Het privédomein van mijn vader
Djoeke Veeninga
De vader van de schrijfster is Johan Veeninga (1915-1966). Hij groeit op in een arbeidersbuurt in Haarlem. Als selfmade man wordt hij onderwijzer en was zeer actief in jeugdbewegingen.
Hij vervult de dienstplicht als fietsende soldaat, maar als de oorlog uitbreekt en hij opgeroepen wordt, weigert hij dienst. Daarvoor moet hij anderhalf jaar boeten in Veenhuizen. Vandaar schrijft hij vele brieven, aan zijn ouders, en aan Ada, zijn vriendinnetje.
Eenmaal weer vrij, gaat hij in het verzet waarbij hij bezig was met illegale blaadjes, maar ook joodse kinderen in veiligheid bracht. Na de oorlog verhuist hij naar Den Haag.
In 1946 ontmoet hij op een feestje bij de ANWB, waar hij dan werkzaam is, Joke, zijn toekomstige echtgenote en moeder van Djoeke. Zij schrijven elkaar veel brieven, maar die periode duurt niet zo lang. Zij trouwen vrij snel.
Er worden drie kinderen geboren, waarvan de schrijfster de jongste is.
Als zij geboren wordt wonen haar ouders in Amsterdam en is vader Veeninga werkzaam bij de uitgeverij De Arbeiderspers, waar hij carrière maakt. Als adjunct-directeur heeft hij een stempel gedrukt op de uitgeverswereld. Hij zette de eerste stap naar de reeks Privé-domein die daarna samengesteld werd door Martin Ros. Hij nam het over omdat in 1966, datzelfde jaar, Johan Veeninga samen met zijn achttienjarige zoon om het leven kwam bij een auto-ongeluk.
De reeks die autobiografieën en egodocumenten uit allerlei landen bevat is nu uitgebreid met een semi-privé-domein, geschreven door zijn dochter, Djoeke Veeninga (1953), journalist en programmamaker. Zij beschikte over briefwisselingen, foto’s, en teksten van haar vader. Ook bleek hij actief te zijn geweest als filmmaker, en zijn die filmpjes bewaard gebleven.
Daarnaast sprak ze met mensen die hem gekend hebben, en deed onderzoek in archieven.
Het is een nogal intiem portret geworden, zijn dochter schroomt niet de zeer persoonlijke schrijfsels van haar ouders in het boek op te nemen.
We leren Johan Veeninga kennen, als een actieve, serieuze man die ook een romanticus kon zijn. Hij bezat humor, en was maatschappelijk bewust. Een man die niet stil kon zitten.
Terwijl we daarnaast ook een idee krijgen wie Djoeke is, geeft het boek een beeld van de jaren vijftig tot bijna zeventig. Djoeke Veeninga heeft ervoor gekozen geen foto’s of stambomen in het boek op te nemen, hetgeen soms wel bevreemdt. Zij beschrijft de foto’s wèl!
Aan het einde van het boek vinden we een inhoudsopgave: drie delen zijn er, Haarlem, Den Haag en Amsterdam, die dan weer onderverdeeld zijn in hoofdstukken met titels als onder andere: De voorouders; De pacifist; De ironische baas; De criticus; De minnaar; De echtgenoot; De vader van Duco; De dappere drinker; De onaanraakbare.
Alleen deze titels al geven een beeld van de man, maar maken meteen nieuwsgierig: hoezo Ironische baas? Dappere drinker?
Djoeke Veeninga (Amsterdam, 1953) is een Nederlands auteur, journaliste en programmamaker voor radio en televisie.
Ook verschenen diverse boeken van haar: Het geluk van de mier (1991) over haar verblijf in Indonesië, Standplaats Tanzania (1992) en Standplaats Vietnam (1994).
ISBN 9789492241870 | Paperback | 256 pagina's | Uitgeverij Magonia | september 2025
© Marjo, 28 oktober 2025
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
De Vergeten Veldslagen van de Lage Landen
Mart de Kruif, Théon Minten en Tom de Kruif
Niet alle veldslagen die in dit boek worden beschreven, vallen in de categorie “vergeten veldslagen”. De Slag bij Nieuwpoort (1600), de Slag bij Waterloo (1815), de slag om de Grebbeberg (1940) en de zeeslag bij Kijkduin (1673, strikt genomen geen veldslag) zullen toch nog wel redelijk bekend zijn? Maar inderdaad: de veldslagen bij Neerwinden (1693), Oudenaarde (1708), Lafelt (1747), Fleurus (1794), en Langemark (1914), zal veel mensen weinig bekend voorkomen.
Het boek opent met de Guldensporenslag bij Kortrijk (1302) en sluit af met de slag bij Best (1944). Met de Tiendaagse Veldtocht (1831) erbij gevoegd, zijn nu alle veldslagen genoemd die in dit boek besproken worden. Deze veldslagen hebben zich afgespeeld in de Lage Landen. Met name het zuidelijk deel daarvan - het huidige België - wordt wel het slagveld van Europa genoemd.
“Van Caesar tot Hitler en van Alva tot Napoleon. Het is moeilijk om een gebied te vinden waar per vierkante kilometer vaker is gevochten dan in de Lage Landen” (blz. 7).
Elk hoofdstuk heeft dezelfde vaste structuur. Eerst komt de politieke en militaire achtergrond in beeld. Daarna geven de auteurs aandacht aan de wijze van oorlogvoering ten tijde van de veldslag. Vervolgens komt uitgebreid het verloop van de veldslag zelf aan bod. De hoofdstukken worden afgerond met een militaire analyse. In de vele kaders wordt een bepaald thema verder uitgediept. Van elke veldslag is bovendien een duidelijke kaart opgenomen.
Twee historici en één militair staan aan de basis van de tekst. Een mooie combinatie, en bovendien een prachtig voorbeeld van een vader-zoonproject.
Volgens de auteurs is kennis van deze twaalf veldslagen noodzakelijk omdat de gevolgen voor heel Europa van groot belang zijn geweest. Daar is geen woord van te veel gezegd. Bij Kortrijk behaalden Vlaamse boeren en ambachtslui een onverwachte overwinning op een Frans ridderleger. Bij Nieuwpoort hing het voortbestaan van de Republiek aan een zijden draad. De Slag bij Waterloo markeerde het einde van de imperiale ambities van Napoleon. De slag om de Grebbeberg liet zien dat als een land zijn defensie verwaarloost het zijn vrijheid verkwanseld.
Origineel is de aanpak in het hoofdstuk over de slag bij Best. Deze slag is onderdeel geweest van operatie Market Garden. Het doel was om via Arnhem Duitsland binnen te vallen en daarbij de Siegfriedlinie te vermijden. Maar dan moesten er wel heel wat bruggen veroverd worden en daar gaat dit hoofdstuk over. Het plan was te ambitieus en mislukte. Montgomery vond de operatie toch voor 80% geslaagd. Prins Bernhard sprak van een ramp. Historicus Maarten van Rossem wijst Montgomery aan als de ‘schuldige’ voor het mislukken van Market Garden. In de militaire analyse noemt Mart de Kruif beide standpunten en laat het oordeel over aan de lezer.
Generaal b.d. De Kruif kan voor zijn nabeschouwingen putten uit zijn enorme ervaring. Dat levert interessante gezichtspunten op. Nemen we als voorbeeld de missie in Afghanistan (2006-2011). Voor de politici was het een ‘opbouwmissie’, voor de militairen een ‘vechtmissie’. Met gevoel voor humor schrijft de oud-generaal:
“Als het om een opbouwmissie gaat, dan zou het voor de hand liggen om een aannemersbedrijf te sturen, niet een krijgsmacht. Voor de militairen was direct duidelijk dat deze missie gevaar zou opleveren. Zij zagen het als een vechtmissie. Deze discrepantie leidde tot een oeverloze en zelden vruchtbare tussen militairen en politici” (blz. 103).
Ook de twee historici hebben een vlotte, frisse manier van schrijven, waarbij ze de grote lijn knap afwisselen met aandacht voor details en anekdotes.
Het boek spreekt erg aan en is door Lannoo heel verzorgd uitgegeven.
Mart de Kruif, luitenant-generaal b.d. In 2007 verantwoordelijk voor 45.000 NAVO-militairen in Afghanistan. Van 2011-2016 Commandant der Landstrijdkrachten.
Tom de Kruif doceert geschiedenis aan het Rijnlands Lyceum in Sassenheim. In 2017 werd hij uitgeroepen tot geschiedenisleraar van het jaar. Samen met zijn vader produceert hij de podcast “Veldheren historisch”.
Théon Minten is historicus en was van 1999-2019 docent geschiedenis aan het Rijnlands Lyceum te Sassenheim.
ISBN 9789059960053 | Paperback | 310 bladzijden | Uitgeverij Lannoo | 29 september 2025
© Henk Hofman, 27 oktober 2025
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER
In de geest van de nazi’s
12 waarschuwingen uit de geschiedenis
Laurence Rees
Een samenleving kan - ongeacht de staatsvorm - snel ontmanteld worden. In 1989 viel de Berlijnse muur en kort daarop implodeerde de Sovjet-Unie. Ook een samenleving geënt op het democratische bestel kan in korte tijd ineenstorten. Dat gebeurde in de Weimarrepubliek waar Hitler in 1933 aan de macht kwam. In hoog tempo vormde hij Duitsland om tot een dictatuur. Deze historische omwentelingen maken duidelijk hoe fragiel ons leven en de instituties om ons heen zijn.
Ook het gedrag van mensen zelf kan snel radicaliseren als de omstandigheden zich wijzigen. Daar levert Hitler-Duitsland opnieuw het voorbeeld van. Miljoenen mensen ‘bekeerden’ zich tot een bizarre ideologie waarin haat centraal stond en honderdduizenden mensen ontpopten zich als moordenaar en beul.
In dit boek wil Rees nagaan hoe zo’n omslag in denken en doen te verklaren is en welke lessen we daaruit kunnen en moeten trekken. Daarbij maakt hij gebruik van inzichten die de evolutiepsychologie en de gedragspsychologie leveren.
In twaalf hoofdstukken bespreekt hij onder meer de invloed van complottheorieën, het denken in een ‘wij-zij” tegenstelling, het zoeken van een zondebok, het aanvallen van mensenrechten, het elimineren van elk verzet, het makkelijker maken om mensen te doden door op afstand te moorden, en het aanwakkeren van angst bij de burgers.
Het is griezelig om te lezen hoe dictators door sluwe manipulatie en met behulp van een uitgekookte propaganda aan de macht kunnen komen en zich daar vervolgens weten te handhaven. Voor dat doel is elk middel geoorloofd en wordt wreedheid voorgesteld als noodzakelijk en gerechtvaardigd.
“De nazi’s hadden grootse en moorddadige plannen, als gevolg waarvan miljoenen mensen zouden omkomen. De daden van de nazimoordenaars laten zien … in welke mate mensen afschuwelijke moorden kunnen begaan en hun daden toch gerechtvaardigd noemen” (blz. 230).
Himmler prees zijn SS’ers (vaak hoogopgeleide mannen) omdat ze ondanks het moorden toch “fatsoenlijk” wisten te blijven.
Het waren niet alleen mannen die zich schuldig maakten aan massamoorden. Vrouwen hadden ook hun aandeel. Ze werden ingezet als administratieve hulp in het proces van moorden, of dienden als verpleegkundigen een dodelijke injectie toe. Anderen werkten als Aufseherin in de kampen. Deze vrouwen begonnen meestal jong en onervaren aan hun taken, maar “keer op keer waren ze al net zo slecht als de ouwe rotten”. Getalsmatig zal de betrokkenheid van vrouwen lager zijn geweest dan die van mannen, maar in “sadisme is er geen verschil in het voordeel van vrouwen” (blz. 308-312).
Slechts enkelen maakten bezwaar tegen het moorden. Rees noemt generaal Blaskowitz en bisschop Von Galen. Daar was grote moed voor nodig. Maar generaal Blaskowitz diende zijn bezwaren in binnen de kanalen van de legerhiërarchie en dat was vruchteloos. En bisschop Von Galen beperkte zich tot het euthanasieprogramma van de nazi’s. Hij plaatste geen vraagtekens bij de grondbeginselen van het regime. De vervolging van Joden kaartte hij niet aan. Na de oorlog wilde hij een verbod voor zwarte Amerikaanse soldaten om ’s avonds op straat te lopen.
Uniek was de houding van de Jehova’s Getuigen. Als ze hun geloof afzworen, konden ze gelijk vrijgelaten te worden. Toch ondergingen velen liever de vreselijkste mishandelingen dan dat ze die stap zetten.
In 1936 organiseerde Duitsland de Olympische Spelen. Voorzitter Avery Brundage was verheugd dat de wereld opnieuw had gezien “dat er geen doeltreffender middel is om internationale vrede en harmonie te bewerkstelligen dan via deze vierjaarlijkse viering”. De Duitsers hadden voor de duur van de spelen hun harde beleid afgezwakt en Goebbels zag er speciaal op toe dat ‘negeratleten’ niet beledigd werden. Brundage keek niet door de façade heen.
Maar ook president Roosevelt valt van zijn voetstuk. Hij organiseerde in 1938 een internationale conferentie om de situatie van de Duitse Joden te bespreken. De president wist op voorhand dat de conferentie geen liberalisering van de immigratiewetten zou opleveren. Hij was dat ook niet van plan. Hij wilde met het oog op de publieke opinie slechts de reputatie van zijn land veiligstellen.
Twaalf waarschuwingen en twaalf lessen voor de democratie. In een slothoofdstuk gaat de auteur ze langs. Hij waakt ervoor om de lessen te koppelen aan namen van eigentijdse personen en/of partijen. Dat lijkt me terecht, want er kan steeds weer een nieuwe politicus opduiken met verkeerde denkbeelden. Dan is het van belang om de signalen op te pikken en te duiden. Wees op je hoede voor politici die met complottheorieën komen. Die in termen van wij-zij spreken, of die nadrukkelijk een ander als de zondebok aanwijzen.
Onder leiding van Rees daalt de lezer af in de krochten van de nazimentaliteit. Het onderzoek levert een onthullend, verontrustend en beklemmend beeld op. Een boek met een hoge actualiteitswaarde.
Eén kleine opmerking: verspreid over het boek bespreekt Rees het euthanasie-programma van de nazi’s zonder de naam daarvan te noemen. Het gaat om Aktion T4 uitgevoerd in sanatoria, ziekenhuizen en verpleeghuizen. Als zodanig wordt het gezien als de wegbereider voor de vernietigingskampen. Veel personeel van Aktion T4 werd daar naderhand ingezet.
Het boekt telt 48 foto’s verspreid over drie katernen. De bronnen worden zorgvuldig verantwoord in de noten. Er is geen register van personen en zaken opgenomen.
Zeer aanbevolen.
Laurence Rees (1957) heeft een reputatie opgebouwd als historicus, documentairemaker en als auteur van meerdere boeken over Nazi-Duitsland.
De (goede) vertaling is van Catalien en Willem van Paassen.
ISBN 9789026372056 | Paperback | Omvang 437 | Uitgever Ambo-Anthos | 9 oktober 2025
© Henk Hofman, 23 oktober 2025
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.
Als Rusland wint
Een scenario
Carlo Masala
Masala (°1968) is professor internationale politiek in München en veiligheidsexpert. In dit boekje schetst hij een sombere toekomst voor Europa, met de bedoeling om lezers en politici tot nadenken aan te zetten over de vraag welke effecten een Russische overwinning in Oekraïne kan hebben voor Europa.
Oekraïne wordt in zijn scenario gedwongen om 20% van zijn grondgebied af te geven en geen NAVO-lid te worden. Het Westen reageert opgelucht, omdat de oorlog voorbij is. Een jaartal ontbreekt hier. Extreem-rechtse en extreem-linkse partijen die de kant van Rusland kozen, triomferen: door hun kritieke op de steun voor Oekraïne hebben ze veel kiezers gewonnen. In de VS pleiten ze voor minder Amerikaanse troepen in Europa.
