgende breinbreker op blz. 159?


De definitie ‘soort’ is niet erg hard als men onder een andere soort verstaat dat een mogelijke kruising daarmee niet leidt tot vruchtbare nakomelingen. In dat verband zullen een pekinees en een Duitse herder tot verschillende soorten kunnen worden gerekend.


Over de betekenis van deze zin moet ik toch echt even goed nadenken. Wat is nu de definitie van ‘soort’ op basis van deze zin?


Al met al is dit boek een belangwekkende bijdrage in het debat over grenzen en mogelijkheden van geloof en wetenschap. Omdat volgens Van Bemmel wetenschap ook een geloof is, zou het hele debat in feite op een andere grondslag gevoerd moeten worden.


ISBN 9789058819635 | paperback | 188 pagina's met illustraties | Uitgeverij Buijten & Schipperheijn| Oktober 2017

© Henk Hofman, 16 december 2017

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER