Non-fictie

Paula Bermann

Deze ontspoorde wereld
Het oorlogsdagboek van Paula Bermann


Amsterdam 1940 – Jutphaas 1944


Paula Bermann was een Joodse vrouw, afkomstig uit Duitsland. Ze trouwde met een Nederlandse man, eveneens een Jood. Het echtpaar kreeg drie kinderen en woonde in Amsterdam-Zuid. De Tweede Wereldoorlog brak uit en Nederland werd door de Duitsers bezet.


Paula Bermann hield een dagboek bij. De schrijfster heeft de oorlog helaas niet overleefd, de dagboeken voor een flink gedeelte wel. Deze uitgave is samengesteld door Elma Drayer (columniste en schrijfster) op basis van de beschikbare dagboeken.


Het is beklemmend om te lezen hoe het net zich steeds meer sluit rondom Joodse mannen en vrouwen. Paula Bermann is een schrandere vrouw met een goed beoordelingsvermogen. Ze is uitstekend geïnformeerd, volgt het nieuws op de voet en is ook nog eens heel belezen. In het dagboek beschrijft ze haar grote inzet voor haar gezin: het huis schoon houden, de strijd om aan voedsel te komen, kleding netjes houden, maar ook de wrijvingen met haar opgroeiende kinderen, vooral de oudste twee. Ze typeert zichzelf ‘als de sloof die altijd schoonmaakte en de stille uren gebruikte om dagboeken te schrijven.’


Ze maakt zich geen illusies over hun toekomst. Al in juni 1940 schrijft ze dat het voor de Joden zal uitlopen op de ‘totale vernietiging’. Ze beseft dat Hitler het ‘Joodse volk haat en geen uitzonderingen zal maken.’


Opvallend is dat zij niet-Joodse landgenoten consequent als ‘christenen’ aanduidt. Het geloof, of het nu Joods of Christelijk is, heeft ze zelf al lang afgezworen. Ze kan niet geloven in een God en tegelijk leven in een wereld van vervolging en moord. ‘We zijn een speelbal in de handen van onze vijanden… En dat noemen ze het gezegende volk van Israël!’, schrijft ze in juli 1940.


Overigens is ze meerdere malen in haar dagboek vol lof over de houding van de ‘christenen’, die hun sympathie voor Joden laten blijken en vaak ook bereid zijn om Joden in onderduik op te nemen. Dat velen daar ook weer voor betaald worden, doet niet aan haar dankbaarheid af. Soms verkijkt Paula Bermann zich echter in haar beoordeling. Ze leest boeken van Jo van Ammers-Küller en kan niet geloven dat deze vrouw sympathiseerde met de NSB. Maar Jo van Ammers-Küller was wel degelijk Duitsgezind. Na de oorlog kreeg ze een publicatieverbod opgelegd. En wat Paula niet kon weten is dat juist in Nederland het percentage Joodse slachtoffers het hoogste in Europa was.


Het gezin Bermann moet zelf ook onderduiken. De ouders komen in Jutphaas terecht. De kinderen op andere adressen. Het leven wordt nog zwaarder dan voorheen, de toekomst inktzwart. Paula Bermann leeft in permanent angst voor haar kinderen. Overdag moeten zij en haar man stil zijn, fluisterend met elkaar praten, op pantoffels rondsluipen, zich niet voor de ramen laten zien. ‘s Nachts liggen ze wakker, gevangen in een radeloze angst voor vooral de kinderen. ‘Er zijn geen woorden voor het gevoel waarmee je opstond en naar bed ging’, schrijft ze november 1942.
Na bijna anderhalf jaar dit vreselijke leven te hebben geleid, worden Paula en haar man verraden. Man en vrouw komen om het leven in Bergen-Belsen.


In haar dagboek stelt Paula Bermann terecht de vraag: ‘Hoe is het mogelijk dat mensen elkaar zo’n verdriet aandoen?’ (november 1942). Waarom maken mensen steeds weer het leven voor anderen tot een hel? Paula zoekt het antwoord in de menselijke natuur. In mensen zit iets dat niet deugt. Dat dit waar is, blijkt inderdaad keer op keer, vooral in oorlogstijd als de rem van wet en conventie ervan af gaat. Arnon Grunberg heeft het in zijn Woord Vooraf over ‘de giftigste van alle vragen’, namelijk de vraag naar de identiteit (blz. 11). Maar misschien is ‘de giftigste van alle vragen’ wel de vraag naar de ware aard van de menselijke natuur. Deze vraag raakt elk mens.


Zelf handhaaft Paula Bermann een opvallend hoge moraal. Waar ze maar kan, helpt ze anderen. Haar kinderen houdt ze een strikte seksuele norm voor. ‘Veel jonge meisjes geven zich al voor het huwelijk weg. Dat is in deze tijd normaal, maar voor mij als rein denkende vrouw iets onbegrijpelijks.’ (december 1942). Ook in haar netheid op kleding, haar ijver in poetsen en boenen, het tot in de puntjes verzorgen van haar huishouding komt die hoge norm tot uiting.


November 1943 schrijft Paula over de massamoord op Joden in de omgeving van Kiev (de kloof van Babi Yar). Het is wel opvallend dat dit bericht het onderduikadres in Jutphaas heeft bereikt. Na de oorlog stelden veel Duitsers: ‘Wir haben es nicht gewusst.’  Dit dagboek laat echter zien hoe opvallend goed geïnformeerd men was over het lot dat de Joden wachtte. Het is een onwaarachtig excuus waarmee veel daders helaas toch hun verantwoordelijkheid in de rechtszaal hebben kunnen ontlopen.


De laatste dagboekaantekening is van 19 maart 1944. Paula zal samen met haar man sterven in deze wereld ‘die zo mooi is, en rijk aan scheppingswonderen… door de hand van de beul.’ (dagboekaantekening van 7 juni 1943).


Haar drie kinderen overleven de oorlog. De kleinkinderen geven toestemming voor publicatie van deze dagboeken. De vertaling van deze dagboeken naar goed lopend Nederlands was een zware opgave. Johan H. Winkelman is er echter prima in geslaagd.


Is het nodig dat dit type boeken nog steeds verschijnt? Ja, zonder enige twijfel. Met het verstrijken van de jaren vervaagt steeds meer het onderscheid tussen daders en slachtoffers. Als we willen dat Auschwitz zich niet herhaalt, moeten we de kloof tussen goed en kwaad intact houden en niet in grijstinten verdoezelen. Samensteller Elma Drayer en vertaler Winkelman hebben ons met de uitgave van dit boek een dienst bewezen.


Zie ook de uitzending van Oba Live met Elma Drayer over dit boek (start 4.57)


ISBN: 9789460038792 | Paperback | 317 bladzijden | Uitgeverij Balans | november 2018
Vertaald door Johan H. Winkelman

© Henk Hofman, 10 december 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer. Klik HIER