In Rusland zegt Poetin dat zijn taak volbracht is: Rusland is weer een grote mogendheid. Een econoom, Oleg Obmantsjikov, volgt hem op. De auteur vertelt er niet bij dat обманцик/obmantsjik in het Russisch bedrieger betekent. In de bezette gebieden worden Russen gehuisvest. Oekraïners die het niet eens zijn, worden naar heropvoedingskampen gebracht.
‘Vrij Oekraïne’ is een puinhoop: het land is failliet, de werkloosheid piekt, er komt te weinig geld binnen voor de wederopbouw. Jonge Oekraïners verlaten het land. Oude conflicten steken weer de kop op, het aantal pro-Russische krachten neemt toe.
In Europa zijn er onvoldoende soldaten en investeringen in defensie. Enkel Midden- en Oost-Europa blijven bezorgd om de toenemende Russische dreiging. Masala verwijst naar de bezetting van het Rijnland in 1936: Engeland en Frankrijk lieten Hitler toen ook begaan. Rusland heeft die techniek nu toegepast op de Krim en in Oost-Oekraïne. Europa wordt bovendien geconfronteerd met massale immigratiestromen uit Afrika en Azië. Ondertussen pakt China eilandjes af van andere landen in de Zuid-Chinese Zee. Washington aarzelt om te hulp te komen.
In zijn scenario laat Massala Russische troepen in 2028 de Estse stad Narva veroveren, die voor 88% Russischtalig is. En ook het eiland Hiiumaa wordt bezet. De NAVO-troepen in Estland, 700 Amerikanen en 1.700 anderen, reageren niet. Van op het eiland Hiiumaa stellen de Russen een zeeblokkade in, zodat 100.000 NAVO-soldaten moeilijk de Baltische landen kunnen bereiken. In de NAVO-raad zegt de Amerikaanse vertegenwoordiger dat Estland de rechten van de Russischtaligen niet geëerbiedigd heeft en dat hij de inval dus begrijpt. Voor Narva met zijn 53.000 inwoners gaan de VS geen Derde Wereldoorlog riskeren. Amerika stelt dus zijn veto tegen artikel 5. En Estland wordt gevraagd zijn verzoek om artikel 5 in te trekken.
In het Kremlin wordt de verovering van Narva gevierd in aanwezigheid van de oude Poetin en Loekasjenko. De nieuwe president bedankt Xi en Modi voor hun jarenlange hulp. Xi beschouwt China al als heerser over de wereld. Rusland en Wit-Rusland worden bovendien één land met één parlement en één president.
In het nawoord herhaalt Masala dat het gevaar van Rusland zal blijven komen en dat de nucleaire dreigingen het Westen blijvend bang zullen maken. Europa heeft veel te lang gewacht om Oekraïne echt te helpen uit angst voor nucleaire dreigementen van Rusland. Bovendien vreesde het een desintegratie als Rusland zou verliezen. De Westerse leiders hadden ook te laat door dat Poetin geen compromis-vrede wenst en een oorlog voerde om een nieuwe wereldorde met China, India en het Globale Zuiden te bewerkstelligen.
Masala waarschuwt Europa dat het niet mag blijven vertrouwen op Amerika, dat Trump onberekenbaar is en te veel de kant van Poetin kiest. Die wil de Russische grootsheid herstellen en de Europese veiligheids-architectuur vernietigen. Om onze democratie te waarborgen, moet Europa zijn inspanningen voor Oekraïne doorzetten, zijn defensie-beloften van 800 miljard waarmaken en bereid blijven om op te treden tegen de hybride oorlog van Rusland.
Onze politici weten dus waar ze aan toe zijn. Een andere Duitse auteur, econoom Hans-Werner Sinn, deelt deze mening in zijn nieuw boek ‘Trump, Putin und die Vereinigten Staaten von Europa’ (oktober 2025). Het boek van Masala is vlot leesbaar, maar een kaartje van de Baltische landen ontbreekt.
ISBN 978-90-446-6006-7 | Paperback | 134 pagina's | Uitgeverij Prometheus, Amsterdam/L&M, Antwerpen | 11 april 2025
Vertaling van: ‘Wenn Russland gewinnt’, door Mario Molegraaf
© Jef Abbeel, 26 oktober 2025 www.jefabbeel.be
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
King Leopold heeft mij ontmaagd
Marcel Yabili
Dit boekje met zijn rare titel verscheen ook in het Frans als ‘King Leopold m’a dépucelé’. Het is één van de meer dan dertig publicaties van Yabili, advocaat in Lubumbashi en als schrijver gespecialiseerd in de geschiedenis van Congo. In vijf jaar tijd wijdde hij er vijf boeken aan.
Met dat ‘ontmaagd’ bedoelt hij: geschrokken door de onjuiste bevolkingscijfers van Stanley, die schattingen maakte zonder de gebieden verkend te hebben. Het verschil met de telling van 1920 werd dan verweten aan Leopold (p. 14). Yabili bewondert Leopold om zijn prestaties in Congo Vrijstaat en in China, dat nu veel genadelozer te werk gaat in Congo dan Leopold destijds (p. 21).
De schrijver uit ook kritiek op ‘vertellers’ zoals de Brit Morel, die beelden produceerden zonder de juiste informatie en die andere ‘vertellers’ zoals Mark Twain, Arthur Conan Doyle, Jules Marchal en Adam Hochschild inspireerden. Yabili bewijst ook dat Morel slecht geïnformeerd was: het 10.000 pagina’s dikke ‘Bulletin Officiel’ van Congo Vrijstaat had hij nooit ingekeken (p. 47) en de wapens die dienden voor de antislavernij-campagnes beschouwde hij als wapens om de Congolezen te onderdrukken.
Zijn cijfers over de rubberexport bevatten ook de veel grotere hoeveelheden van de buurlanden Angola en Congo Brazzaville, dus niet enkel van Congo. Het Congolese deel bedroeg maar één derde van het Afrikaanse en slechts 10% van het mondiale: Zuid-Amerika en vooral Brazilië produceerden veel meer: 70% (p. 26-30). Hij toont ook aan dat het systeem waarbij ambtenaren premies kregen voor hogere rubberoogsten slechts één jaar bestond: van april 1894 tot maart 1895 en geen “23 jaar” (1855-1908), zoals vaak verteld wordt (p. 96-97).
Yabili verzet zich krachtig tegen allerlei verhalen over Leopold en komt dan met zijn waarheid op basis van tienduizenden documenten die anderen niet bekeken. Hij beweert zelfs dat de antiklerikalen en de ‘vertellers’ de geschiedenis vervalsten: volgens hen was Thomas Kanza in 1956 de eerste Congolese universitair. Maar in 1907 was er al landbouwkundige Paul Panda Farnana, opgeleid in België en in 1917 priester Stefano Kaoze, opgeleid in Congo. Hij geeft nog andere voorbeelden van onjuistheden (p. 51-53).
Nu wonen in Congo nog maar 2.746 Belgen tegenover 90.000 in 1960. Omgekeerd is het aantal Congolezen in België sinds de onafhankelijkheid gestegen van 300 naar 60.000, dat is x 200! Een ‘omgekeerde kolonisatie’ (p. 59). Zij eisen van alles voor zichzelf, niet voor de Congolezen in Congo (p. 61). Hij vermeldt ook dat een Congolese delegatie wenste dat kunstvoorwerpen in Tervuren blijven, zodat bezoekers uit heel de wereld ze kunnen bewonderen, in plaats van ze naar Congo te brengen (p. 62-63).
Beoordeling
Yabili doet opnieuw een poging om de foutieve beeldvorming omtrent Leopold II recht te zetten. Bij momenten is hij dan zeer emotioneel en woedend op de geschiedvervalsers. In 2020 deed hij ook al een poging om de waarheid te tonen in zijn uitgebreide studie ‘Le roi génial et bâtisseur de Lumumba’, vertaald als ‘Mijn waarheid over Leopold II: nepnieuws ontkracht’. Of hij de vele tegenstanders hiermee zal overtuigen, is een andere vraag.
Bij p. 59-66 wordt verwezen naar 40 noten, maar die staan niet in het kleine boekje, wel in het grote. Soms is het nuttig om de Franse versie erbij te houden. Dan zie je dat er met ‘Land buren’ (p. 27) de buurlanden van Congo bedoeld worden. Tegelijk is het knap dat een Congolees beter Nederlands kent dan menig Belgisch minister. Aanbevolen lectuur voor wie een juist beeld wenst van de geschiedenis van Congo.
ISBN 9782383541141 | Paperback | 102 pagina’s, kaarten, tabellen, foto’s | Editions Musée Familial Yabili, Lubumbashi | 25 augustus 2025
© Jef Abbeel, 17 oktober 2025
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Zij die gaan sterven
Het boek heeft een originele structuur. De auteur beschrijft eerst de laatste maaltijd van gladiatoren, daarna hun slaap, vervolgens de dag van de spelen en eindigt met de zonsondergang na een spannende en gewelddadige dag.
In het kader van een etmaal vertelt de auteur dus hoe de spelen georganiseerd werden en wat eraan voorafging. Elk thema verbindt hij met politieke gebeurtenissen en culturele gewoonten van de Romeinen. Daarmee biedt hij meer dan alleen een geschiedenis van de gladiatorenspelen. De bedding voor dit verhaal is de geschiedenis van het Romeinse Rijk.
Daar komt bij dat Sidebottom goed kan vertellen. Bijvoorbeeld over de gemeenschappelijke latrines waar de zitplekken vlak naast elkaar lagen. Dicht op elkaar gezeten kon niemand zich onttrekken aan de intieme aanblik, geuren en geluiden van anderen. Of over de nachtelijke herrie in de grote steden. Vervoer overdag was verboden. Dus persten zich ’s nachts de ratelende karren, gevuld met voedsel en bouwmaterialen, bestuurd door schreeuwende voormannen, door de smalle straten met achterlating van paardendrek.
Het verhaal van de arenaspelen is op zichzelf al zeer de moeite waard. Het is bizar dat mensen gedood werden om de toeschouwers op de tribune te vermaken. Als iemand in doodsnood vluchtte voor een aanvallende leeuw barstte de menigte in lachen uit. Na elk programmaonderdeel sleepten knechten de lijken de arena uit en wierpen ze schoon zand over de bloedvlekken heen. Daarna begon de volgende ronde. De spelen werden gedurende 700 jaar in het gehele Romeinse Rijk gehouden. Dit onthult een duistere keerzijde van een beschaving die als basis geldt voor de Europese samenleving.
Gladiatoren konden krijgsgevangenen zijn, maar ook wel veroordeelde misdadigers of mensen die zich vrijwillig aanmeldden in de hoop op roem en prijzen. Als je wist te overleven, dat was de gok.
Gladiatorengevechten waren onderdeel van het middagprogramma. De ochtend was gereserveerd voor spelen waarin men dieren tegen elkaar liet vechten. De pauze tussen die twee onderdelen in werd gebruikt voor openbare executies. Gedurende de hele dag zagen bezoekers dus mensen en dieren sterven met als climax het middaggedeelte.
De spelen waren diepgeworteld in de Romeinse cultuur. In de 5e eeuw, onder invloed van de toenemende macht van de christelijke kerk, werden de spelen aan banden gelegd. Christenen wilden af van de geldverslindende spelen en richtten zich op het geven van aalmoezen aan weduwen, wezen en armen en het verzorgen van zieken. In 529 verbood keizer Justinianus de spelen.
Sidebottom bagatelliseert en ridiculiseert de rol van de kerk en het christelijk geloof in dit proces. Bisschoppen die waarschuwden tegen de spelen noemt hij ‘zedenpredikers’ (blz. 136, 179) en ‘denigrerende geloofsfanaten’ (blz. 138), hun preken ‘deprimerende zedenpreken’ (blz. 136), hun leer ‘een agressieve ideologie’ (blz. 330). En het is zonder meer een karikatuur om te stellen dat christenen zich ‘verkneukelden’ in de dag van het Laatste Oordeel. Dan zouden bezoekers van de arenaspelen zelf slachtoffer worden ‘en voorgoed in het hellevuur branden’ (blz. 330).
Het is opmerkelijk dat Augustinus in zijn ‘Belijdenissen’ de spelen niet alleen afkeurt vanwege de wreedheid, maar ook omdat het slecht was voor wie ernaar keken. Waar we naar kijken, vormt ons. Goede verhalen en mooie beelden kunnen ons daarentegen leren wat echt waardevol is in het leven. Hiermee raakt Augustinus de kern aan: de spelen zijn slecht voor iedereen ongeacht of ze deelnemer dan wel toeschouwer zijn. Zijn visie op wat het beeld met mensen doet, wordt gedeeld door moderne psychologen. De Amerikaan Jonathan Haidt wijst in zijn boek ‘Generatie Angststoornis’ op mentale problemen bij jongeren als gevolg van wat ze zien op sociale media.
Op bladzijde 128 en bladzijde 325 heeft Sidebottom het over ‘Galen’ lijfarts van keizer Marcus Aurelius. Deze arts begon zijn loopbaan in de gladiatorenschool van Pergamum. De naam ‘Galen’ is ongebruikelijk. Wij kennen hem beter onder de ingeburgerde naam ‘Galenus’. In de zoekbalk van Google krijg je geen hits als ‘Galen’ wordt ingetikt, ook niet onder vermelding van ‘arts’.
Al met al, en even afgezien van de faux pas met betrekking tot het christendom, schreef Sidebottom een grondig en fascinerend boek over het Romeinse Rijk met de arenaspelen als uitgangspunt en rode draad. Het boek is voorzien van een fraai fotokatern, en de daarin opgenomen afbeeldingen worden in de tekst van het boek toegelicht.
Harry Sidebottom doceert Klassieke Geschiedenis in Oxford. Naast non-fictieboeken over de Romeinse tijd, schrijft hij ook historische boeken over dezelfde periode.
ISBN 9789463824255 | Paperback | Omvang 447 bladzijden | Uitgeverij Balans | 3 oktober 2025
Vertaald door Maaike Post
© Henk Hofman 9 oktober 2025
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.
Bloedlijnen
Ma vie, un rude combat
Paul-Louis Kabasubabo Koni
De auteur (1927-2016) was blijkbaar de grootste Congolese schrijver van de generatie Lumumba. Tussen zijn 80ste en zijn 88ste schreef hij tien boeken. In dit werk beschrijft hij zijn leven als koloniaal ambtenaar en ook de jaren 1960-1972, toen hij een zeer hoge ambtenaar van zijn land was.
Hij bewondert de Belgen, maar hij uit ook kritiek, o.a. op de blanken met dubbel huishouden: hun vrouw in België, concubines in Congo. De kinderen uit zulke relaties, halfbloeden of mulatten, werden al sinds 1890 beschermd door de staat, die zorgde voor hun onderhoud en onderwijs, zodat ze nadien een eervolle functie kregen. Desondanks eisen ze nu een schadevergoeding van de Belgische staat. Daar spreekt men van ‘gestolen kinderen’ en ‘misdaden tegen de menselijkheid’ (p. 10).
Bij die kinderen hoorden de auteur en zijn broer. Hun vader heette René Preys (niet te verwarren met de egyptoloog). Zij kregen zeer degelijk onderwijs in Boma, bij de Broeders van de Christelijke Scholen. Soms waren die te streng en vernederden ze hun leerlingen. In 1935-1944 was dat onderwijs beperkt tot het lager en vier jaar middelbaar. Ze leerden er ook dansen, koken, kleren wassen, dagelijks douchen, typen, steno-dactylo en het land bewerken. Na die tien jaar onderricht gingen ze naar het leger of naar de administratie.
Hij was altijd de eerste van de klas. De vriendschap tussen de scholieren was groot. Maar met de onafhankelijkheid stortte dat systeem in elkaar en verdween de onderlinge solidariteit (p. 32).
Kabasubabo vertelt ook over de razzia’s die sommige zwarte chefs hielden om slaven te vangen voor o.a. Tippo Tip (1837-1905), een zwarte chef uit Zanzibar, die ze verkocht aan Arabieren (p. 20).
In 1945 werd de schrijver kantoorbediende. Hij kreeg 600 BF per maand, blijkbaar voldoende om ook zijn moeder en tante te financieren én een huisbediende aan te nemen. Deze pikte wel zijn spaarcenten. Kabasubabo controleerde de immigratie in de haven van Boma en constateerde dat de Belgen niet altijd de vereiste diploma’s en bekwaamheden hadden. Hij zelf was vrijgezel, maar wel vader van een kind dat door zijn ouders opgevoed werd.
In 1957 kreeg hij de ‘Kaart van Burgerlijke Verdienste’: een ‘évolué’ kreeg daarmee toegang tot privileges van de Europeanen: hotels, bars, bepaalde scholen, alcohol. Elk jaar werd hij geëvalueerd en kreeg hij telkens de hoogste score: ”Elite”. Hij slaagde in een examen waardoor hij toegang kreeg tot ambten die toen voorbehouden waren voor blanken.
Hij beschrijft en betreurt de achteruitgang na de onafhankelijkheid. Na 25 jaar hard werken in Boma moest de auteur daar weg omdat hij partijloos was. Hij werd eerst bureauchef bij de centrale regering in Kinshasa, dan directeur personeelszaken, daarna secretaris-generaal van het ministerie van transport. Hij mocht Congo vertegenwoordigen op internationale conferenties.
Na een muiterij van Congolese militairen in 1960, sloegen veel blanken op de vlucht. Zwarten namen onvoorbereid hun posten in. Er ontstond chaos. In 1963 waren de wegen al in staat van verval en de mensen waren armer dan in 1960, toen Congo aan de top van Afrika stond. Leraren werden zo slecht betaald dat ze op het bord schreven: ‘J’ai faim’ en geld eisten van de leerlingen. Politici hadden overal onbekwame partijleden op hoge posten gezet.
Van 1964 tot 1970 was hij voorzitter van Otraco, de transportdienst voor het spoor, de rivieren en havens. Met Belgische en Franse technische hulp moest hij de scheve toestanden weer rechttrekken.
In eigen land had hij vaker tegenstand dan medewerking, ook van Mobutu, die zich overal mee bemoeide en niet hield van onomkoopbare ambtenaren. Toch benoemde die hem in 1971 tot directeur van een belangrijke spoorwegmaatschappij KDL, Kinshasa-Dilolo-Lubumbashi, die 2.612 km spoor beheerde en 17.000 personeelsleden had. Bij de BCK (Bas-Congo Katanga), die zich bezighield met de bouw en exploitatie van die spoorweg, waren na 11 jaar onafhankelijkheid nog alle belangrijke posten in handen van blanken (p. 149). Hij moest die dienst ‘afrikaniseren’. Daarbij kreeg hij veel tegenkanting van zijn eigen minister, die de kant van de Belgen koos! President Mobutu en die minister ontsloegen hem in maart 1972. Zij kozen de kant van de voormalige kolonisator, die bovendien met Congolees geld een grote building zette in Brussel.
Na zijn ontslag kreeg hij een pensioentje van 11 dollar per maand voor 27 jaar dienst, waarvan 16 voor de kolonisator en 11 voor de Congolese staat (p. 204). Het is me niet duidelijk hoe hij dan toch huizen kon bouwen en lid worden van een chique golfclub. Temeer omdat zelfs dat bedrag een jaar lang niet op zijn rekening verscheen (p. 209).Hij bouwde een huis, dat hij verhuurde, maar de huurder betaalde niet. Hij stichtte nog bedrijven, maar kreeg enkel tegenwerking. Hij werd gouverneur van de Lions Clubs van Congo, Rwanda en Burundi.
In 1997 werd zijn huis in Kinshasa gedurende elf jaar in beslag genomen en geplunderd door soldaten van Laurent-Désiré Kabila. In 2007 was het herleid tot een ruïne en alles was gestolen of verwoest. Schadevergoeding kreeg hij nooit. Hiermee eindigt het boek in mineur.
Beoordeling
De auteur vertelt op een serene en trotse manier zijn harde levensloop, deels tijdens de kolonisatie, deels tijdens de onafhankelijkheid. Hij toont zich niet gefrustreerd, in tegenstelling tot vele Congolezen in de Belgische diaspora nu, die het falen van hun leiders op de Belgen steken. Kabasubabo toont net aan dat de Congolese leiders het slechter deden dan hun voorgangers: rechtszekerheid verdween, corruptie, verval, armoede, verwoestingen en verkrachtingen kwamen in de plaats.
Het grootste deel is vlot leesbaar. Moeilijke materies zijn de discussies tussen leidinggevende ambtenaren en de Congolese regering en president, die zich moeiden met zaken waarvan ze niets kenden en die vaak tegenstrijdige orders uitvaardigden. En ook de juridische onderhandelingen tussen Belgische en Congolese instanties. Maar globaal gezien is het een zeer toegankelijk boek.
ISBN 978-23-835-4051-9 | Paperback, 230 pagina’s, kaarten, stambomen, foto’s | Editions du Musée Familial Yabili, Lubumbashi, 30 juni 2023
© Jef Abbeel, september-oktober 2025 www.jefabbeel.be
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Zoetwateroorlog
Hoe de Nederlandse marine de Fransen bestreed op de Waterlinie, de rivieren en de Zuiderzee, 1672-1673
Anne Doedens mmv Liek Mulder
Het is een wonder dat de Republiek in 1672 de gecoördineerde aanval van Frankrijk, Engeland, Münster en Keulen heeft doorstaan. Lodewijk XIV, de Zonnekoning, heeft zijn doel om de Republiek te vernietigen net niet bereikt. Dit boek noemt daar drie reden voor.
- In de eerste plaats had de koning in de zomer van 1672 daadkrachtiger moeten optreden, maar hij aarzelde over de te voeren strategie. Dat kostte tijd en die tijd hebben de Nederlanders benut om de Waterlinie op orde te brengen.
- In de tweede plaats kwam er een internationale coalitie in het geweer tegen de dreigende Franse hegemonie in Europa. Dat noodzaakte de koning om zijn krachten te verdelen.
- In de derde plaats was er het krachtige optreden van de Nederlandse marine op de rivieren en de Zuiderzee. De Fransen beschikten niet over varend materieel en konden dus weinig inbrengen tegen de Nederlandse maritieme overmacht.
Dit boek legt de focus op de strijd op de binnenwateren in de Republiek. Het is een betrekkelijk onbekend verhaal en de auteurs willen met hun boek een bijdrage leveren aan een historisch verantwoorder beeld van de geschiedenis van het Rampjaar. De Waterlinie hield dankzij de inzet van de marine de Fransen buiten het hart van Holland. Het accent ligt op de zoete binnenwateren, vandaar de titel van het boek, maar ook op het zoute water van de Zuiderzee is stevig gevochten. De auteurs besteden een apart hoofdstuk aan dit onderwerp.
Nadat admiraal De Ruyter de gezamenlijke Engels-Franse vloot had verslagen was de dreiging van een landing op de kust voor geruime tijd verdwenen. In allerijl konden daarna matrozen en mariniers aan land worden gebracht en verspreid over de Waterlinie ingezet worden om de Franse opmars tot staan te brengen. Dat lukte en dat was bepalend voor de uitkomst van de strijd. In de woorden van de auteurs:
“De Waterlinie werd een niet te nemen barrière die daardoor voor een groot deel verantwoordelijk was voor de uiteindelijke mislukking van de Franse invasie” (blz. 33).
Terzijde kan de lezer uit dit boek opmaken hoe belangrijk het optreden was van admiraal De Ruyter die de vijandelijke vloot in bedwang hield en dat van Willem III die te land in hoog tempo de tegenstand mobiliseerde. Dat de Republiek in het uur van de nood over deze capabele leiders kon beschikken, deed de aanvankelijke paniek over de snelle opmars van de Fransen omslaan in vastberaden tegenstand.
De auteurs zijn goed geslaagd in hun streven om de militaire geschiedenis van het Rampjaar te herwaarderen. De mogelijkheid om in de strijd gehard vlootpersoneel in te zetten was cruciaal voor de strijd op de Waterlinie. Het ging op de binnenwateren niet om omvangrijke en massale gevechten of zeeslagen, maar om een veelheid van kleine acties verspreid over het uitgestrekte gebied dat onder water was gezet.
De auteurs laten de bronnen voor zich spreken. Dat zijn ooggetuigen en notulen van de Staten-Generaal, admiraliteiten en stadsbesturen. Verslagen van bestuurders en vlagofficieren waarin een levendig beeld van de campagne wordt gegeven zijn soms in extenso opgenomen. De lezer kan daardoor de spanning van de gevechten als het ware meevoelen.
De vormgeving van het boek is erg geslaagd. Het boek ligt prettig in de hand en er is een veelheid aan afbeeldingen en kaarten opgenomen. Aan het eind van het boek is een uitgebreide tijdlijn opgenomen en natuurlijk ontbreken literatuuropgave, notenapparaat en register niet.
Kortom: een boek dat een onmisbare en waardevolle aanvulling is op de maritieme geschiedschrijving van deze periode.
Anne Doedens is historicus en was werkzaam bij Hogere Onderwijsinstellingen in Amsterdam. Hij is de vruchtbare schrijver van meerdere boeken over de Nederlandse geschiedenis van de 16e tot 20e eeuw.
Liek Mulder is ook historicus en was docent geschiedenis en maatschappijleer in het voortgezet onderwijs.
Margreet van de Burgt ontwierp omslag en binnenwerk.
ISBN 9789464565546 | Paperback | Omvang 272 bladzijden | Uitgeverij Walburgpers | 17 september 2025
© Henk Hofman, 3 oktober 2025
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.
De dagen branden als papier
De eeuw van de familie Tsjoekovski
Petra Couvée
Kornej Tsjoekovski (1882-1969) was een Russische schrijver, vooral bekend van kinderboeken en kindergedichten. Hij groeide op in Odessa en was een paar jaar correspondent in Londen voor een krant die in Odessa verscheen.
Tsjoekovski heeft het bewind meegemaakt van twee tsaren en moest vervolgens het regime van Lenin en Stalin zien te overleven. Op een korte periode na in 1905 heeft Tsjoekovski al zijn werk moeten schrijven onder het toeziend oog van een censor. ”Censuur loopt als een rode draad door het schrijversleven van Tsjoekovski”, merkt Couvée op. De Sovjets eisten ook nog eens dat literatuur aan zou sluiten bij het gedachtegoed van Marx en Lenin. In dit verband vermeldt Couvée de aardige anekdote dat Lenin een bundel verhalen van Multatuli in het Russisch liet vertalen. De Nederlander was in zijn ogen heel geschikt om de antikoloniale agenda van de bolsjewieken uit te dragen.
Tsjoekovski is diep teleurgesteld over de koers die het nieuwe bewind inslaat als de partij eenmaal de alleenheerschappij heeft bereikt. Andersdenkenden worden systematisch vervolgd en schrijvers worden gemuilkorfd. Tsjoekovski maakt regelmatig mee dat hij brodeloos is als er geen toestemming wordt gegeven voor het publiceren van zijn boeken. Dat lot treft zelfs zijn kinderboeken. Kinderen moesten in de Sovjet-Unie opgroeien tot gehoorzame onderdanen en sprookjes hadden zo bezien geen vormende waarde.
Nadezja Kroepskaja, de machtige weduwe van Lenin, verweet Tsjoekovski dat hij in een kinderboek had geschreven over een verjaardagsfeest. Volgens haar werd hiermee de nadruk gelegd op de individualiteit van het kind, waardoor het gevoel van collectiviteit minder werd benadrukt.
Omdat er toch brood op de plank moest komen, paste Tsjoekovski zich noodgedwongen aan. Dat leidde tot schrijnende situaties.
Zijn dochter Maria wordt ernstig ziek en wordt verpleegd in een sanatorium dat op de Krim ligt. Na een lang en zwaar ziekbed overlijdt ze in 1931. De vader schrijft een boek over het lijden van zijn dochter. Niet vanuit haar perspectief of dat van de ouders, maar vanuit het gezichtspunt van het patiëntencollectief in het sanatorium. Slechts in zijn dagboek kan Tsjoekovski zijn verdriet over dit grote persoonlijke drama kwijt. Zijn boek is echter “een vrolijk verhaal, geschreven over een wegstervend kind op een plaats in de zon. Het boek laat geen ruimte voor het persoonlijk verdriet over het verlies van zijn kind, maar is een ingeloste belofte aan de sovjetstaat” (blz. 213).
Dit boek wordt in de pers wel lovend ontvangen. Een recensent schreef: “Van gehandicapte kinderen die in ieder ander land ten dode zouden zijn opgeschreven, worden in de Sovjet-Unie onmisbare en nuttige kinderen gemaakt.” Tsjoekovski staat weer in de gunst van de machthebbers en wordt ruimschoots beloond voor zijn loyaliteit aan de staat.
Tsjoekovski maakt nog mee dat Chroetsjew vanaf 1956 breekt met het Stalinisme en de teugels wat laat vieren. In die periode van sociale en culturele dooi kan Tsjoekovski een eredoctoraat in Oxford in ontvangst nemen, wordt zijn verzameld werk in zes banden uitgegeven en krijgt hij twee staatsprijzen. Bovendien krijgt hij de eervolle opdracht om projectleider te worden voor het publiceren van een Sovjetkinderbijbel.
Ondanks alle tegenspoed kan Tsjoekovski toch terugzien op een goede loopbaan en is hij een van de bestverkopende auteurs van de Sovjet-Unie. Bovendien had hij schone handen. Hij had nooit mensen aangegeven of verraden, maar had zelfs collega’s en vrienden die in ongenade waren gevallen gesteund. Aan het eind van zijn leven maakt Tsjoekovski de opkomst van de dissidente literatuur mee. Na zijn overlijden zou zijn dochter Lidia daarin een belangrijke rol spelen.
In het veelbewogen leven van de schrijver is het alsof “de dagen branden als papier”. De vaardige pen van Petra Couvée roept een intrigerend tijdsbeeld op van de roerige geschiedenis van Rusland: de burgeroorlog, de pogroms, de gedwongen collectivisatie, de angst voor de geheime dienst, de Tweede Wereldoorlog, de schijnprocessen onder Stalin, de goelag. Het is knap zoals de auteur steeds Tsjoekovski als verbindende schakel aan weet te houden. De focus van het boek ligt op hem, maar, zoals de ondertitel aangeeft, komt zijn gezin en familie eveneens in beeld.
De zorgvuldigheid waarmee Couvéé te werk gaat, blijkt niet alleen uit de accurate tekst. Het boek opent met de stamboom van de familie (door mij vaak geraadpleegd). En aan het eind treffen we een Verantwoording aan, het overzicht van gebruikte literatuur en bronnen, een illustratieverantwoording, een uitleg over spelling en schrijfwijze van plaatsnamen, het notenapparaat, de eeuw van Tsjoekovski in data, het personenregister. Alles bij elkaar opgeteld heeft de lezer een voortreffelijke studie in handen over het moeilijke en wisselvallige leven van Tsjoekovski, tussen verguizing en lof, armoede en welstand, al naar de luimen van de machthebbers.
Dit boeiende en vlot geschreven boek kan ik van harte aanbevelen.
Op de omslag staat een portret geschilderd door Ilja Repin. Schrijver en auteur hebben elkaar goed gekend.
Petra Couvée is auteur, vertaler en slavist. Ze gaf Nederlands op de Staatsuniversiteit van Moskou en Sint-Petersburg en vertaalde onder meer werk van Boris Pasternak.
ISBN 97890281267 | Paperback | Omvang 403 bladzijden | Uitgeverij Van Oorschot | 6 juni 2025
© Henk Hofman, 29 september 2025
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.
Rusland begint hier
Het leven van gewone Russen, heimwee naar de Sovjet-Unie en de populariteit van Poetin.
Howard Amos
De auteur is een Britse journalist. Hij woonde in Rusland tot de invasie in Oekraïne; die deed hem veel pijn. Gedurende vijftien jaar (2007-2022) nam hij honderden interviews af in de oblast (provincie) Pskov, bekend door het landgoed van Poesjkin, en in buurland Estland. Hij beschrijft het leven van gewone Russen, vooral in die arme oblast. Daar wonen slechts 630.000 mensen in een gebied van 55.000 km², dus groter dan Nederland.
De titel van het boek is ontleend aan een tekst die bij de rivier Velikaja staat, maar ook elders in Rusland te zien is, o.a. in Jelizova op Kamtsjatka.
Amos bezoekt eerst een oud echtpaar, Nina en Nikolaj, in een gehucht met vier huizen, zonder stromend water of ander comfort. De bevolking van het platteland is sinds 1991 gehalveerd. Wolven, elanden, beren en everzwijnen hebben hun plaats ingenomen. De landbouwproductie liep met 40% terug. De oudjes bewonderen Poetin, die voor stabiliteit zorgde na jaren van hyperinflatie, niet-betaalde lonen en werkloosheid. Ze staan volledig achter zijn oorlog tegen Oekraïne: die wordt voorgesteld als voortzetting van de 2de Wereldoorlog tegen de nazi’s.
In die regio lagen massagraven van Duitse soldaten. Stalin had ze in 1944-45 laten vernielen. Nu komen overal botten naar boven. Sinds 1991 spoort de Volksbund die op en herbegraaft ze, met de hulp van een Rus die volledig achter Poetin staat. Sinds 1991 zijn er ca. één miljoen Duitse en andere militairen herbegraven. Rusland zelf heeft geen instituut zoals de Volksbund.
De vlasindustrie in Pskov en elders in Rusland is in de jaren '90 teloorgegaan. In de 19de eeuw was Rusland nog de grootste vlasexporteur. Nu heeft het de ambitie om de erfgenaam te zijn van het Byzantijnse en van het hele christelijke Russische rijk. Rilke zei: “Alle landen grenzen aan andere landen, maar allen Rusland grenst aan God.”
De auteur ontmoet Lev Sjlosberg, politicus en medewerker van een lokale krant. Hij bewees in 2014 dat Russische troepen vochten in Oekraïne, wat het Kremlin ontkende. Hij werd het ziekenhuis in geslagen. Sindsdien gebruikt het Kremlin steeds vaker dodelijk geweld tegen critici.
We krijgen ook een portret van de conservatieve bisschop Tichon, Poetins biechtvader en misschien de volgende patriarch. Hij is overtuigd imperialist: Rusland is voorbestemd om een groot rijk te zijn (p. 121). Volgens hem voert Rusland oorlog tegen Oekraïne omdat het Westen van Rusland een vazalstaat wilde maken. In 2014 werd hij bisschop van de geannexeerde Krim.
In 1892 schreef Tsjechov ‘Zaal 6’. Het was een metafoor voor Rusland en voor de toestanden die er toen heersten en nu nog heersen: geweld en alcoholisme. De auteur noemt dan een aantal plekken die vroeger indrukwekkend waren en maar nu in verval en geplunderd zijn.
Het verhaal van Michajlov, politicus en gouverneur van Pskov, toont de achteruitgang van Rusland in de jaren '90 en het psychologisch effect van het verlies van een groot rijk, dat leidde tot de inval in Oekraïne.
De inname van de Rijksdag in april-mei 1945 gebeurde op 30 april door soldaten uit Pskov, Minin en co, maar anderen kregen de eervolle erkenning en een plaats in de schoolboeken: Jegorov en Kantaria, die er na hen een mooiere vlag plantten. De memoires van Minin mochten zelfs niet gepubliceerd worden (p. 192). Nu bootsen Russische soldaten dat na bij de verovering van steden in Oekraïne. Soldaten uit Pskov hebben in Boetsja zware oorlogsmisdaden begaan (p. 234-235).
In de Sovjettijd werd de godsdienst zwaar vervolgd: deelname aan een christelijke groep kon negen jaar gevangenis met martelingen opleveren (p. 249). In Nevel, oblast Pskov, woonden in 1915 wel 12.333 Joden. In 1941 waren er veel minder. 800 werden uitgemoord door de nazi’s. Nu zijn de laatste sporen van Joodse cultuur er bijna uitgewist (p. 261-269). Van de Seto’s, een etnische minderheid in het grensgebied tussen Estland en Pskov, blijft ook niet veel meer over. Door de oorlog kunnen ze hun familieleden niet meer bezoeken. Een eiland in het Peipusmeer, ooit een verbinding tussen Estland en Rusland, is nu een grens geworden.
Beoordeling
De ondertitel van het boek zegt veel: vele gewone Russen hebben heimwee naar de Sovjet-tijd en staan achter Poetin. De algemene toestand in oblast Pskov is representatief voor heel het Russische platteland. In de steden gaat het veel beter, maar die komen in dit boek niet aan bod. De 17 artikelen staan los van elkaar. Een chronologische volgorde ontbreekt. Ze vertellen weinig positieve zaken. Het hoofdstuk over een fotograaf die vooral marginale figuren trok en zelf voortijdig stierf aan drugs en hiv, staat vol met het woord ‘fucking’, tot zeven keer toe op p. 226.
Een paar details: ‘weren’ geboren (p. 28 ) moet zijn: werden. ‘Het zijde’ (p. 52) is ‘de zijde’. ‘Jedoechovnik’ (p. 121) moet in twee woorden: ‘je doechovnik’. Afkortingen zoals ‘VDNKh’ (p. 119) en ‘VGIK’ (126-127) moet je zelf opzoeken. Soms staan er achteraan titels van boeken, die niet bestaan in het Nederlands, b.v. p. 319: Mikhailov, ‘De last van een imperiale natie’, bestaat enkel in het Engels. Amos prijst fotograaf Dimitri Markov, maar de foto’s van hem in dit boek zijn van matige kwaliteit.
De lezer wordt niet opgewekt van dit boek, je krijgt medelijden met de mensen die beschreven staan en je beseft in wat voor welvaart en vrijheid wij leven. Het helpt ook de meerderheid van de Russen te begrijpen.
ISBN 978-90-468-2873-1 | Paperback | 335 pagina’s, kaartje, foto’s, bibliografie per hoofdstuk, noten, algemene literatuur | Uitgeverij Nieuw Amsterdam, Amsterdam/Lannoo, Tielt, 20 februari 2025
Vertaling van ‘Russia Starts Here’ door Koos Mebius e.a.
Jef Abbeel, september 2025 www.jefabbeel.be
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER
Waarom we vrede willen, maar oorlog voeren
Een geschiedenis van de mensheid
Harald Miller, Kai Michel en Carel van Schaik
“Wij leven in een bezeten wereld”, schreef de historicus J. Huizinga in 1935. “Het zou voor niemand onverwacht komen, als de waanzin eensklaps uitbrak in razernij”, vervolgde hij. Huizinga voorvoelde dat de toenemende en wereldwijde spanningen op een ramp zouden uitlopen.
Opnieuw leven we in een “bezeten wereld”. Heel veel samenlevingen zijn sterk gepolariseerd, terwijl de externe bedreigingen fors zijn toegenomen. Na 80 jaar vrede staat het continent weer op de rand van een oorlog.
Het lijkt erop dat oorlog een constant gegeven is in de geschiedenis van de mensheid. Toch is dat niet zo, volgens de auteurs. Er is een oertoestand geweest, waarin mensen hun conflicten vreedzaam oplosten. Om dat te staven onderzoeken ze gegevens van de evolutiebiologie die ze combineren met de resultaten van archeologisch onderzoek. Hun conclusie is dat oorlog een “beschavingsproduct” is. “Staten voeren oorlog. Heersers trekken ten strijde, onderdanen worden tot de strijd gedwongen” (blz. 257). Met de opkomst van staten, doet oorlog zijn intrede in de geschiedenis van de mens.
Omdat staten nu eenmaal bestaan, zullen oorlogen ook blijven voorkomen. Toch is er geen reden tot fatalisme, menen de auteurs. Mensen zijn niet oorlogszuchtig van nature, maar voeren oorlog onder specifieke omstandigheden. Oorlog is ons pas na verloop van tijd tot een tweede natuur geworden. Maar oorlog is niet van alle tijden en dus niet natuurlijk, het is enkel een cultuurproduct (blz. 324).
Ook de “neolithische uitvinding van privébezit” is een aanjager voor conflicten. Denk maar aan ruzies over de verdeling van een erfenis. Het maakt broers tot rivalen om de gunst en de erfenis van hun vader. De allereerste moord die in de Bijbel voorkomt, was een broedermoord: Kaïn doodt uit jaloezie zijn broer Abel (blz. 210).
Hoe kunnen we het beest temmen? Slavernij is afgeschaft omdat het besef doordrong dat slavernij onmenselijk was. Hetzelfde moet gebeuren met het voeren van oorlogen. Roep breed erkende internationale instellingen in het leven die actief preventief optreden, conflictoplossingen uitdenken en humanitaire interventies plegen om de zwakken te beschermen. Bevorder wereldwijd democratie en onderwijs. Geef vrouwen een groter aandeel in politieke besluitvorming, want het zijn bijna altijd mannen die oorlog voeren. Breek patriarchale structuren af en bevorder emancipatie en gelijkberechtiging. Handelsbetrekkingen tussen staten dempt conflicten vanwege wederzijds verstrengelde belangen. Als deze en andere lessen worden toegepast is een terugkeer mogelijk naar het vreedzame ethos van de jager-verzamelaars uit de prehistorie. In één zin: Mensen moeten elkaar niet de koppen inslaan, maar die juist bij elkaar steken (blz. 332).
Dit is een interessant en gedegen boek over een thema van het hoogste belang. Is het ook een overtuigend boek? Daar zullen de meningen vast wel over verschillen. Twee kanttekeningen mijnerzijds.
Als je breder kijkt dan alleen het verschijnsel ‘oorlog’ zie je alom agressie, geweld, vandalisme, vetes en ruzies. Op macroniveau tussen staten, maar op microniveau tussen burgers. Er is geen sector in de maatschappij die er niet mee te maken heeft. Zelfs voetbal is oorlog, volgens het gevleugelde gezegde van trainer Rinus Michels. En wat te denken van games en films die oorlog als een vorm van vermaak presenteren? Dus: is het toch mis met de aard van mensen?
Een tweede kanttekening betreft de pogingen om oorlogsgeweld aan banden te leggen. Allerlei voorstellen zijn al vanaf de Oudheid gedaan om het geweld af te remmen. Dat is zeker noodzakelijk en heel prijzenswaardig. Maar als oorlog eenmaal uitbreekt, worden die ethische grenzen opgerekt. Als je een oorlog niet wilt verliezen van een tegenstander die zich niets van oorlogsrecht aantrekt dan ontkom je daar niet aan. Het is intriest, maar wel de realiteit. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben ook de Westerse geallieerden het oorlogsrecht geschonden in de strijd tegen Duitsland en Japan. Zal de aanpak die de auteurs voorstellen tot een beter resultaat leiden? We hebben niet alleen met rationele leiders te maken, maar ook met fanatici. Dus heb ik m’n twijfels.
Dit alles neemt niet weg dat dit boek waardevolle inzichten biedt en dat de aanbevelingen om oorlog uit te bannen het verdienen om blijvend aan te werken. Slavernij werd grotendeels uitgebannen. Laten we ons vooral inspannen om met oorlog hetzelfde te bereiken, ook al bewapent Europa zich in hoog tempo om de defensie weer op peil te brengen.
Harold Miller (1960) is archeoloog en directeur van een museum voor prehistorie.
Kai Michel (1967) is historicus en publicist.
Carel van Schaik (1953) is gedrags- en evolutiebioloog.
ISBN 9789463824231 | Paperback | Omvang 367 blz. | Uitgeverij Balans | 26 augustus 2025
© Henk Hofman, 16 september 2025
Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.
Groentebijbel 2
De zwembadmoord
Joris Peters
Jan Elzinga is een man met vaste gewoonten. Iedere morgen pakt hij zijn rugzak met een handdoek, douchegel en een schone onderbroek en fietst naar het zwembad, niet ver van zijn woonhuis in Marum (Groningen).
Om half acht heeft hij zijn baantjes getrokken en gaat hij naar huis, waar zijn partner Monique het ontbijt al heeft klaarstaan, als ook een koelbox met zijn lunch, zodat Jan op tijd naar zijn werk kan vertrekken. Hij is vertegenwoordiger bij de Noord Nederlandse Tweewiel groothandel. In zijn vrije tijd knutselt hij aan motoren, en in het weekend is er veelal de motorcross.
Al tien jaar wonen Jan en Monique samen. Ze hebben een hond en een kat, maar zijn bewust kinderloos. Tenminste, Jan wil geen kinderen en Monique heeft dat geaccepteerd, zoals ze alles eigenlijk accepteert.
De ochtend van 10 juli 2012 verandert alles: Jan wordt neergeschoten, als hij op de fiets naar het zwembad rijdt. Als Monique op zoek gaat naar haar man omdat hij niet zoals gebruikelijk thuis is gekomen voor het ontbijt, treft ze bij het zwembad ambulances, politieauto’s en heel veel mensen.
Op verzoek van een agent zoekt ze een foto van Jan op, en de agent concludeert dat er geen twijfel bestaat: Jan is de man die neergeschoten is.
Ja, dát was lekker!
Koken in de jaren vijftig en zestig
Frank Noë
Uit pure nostalgie kocht ik dit boekje van Frank Noë. Nu was het bij ons, als bij zoveel mensen in de jaren vijftig en zestig, geen vetpot. Een zakje patat, een ijsje, een toetje enz. waren uitzonderingen en ook gelijk een feestje als je dat kreeg. Bij verjaardagen of bijzondere gebeurtenissen, zoals je eerste heilige communie, kreeg je als toetje yoghurt met een lepeltje jam of heel af en toe saromapudding. Voor ons, mijn drie zussen en ik, was het gelijk als in een vier sterren restaurant.
In dit boekje staan dan ook enkele gerechten die ik niet ken omdat het eenvoudigweg te duur was om dat te maken. Russisch ei bijvooebeeld. Frank Noë schrijft ook "Vlees werd lang niet door iedereen dagelijks gegeten; dat was te duur."
Wat me het meest bevalt van dit boekje is de eenvoud van de recepten. Als je kookboeken van deze tijd openslaat heb je zoveel nodig dat het je al afschrikt. Nee dan deze recepten...
Macaroni:
Macaroni koken en mengen met gebakken ui, stukjes ham en een klein blikje tomatenpuree. Dat is het! (Soms deed je er nog geraspte kaas over)
Andijvie
1,5 kg andijvie, 25 gram boter, 25 gram bloem, 2 dl warme melk of andijviekooknat, nootmuskaat.
Bij ons thuis waren wentelteefjes zéér geliefd. Voordeel was dat het oude brood ook gelijk verwerkt werd. Benodigdheden:
1 eetlepel suiker, 1 theelepel kaneelpoeder, 1 ei, 3 dl melk, 6 sneetjes oud witbrood zonder korst, boter om in te bakken. Lekker met (basterd)suiker.
Zo simpel en toch zo lekker.
Saromapudding was ook zoiets, dat was een feestje en zo simpel qua ingrediënten...
5 dl melk, 1 pakje Saromapudding. Klaar!
En die pudding werd gewoon op je bord, waar je net je aardappels en groente van had gegeten, gelepeld. Schone borden pakken? Welnee!
Doorheen het boek staan naast de recepten ook verhaaltjes over de gebruiken destijds, zoals:
- Woensdag gehaktdag want die dag werden de restanten van de uitgebeende dieren vermalen tot gehakt.
- Op brood at je hagelslag al dan niet gekleurd, jam, Choba oftewel chocoladeboter of kokosbrood of 'rinse' appelstroop en als je geluk had... speuclaasjes op brood!
- Sla was wat nu botersla wordt genoemd, al die slavarianten waren er nog niet. En door de sla deed je slasaus en misschien wel tomaat en ei. Lekker met de overgebleven aardappels van de vorige dag, die opgebakken werden.
En zo staan er vele gerechten in die voor een flink aantal mensen herkenning zullen opleveren.
Heel leuk hebbeboekje.
Er blijken overigens nog meer deeltjes te zijn, zoals: Kookboek van Twente, Kookboek van de Achterhoek, Kookboek van Amsterdam etc.
Misschien ook maar eens aanschaffen...
ISBN 9789492821010 | Hardcover | 80 pagina's | Het zwarte schaap | 25 mei 2018
© Dettie, 9 september 2025
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER