Leestafel Leestafel
  • Leestafel
  • Nieuwste recensies
    • Debuutrecensies
    • Romans volwassenen
    • Jeugd
      • Recensies 0-5 jaar
      • Recensies 6-9 jaar
      • Recensies 10-12 jaar
      • Recensies 13-15 jaar
      • Recensies 15+
    • Non-fictie Volwassenen
    • Non-fictie Jeugd
  • Archief
    • Romans volwassenen
    • Non-fictie volwassenen
    • Jeugd
    • Jeugdseries
    • Non-fictie jeugd
    • Hobby en vrije tijd
  • Thema's
    • Pasen
    • Sinterklaas
    • Kerst
    • Hobby en vrije tijd
  • Linken
    • Diverse websites
    • Websites schrijvers
    • Poëzie
    • Thrillers
  • Forum
  • Zoeken
  1. Nieuwste recensies
  2. Non-fictie Volwassenen

Non-fictie Volwassenen

Cathelijne Blok - Een wereld zonder kunst is een wereld zonder ziel

Een wereld zonder kunst is een wereld zonder zielEen wereld zonder kunst is een wereld zonder ziel
Een manifest

Cathelijne Blok

Waar zouden we zijn zonder kunst? 
Zonder kunst missen we het gedicht dat in rake taal precies verwoordt wat we voelen.
Zonder kunst zouden we niet met ingehouden adem naar een modern schilderij kunnen kijken. Het maakt niet uit of je ziet wat het is, je vóelt het. 
Zonder kunst had Picasso ons zijn Guernica, het symbool van de verschrikkingen van oorlog, angst, dood en chaos, niet kunnen tonen. 
Zonder kunst zouden we niet wakker zijn geschud door diverse schrijvers, die ons andere perspectieven en inzichten tonen.
En wat te denken van de populaire Banksy van wie de kunstwerkenvaak politiek en humoristisch van aard zijn.
Dat is het eerste wat in mij opkomt bij een wereld zonder kunst. Je moet er niet aan denken dat kunst niet meer zou mogen bestaan.

In deze tijden van bezuinigingen en politieke visies ten nadele van de kunst voelde Cathelyne Blok zich genoodzaakt ons het belang van kunst te tonen. Kunst is namelijk geen luxe, geen bijzaak maar een eerste levensbehoefte!
Zij laat in dit manifest zien, hoe ontzettend belangrijk kunst is. Banksy is bijvoorbeeld rauw en niet te missen volgens Cathelijne Blok.
Voor veel Oekraïners voelde Banksy's kunst als een teken van erkenning [...]

In landen als Afghanistan is - de verboden - streetart een uitingsvorm om indringende boodschappen over te brengen, met name aan vrouwen. Kunst is in tijden van oorlog sowieso van belang. Maar kunst wordt ook veelvuldig gebruikt om het belang van burgerrechten aan te geven. Maya Angelou stelde volgens Blok het volgende:


"De kunstenaar is zo nodig in ons leven. De kunstenaar verklaart ons, of stelt tenminste de vragen die gesteld moeten worden [...] Dat is wat een kunstenaar moet doen, ons bevrijden van onwetendheid." 


De film Barbie wordt ook genoemd, daarin wordt de "perfecte' wereld getoond maar uiteindelijk wordt het 'een scherpzinnige en humoristische reflectie op genderrollen, identiteit en maatschappelijke verwachtingen."

En zo laat Cathelijne Blok ons met vele voorbeelden zien waarom cabaretiers, filmmakers, schrijvers, schilders, beeldhouwers enz. van enorm belang zijn. Zij schudden ons wakker, laten de andere kant van 'de waarheid' zien. Kortom. Kunst is alles, kunst is niet weg te denken. Kunst is niet weg te bezuinigen.


"Een wereld zonder kunst is ondenkbaar, omdat het een wereld zonder verbeelding zou zijn, zonder vrijheid en zonder het vermogen om iets anders, iets beters voor te stellen. [...] Kunst is onze houvast, een spiegel, die we niet kunnen of moeten willen ontwijken."


ISBN 9789038814650 | Paperback met flappen | 72 pagina's | Nijgh & Van Ditmar | 10 juli 2025

© Dettie, 21 juli 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Klaas A.D. Smelik - De gereedschapskist van de Bijbelschrijvers

De gereedschapskist van de BijbelschrijversDe gereedschapskist van de Bijbelschrijvers
Hoe verhalen in de Bijbel worden verteld
Klaas A.D. Smelik


Klaas Smelik is een vruchtbare en veelzijdige schrijver. Vorig jaar publiceerde hij een boek over de Jodenvervolging in bezet Europa dat ook voor Leestafel.info is gerecenseerd. Iets meer dan een jaar later ligt er een boek over een heel ander onderwerp, namelijk een onderzoek naar de insteek waarmee Bijbelschrijvers hun verhaal vertellen.

Smelik heeft “grote eerbied voor het talent van deze auteurs, die ons met de Bijbel een kostbare schat hebben nagelaten in de vaste overtuiging dat hun werk ook voor latere generaties van betekenis zou blijven” (blz. 8).

Smelik legt de focus op het Oude Testament. Het Nieuwe Testament komt een enkele keer ter sprake. Tal van bekende en minder bekende Bijbelverhalen analyseert hij op inhoud en stijl. Voorkennis van die Bijbelverhalen is niet per se nodig, want de auteur geeft zelf al voldoende informatie om het verhaal te kunnen volgen. Een paar voorbeelden van de Bijbelverhalen die hij aan de orde stelt: Abraham die zijn zoon Isaak moet offeren; Jozef die door zijn broers als slaaf verkocht wordt en vervolgens onderkoning wordt van Egypte; de genezing van de melaatse Syrische legerbevelhebber Naäman; Esther die de aanslag van de Perzische hoveling Haman op het Joodse volk verijdelt; Izebel die Naboth laat vermoorden waarna koning Achab diens wijngaard in bezit krijgt.

Deze verhalen worden niet in één aaneengesloten geheel besproken, maar komen verspreid over diverse hoofdstukken aan de orde, afhankelijk van het stijlmiddel dat Smelik bespreekt.  

Stuk voor stuk zijn het prachtige verhalen. Maar hoe komt het nu dat ze door de eeuwen heen niets van hun glans hebben verloren?

Een kernpunt is dat de Bijbelschrijvers geen woord te veel gebruiken. Ze delen precies genoeg mee om het verhaal te snappen zodat de lezer leemten zelf kan aanvullen en vragen zelf kan beantwoorden. Als Abraham van God de opdracht krijgt zijn eigen zoon te doden, zal hij ongetwijfeld bestormd zijn geweest met emoties. Maar die worden niet benoemd, de lezer kan zelf wel bedenken dat Abraham verscheurd werd door twijfel, afschuw, wanhoop en verdriet. Een ander voorbeeld is te vinden in de analyse van het Bijbelboek Ruth. In dit boek staat Ruth centraal. Toch komt het maar weinig voor dat zij zelf het woord neemt. Dit weerspiegelt haar bescheiden opstelling.

Het boek biedt dus interessante inzichten om de Bijbelverhalen beter te begrijpen. Boeiend is ook dat de verhaaltechnieken van de Bijbelschrijvers hun weg hebben gevonden naar moderne schrijvers. Smelik noemt daar veel voorbeelden van (Harry Mulisch, Anton Tsjechov, Tessa de Loo o.a.). Zelfs schrijvers van thrillers (Agatha Christie) en stripboeken (André Franquin van Robbedoes) hebben hun voordeel gedaan met de aanpak van de Bijbelschrijvers.

Op blz. 39 schrijft Smelik dat Mordechaï zijn nicht Esther bedreigt: zij zal omkomen als Haman slaagt met zijn plan. “Uit zijn bitse woorden blijkt dat Mordechaï niet geïnteresseerd is in het lot van zijn nicht – zij moet gewoon doen wat hij zegt.”  Dit is te kort door de bocht en dat kan blijken uit de gegevens die de Bijbelschrijver eerder in het boek Esther heeft benoemd. Na de dood van haar ouders had Mordechaï zich over Esther ontfermd en haar als zijn dochter aangenomen. Toen zij in de koninklijke harem terechtkwam, ging Mordechaï elke dag informeren hoe het met haar ging. Haar welstand ging hem dus wel degelijk ter harte. Er speelde wat anders een rol. Esther dacht dat ze in de harem en als vrouw van de koning wel buiten bereik van Haman zou zijn. Bovendien had ze haar Joodse afkomst geheimgehouden. Dat had Mordechaï door en daarom zei hij: maak je geen illusies, zodra bekend wordt dat ook jij Jodin bent, zul je zeker ook gedood worden. Dat was dus geen dreigement, maar een aansporing om bij de koning op te komen voor het Joodse volk. Als dat lukte, zou ook zij gespaard blijven.

Een ander punt van aandacht is het getuigenis van de Bijbel dat God de verschillende auteurs heeft geïnspireerd bij het schrijven. Smelik gaat aan dit thema voorbij. Als God uiteindelijk de auteur is, schuilt er achter elk verhaal een plan. Dan kunnen we niet schrijven over een “een soap” (blz. 168), “een verteltruc” (blz. 224) of een wending in het verhaal toeschrijven aan de fantasie van de menselijke schrijver (blz. 215, de bekering van koning Manasse).

Al met al schreef Smelik een boeiend boek dat de lezer veel te bieden heeft. De auteur maakt intrigerende Bijbelverhalen inzichtelijk en begrijpelijk voor de hedendaagse lezer. Het boek is voorzien van een register van besproken Bijbelteksten. De mooie omslag is een ontwerp van Mijke Wondergem.

Klaas A.D. Smelik (1950) studeerde onder meer theologie, archeologie en oude geschiedenis. Hij promoveerde op een studie over koning Saul. Daarnaast is hij deskundige op het gebied van de Jodenvervolging en gaf hij de nagelaten geschriften van Etty Hillesum uit.

ISBN 9789464565560 | Paperback | Omvang 237 blz. | Uitgeverij Walburgpers | 17 juni 2025

© Henk Hofman, 15 juli 2025.

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER

Iris de Graaf - Vrijuit

VrijuitVrijuit
Over Rusland en de liefde voor een land die niet wederzijds bleek te zijn
Iris de Graaf


De auteur (°1991) was Rusland-correspondent voor de NOS. Haar boek begint op 24 februari 2022, de eerste dag van de oorlog die niemand van de geïnterviewde Moskovieten zag aankomen. De staatstelevisie was al wel lang bezig met oorlogsverheerlijking, patriottisme en de roep om “onze kinderen in de Donbas te beschermen tegen de nazi’s”.
Dan vertelt de schrijfster over haar Russische oma Katja (°1923), die in 1942 in Dessau moest gaan werken voor 100 gram brood en een kom soep per dag. Een Friese dwangarbeider, Geert Damstra,  werd er verliefd op haar. Op 20 maart 1945 trouwden ze daar. Ze slaagden erin naar Leeuwarden te vluchten.

De Graaf beschrijft de viering van de ‘Dag van de Verdedigers van het Vaderland’ (23 februari 2022 en 2023): de echtgenotes zijn trots op hun mannen, die nu vechten tegen de ‘nazi’s’. Verder vertelt ze over de laatste pro-Navalny-betoging, de 100.000 à 300.000 corona-doden, de oorlog die al in 2014 begon met de annexatie van de Krim en de bezetting van de Donbas, de start van de ‘Speciale Militaire Operatie’. 16.000 betogers tegen de oorlog zijn meteen opgepakt, tienduizenden verloren hun baan. Alle onafhankelijke media zijn meteen uitgeschakeld. Idem voor Memorial, de Moskouse Helsinkigroep en het Sacharovcentrum. De misdaden van Stalin worden uitgewist, de geschiedenis herschreven.
Tien dagen na de invasie van 24 februari verlaat ze tijdelijk Rusland.

Chronologie zit er niet in: nu volgt ineens een hoofdstuk over haar studie in Sint-Petersburg in … 2012 en dan over de eerste reis van haar oma naar haar dorp Kotenjovka in 1960 en de armoede die daar heerste. Van de lezer wordt permanent soepelheid verwacht.

Begin juni 2022 vliegt ze via Dubai terug naar Moskou. Russen die tegen de oorlog zijn, durven niet meer betogen: ze verliezen hun baan, hun geld en hun vrijheid. Het ergste is de militaire censuur en het risico op een langdurige celstraf. Leraren die kritisch zijn, worden verklikt en door de politie uit de klas gesleurd.

De Graaf filmt de herdenking van slachtoffers van WO 2 en hoort een meisje zeggen: “We zullen de nazi’s overwinnen die onze kinderen in de Donbas vermoorden.” De indoctrinatie heeft gewerkt. Vele Russen geloven niet wat hun Oekraïense familieleden vertellen. 
De Graaf bezoekt Kolomna, een stadje waar veel mannen naar het front zijn gegaan. De inwoners zijn bijna allemaal trots op hun soldaten en ze steunen Poetin.

De sancties hebben het leven duurder gemaakt, maar de economie overleeft door de import uit China, Kazachstan, Dubai, Turkije. De Russen wijten de sancties aan het Westen, niet aan Poetin. 80% steunt Poetin, maar die enquêtes worden telefonisch afgenomen: ze kennen je adres en dus durft bijna niemand tegen de oorlog te zijn. Zelfs de boze soldatenmoeders zijn niet tegen de oorlog, enkel tegen de slechte wapens en kleding waarmee hun zonen moeten vechten (p. 267-272).

De sancties treffen ook de auteur: ze kan niet meer aan haar geld komen en ze heeft veel nodig om de huur en haar medewerkers te betalen. Elke week moet ze enkele uren in de rij staan om 500 dollar te wisselen tegen roebels. Om de 2,5 maanden moet ze in Nederland nieuw contant geld ophalen. Om de drie maanden verliest ze dan ook nog veel tijd en geld met een verplichte keuring op drugs, syfilis, hiv en tbc.

In Moskou is de oorlog veraf: bars en restaurants zitten vol, films en muziekfestivals zijn uitverkocht.

Sinds 2012 heeft Rusland een anti-homowet, die sinds de oorlog aangescherpt is: de hele lgbtqia+ beweging is nu een ‘extremistische organisatie’, zoals Al Qaida, IS en de aanhangers van Navalny.

Een vrouw met een poster ‘Oekraïners zijn onze broeders’ kreeg een boete van 700 euro en 15 dagen cel. Ilja Jasjin kreeg 8,5 jaar cel voor het bekend maken van de Russische misdaden in Boetsja (maart 2022). Andere journalisten en activisten kregen tot 25 jaar cel. De schrik en de stress maken dagelijks deel uit van haar leven en werk, net zoals bij de weinige andere buitenlandse correspondenten.

Begin mei 2023 krijgt De Graaf  bevel van de NOS om meteen terug te keren. Ze mag geen drie dagen wachten op haar nieuw visum. De arrestatie van Evan Gershkovich, een Amerikaanse journalist met Russisch-Joodse roots, toonde aan dat elke correspondent in gevaar was.
Geert Groot Koerkamp blijft in Moskou: hij ondervindt niet dezelfde intimidatie. Iris de Graaf staat op de sanctielijst van Rusland en mag het land nooit meer binnen. Zij houdt van Rusland, omgekeerd helaas niet (p. 337-340).

Na zeven jaar maakt ze ook een einde aan haar relatie met L. Ze wordt  presentator van het journaal en op 16 februari 2024 moet ze de dood van Navalny aankondigen. Het laatste restje hoop op een beter Rusland verdwijnt.

Beoordeling
De Graaf kan bijzonder goed en vlot schrijven. Het zijn allemaal korte hoofdstukjes die los van elkaar gelezen kunnen worden. Ze tekent een zeer duidelijk en indringend beeld van het huidige Rusland, waar de repressie erger is en de meeste inwoners het minder goed hebben dan tijdens de Sovjet-Unie.

Ze toont ook aan hoe stresserend en ongezond het beroep van een geëngageerd correspondent is, zeker bij oorlogscensuur. Interviews met mensen op straat worden moeilijk gemaakt door de alomtegenwoordige politie. Ze ondervindt ook dat ze als vrouw in het extreem patriarchale Rusland niet als gelijkwaardig wordt gezien. En dat ze er als journalist minder welkom is dan als student of toerist. Bovendien zijn er in Nederland een hoop gefrustreerde mensen die haar allerlei verwensingen toestuurden via sociale media. Onze persvrijheid is soms te groot.

De familiegeschiedenis is verweven in het verhaal. En de auteur is bijzonder openhartig over haar privéleven.

Een chronologische volgorde zit er helaas niet in: de lezer moet zeer flexibel zijn. Je kunt er best het  Russisch-Nederlands woordenboek van Honselaar bij nemen om de vele Russische woorden te vertalen en een Engels is niet overbodig. Er staat geen enkele foto in, ook niet van de mooiste boekhandel van Rusland, de Podpisnyje Izdanieja in Sint-Petersburg.

Dit boek is zeker de moeite waard om te lezen en als lezer leef je meteen mee met de schijfster.

ISBN 978- 90- 488-7378- 4 | Paperback | 365 pagina's | Uitgeverij Lebowski/Overamstel, Amsterdam/Antwerpen|  maart 2025

© Jef Abbeel, Turnhout,  juli 2025 www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Brigitte Ars - Het wilde-vrouwenpad

Het wilde vrouwenpadHet wilde-vrouwenpad
Brigitte Ars


Een verslag van twaalf wandelpaden, in bijna even zoveel landen.
Omdat Groot-Brittannië het wandelland bij uitstek is, zijn er drie in dat land, in het Lake district, in Schotland en in Yorkshire.


Om met die laatste te beginnen: die wandeling heet de Brontë Way.
Jawel, je loopt min of meer in de voetsporen van de gezusters Brontë. In zijn geheel is de tocht 70 kilometer, van Oakwell Hall vlak bij Leeds, tot Gawthorpe Hall in het westen. Het pad loopt langs de plekken die te maken hebben met het tragisch verlopen leven van de zussen: het geboortehuis, het dorp waar ze gewoond hebben, de plekken waar ze begraven liggen.
Je loopt over de hei, waar Emily Brontë zo graag dwaalde.
Het lijkt vanzelfsprekend dat als je deze route gaat lopen, je hun boeken kent, en dan herken je de sfeer. Hun boeken werden eerst onder een pseudoniem uitgegeven, en daar raken we meteen een van de thema’s van het boek: de positie van de vrouw.


Op deze wandelingen ontmoet je meer schrijvers: Astrid Lindgren, Simone de Beauvoir, Virginia Woolf en nog anderen.
De vrouwen op wie deze wandelpaden gebaseerd zijn, zijn allemaal vrijgevochten, bijzondere vrouwen. Die niet of nauwelijks erkend werden in de tijd waarin ze leefden, en ook nu nog nauwelijks. Zij waren pioniers, moesten opboksen tegen de normen die heersten in hun tijd. Wilde vrouwen dus!

Die ene die door Nederland loopt zou je eerste uitdaging kunnen zijn.
Het pad loopt door Limburg, deels over de grens. De wandeling begint in Echt, bij het Museum van de Vrouw en eindigt in Roermond bij de Rattentoren, waar een monument komt ter herinnering aan de heksenvervolgingen. Je wandelt door het witte stadje Thorn, dat bij uitstek een vrouwenstadje was. Over de galgenberg. In Roermond werden heksen vaak vervolgd.


Treedt in hun voetsporen, met deze twaalf wandelpaden. En er zijn er meer, voor als je de smaak te pakken krijgt.
Het is geen wandelgids, je zal zelf uit moeten zoeken hoe de route verloopt, hoe je er komt. En ook staat er nergens vermeld hoe je weer terugkomt, lastig, want het zijn geen afgeronde routes.
Daar is het Brigitte Ars dan ook niet om begonnen: ze vertelt over hoe ze zelf het lopen over deze paden ervaren heeft. Wat er zoal te zien is, de ontmoetingen onderweg, de overpeinzingen die als vanzelf komen. Over hoe het haar leven veranderd heeft: het zijn soms bijna mystieke ervaringen. En er wordt gerefereerd aan de positie die de vrouw vandaag de dag heeft: geschiedenis gaast veelal uit van de man, en is vaak geschreven door de man, en dat is eigenlijk nog steeds zo. De vrouw is nog altijd niet gelijk aan de man!


Het leest lekker weg: praktische dingetjes, historische feiten, sfeervolle beschrijvingen. Achterin een dankwoord en een literatuurlijst.
Mocht je een van deze wandelingen gaan lopen, neem dan het boek mee!


Brigitte Ars is journalist, schreef over haar tochten door afgelegen gebieden in Afrika en Azië. Ze maakte radioreportages en schreef Hoe wikkel je een sari om over haar leven in India. Ze runt het platform Alice Goes Wild en de Avontuurlijk Leven-podcast en is docent aan de toerismeafdeling van Breda University of Applied Sciences.


ISBN 9789025318161 | Paperback | 272 pagina's | Uitgeverij Querido | mei 2025

© Marjo, 30 juni 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Ellen Dohman - In het hol van de leeuw

In het hol van de leeuwIn het hol van de leeuw
Ellen Dohmen

‘Ik wil in de toekomst een partner die emotioneel bereikbaar is, financieel alles op orde heeft, eerlijk is en verantwoordelijkheid neemt. Te vertrouwen is, steun geeft en bij wie ik me veilig voel.’


Liza, tegen de vijftig, heeft al een paar relaties achter de rug, die niet goed afliepen. Toch geeft ze het niet op om een maatje voor het leven te vinden en ze meldt zich aan op een datingsite. Ze vindt er Tom, en Liza denkt dat het wel wat kan worden. Ze spreken af.
Dat hij bij hun eerste ontmoeting vertelt dat hij Bas heet en niet Tom, vindt ze raar, maar geen probleem. Hij woont in Amsterdam, Liza in Limburg, en in de loop der jaren ontwikkelen ze een latrelatie die hen beiden tevreden stelt.


Als ze in Limburg zijn is alles perfect. Bas is zorgzaam, en hij heeft de leukste ideeën. Hij neemt Liza mee naar allerlei plekken en blijkt daar dan heel veel over te weten. In Amsterdam voelt Liza zich evenwel niet prettig. Hij heeft daar een schildersbedrijf, dat goed lijkt te lopen. Maar in zijn woning staan onuitgepakte dozen en is er niet veel op orde. Of schoon.
Hij laat haar kennis maken met zijn vriend, en met deze man voelt Liza zich niet op haar gemak. Het is sowieso een feit dat ze zich in Amsterdam unheimisch voelt. Het lijkt wel of Bas iets te verbergen heeft. En er zijn behalve de leeftijd meer ‘kleine’ leugens: in zijn profiel had hij aangegeven gelegenheidsroker- en drinker te zijn, maar hij is eerder een kettingroker en drinken doet hij ook vrij veel. En hij is hartpatiënt.
Hier kan Liza nog wel mee om gaan, maar er gebeuren vreemde dingen met haar zelf in Amsterdam – waarom is ze zo suf, voelt ze zich niet lekker, terwijl ze daar in Limburg geen last van heeft?


Bas dringt er op aan dat Liza een opleiding volgt. En daarna nog een, ook al wil ze eigenlijk niet. Hij wil dat ze carrière maakt, waar ze zelf geen behoefte aan heeft.
De stress is de oorzaak dat ze ziek wordt, soms hele dagen op bed moet liggen, lijkt Bas heel bezorgd. Bas zegt steeds: ‘Maak je geen zorgen.’
Maar dat doet ze wel: ze is haar werk kwijt, haar gezondheid (FNS-klachten) en Bas blijft haar pushen. Waarom doet-ie dat?
En het duurt toch nog lang, maar tenslotte ziet ze in dat er iets goed mis is. Eindelijk zoekt ze hulp.
Als lezer denk je dat je zelf allang maatregelen had genomen, allang deze relatie had verbroken. Maar dat is makkelijk praten. Ellen Dohmen laat in haar verhaal zien hoe het kan dat Liza daar niet toe komt.


Uit het voorwoord wordt al duidelijk dat dit niet zomaar een verhaal is.
Het is grotendeels waargebeurd. Liza, de hoofdfiguur heeft zich tenslotte aangemeld bij het Centrum voor SOLK e.a. Complexe KIachten. SOLK staat voor Somatisch Onvoldoende verklaarbare Lichamelijke Klachten. Zij richten zich op het chronisch vermoeidheidssyndroom, fibromyalgie, EDS (=Het syndroom van Ehlers-Danlos), NAH niet-aangeboren hersenletsel), burn-out en FNS Functionele Neurologische Stoornissen, vroeger conversiestoornis genoemd)


Ellen Dohmen (1965) is na het voortgezet onderwijs gaan werken in een bakkerij in Valkenburg aan de Geul. Momenteel werkt ze als vrijwilliger bij zorgcentrum ‘t Brook te Voerendaal.
Dit is haar debuut.

ISBN 9789463657204 | Paperback | 296 pagina's | Uitgeverij Elikser | december 2024

© Marjo, 27 juni 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Markus Zusak - Drie wilde honden (en de waarheid)

Drie wilde honden en de waarheidDrie wilde honden (en de waarheid)
Markus Zusak


‘Ik bedoel, ik schijn een aardige gast te zijn. Ik ben vriendelijk, ik ben een goed mens, Ik sta erom bekend dat ik makkelijk in de omgang ben en gul. Maar als je begint te schrijven over je leven, in tegenstelling tot fictie (wat ik normaal doe voor de kost), kun je een paar kanten op. Je kunt ofwel projecteren wat mensen van je denken, en beleefd en succesvol zijn, en gelijk hebben.
Of je kunt mensen laten zien wie je echt bent. Ongeduldig, geïrriteerd, grofgebekt, soms wreed. Constant verwikkeld in een strijd om je betere zelf te zijn, maar daar nooit echt in de buurt komen…vooral niet als je onder de voet gelopen wordt door een grote witte hond in de gang.’


Als Zusak en zijn vrouw Mika besluiten om een hond in huis te nemen, verandert hun leven totaal. En, zoals de schrijver in de proloog vertelt, niet alleen hun leven, maar ook hun eigen zijn.
Hondenbezitters herkennen dit onmiddellijk. Een hond confronteert je met jezelf.
Markus Zusak vertelt over de confrontaties die hem overkwamen, aan de hand van de geschiedenis met drie honden:


Reuben en Archer, de eerste twee:

‘Gangsters, huurmoordenaars. Soldaten.
Ze leefden samen en maakten amok.
In wezen een tweekoppige maffia.
Hun intimidatie werd legendarisch, maar hun harten waren van goud.’

Als Reuben in huis komt zijn er al twee katten, en dochter Nikita. De laatste gaf de aanzet om een hond in huis te nemen, en Mika zoekt doelbewust naar ‘probleemhondenhonden’.
Als je dit boek eenmaal gelezen hebt, weet je dat de drie honden echt wilde honden waren, honden met problemen, honden die voor moeilijkheden zorgden ten aanzien van het gezin zelf, maar ook van buitenstaanders.
Maar ook honden waar zo ontzettend veel van gehouden werd, dat je als lezer niet anders kan dan dat ook te doen. Van Reuben, van Archer, en daarna opnieuw van Frost, de derde hond.
Tegelijk ontstaat er grote waardering voor Markus en Mika, en hun kinderen (na Kitty kwam Noah) die misschien vanuit hun grote hart niet anders konden, maar het toch maar deden, want uit de verhalen blijkt wel dat niet iedereen dit op zou hebben kunnen brengen.


In korte hoofdstukken schrijft Zusak vol emotie en openhartig over hun belevenissen met drie bijzondere honden.
Een boek voor hondenliefhebbers, zeker, maar ook voor iedereen die een waarachtig verhaal wil lezen over onvoorwaardelijke liefde.


Markus Zusak (Sydney, 1975) is een Australische schrijver. In het Nederlands zijn vier boeken van Zusak gepubliceerd: De underdog, De vechter, De boekendief en De boodschapper. De boekendief (het Engelstalige origineel verscheen in 2005) is inmiddels in meer dan dertig landen uitgegeven en in 2013 verfilmd met de originele titel The Book Thief.


ISBN 9789044370041 | Hardcover | 224 pagina's | Uitgeverij the House of Books | februari 2025
Vertaald uit het Engels door Caspar Wijers

© Marjo, 26 juni 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Jeanette Wagenaar - Gooilust

GooilustGooilust
De stille strijd van Louise Blaauw-Six
Jeanette Wagenaar


Louise Six groeit samen met haar broers en zus op in ’s-Graveland op de buitenplaats Hilverbeek. Haar vader is jonkheer Pieter Hendrik Six (1827-1905), haar moeder barones Henriëtte d’Ablaing van Giessenburg (1837-1872).
Zoals in het woord vooraf vermeld wordt, was dit niet de meest ideale tijd om vrouw te zijn.
Wie in het huwelijk trad werd volgens de wet ondergeschikt aan de man. De vrouw werd handelingsonbekwaam en moest haar man gehoorzamen. Ze was verplicht in zijn huis te wonen terwijl haar man haar bezit beheerde en al had ze recht op huishoudgeld, voor het overige moest ze toestemming vragen. In ruil daarvoor beschermde de man zijn vrouw.
En al was het een periode waarin steeds meer aandacht voor de positie van de vrouw kwam, pas in 1919 kregen vrouwen het recht om te stemmen.

Na het overlijden van de barones in 1888 verhuisde de jonkheer met zijn kinderen naar Hilverbeek om er het jaar rond te blijven wonen. Het landgoed grensde aan Westerveld, waar de familie Blaauw een huis had.

Frans Blaauw (1860-1936) was een ambitieuze amateur-bioloog. Hij had een diergaardepark, dat was zijn lust en zijn leven. In welke mate, dat zou Louise ontdekken toen ze eenmaal met Frans getrouwd was. Dat gebeurde in 1890, Louise was achtentwintig jaar. Het echtpaar ging wonen op Westerveld, waar de moeder van Frans ook woonde.

Als in 1895 haar tante overlijdt, erft Louise diens landgoed, Gooilust. Frans en Louise verhuizen, eindelijk had ze haar eigen huishouden. Frans was ook blij:


‘Weet je wel wat we er allemaal mee kunnen doen?’ Hij noemde de onderkomens voor de dieren, afzonderlijke velden waar ieder dier zijn eigen habitat kon krijgen. Alle grond en woningen die bij de herenhofstede hoorden, konden ze verpachten. De dierenoppasser, huisknecht, tuinman en koetsier moesten natuurlijk een huis op het landgoed krijgen of vlakbij, aan het Zuidereinde.’


Dat Louise ook zo haar wensen had, bleek hij snel te zijn vergeten: geen zitje in de boomgaard, geen volière, en dat de gordijnen blauw werden was ook haar keuze niet. Maar Louise had niets te vertellen, machteloos moest zij alles accepteren. Ook dat al het geld (haar geld) naar de verzorging van de dieren ging, en ze moest bedelen om huishoudgeld. Frans had een obsessie voor exotische dieren en rond 1900 had hij een verzameling van meer dan 400 dieren. Zijn dierenpark was internationaal bekend, en er kwamen vele bezoekers.
Maar oog voor zijn vrouw had hij niet.

Als zij zich gedwongen ziet een paar van zijn dieren te verkopen, laat Frans haar opnemen in een sanatorium. Gelukkig lukt het hem niet haar krankzinnig te laten verklaren, en weet Louise ‘te ontsnappen’, met hulp van haar neef Jan en zijn vrouw Tine.

Een officiële scheiding komt er niet, dan zou Frans Gooilust kwijtraken, dat wil hij niet. Maar ze wonen gescheiden.
Als ze voelt dat haar gezondheid achteruitgaat, neemt Louise een besluit. 
In 1930 bezoekt ze de heer van Tienhoven, voorzitter van de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Ze regelt in het geheim dat deze Vereniging de buitenplaats Gooilust erft. En ze vraagt Van Tienhoven om ook Hilverbeek aan te kopen. Als Frans na de dood van Louise in 1934 hoort wat ze geregeld heeft, is hij woest, maar deze keer heeft hij niets in te brengen... 

Jeanette Wagenaar wilde een historisch verhaal schrijven, en besloot onderzoek te doen naar het leven van Louise Blaauw-Six. Gooilust is niet alleen het verhaal van een bijzondere vrouw, maar ook van de landgoederen in ’s-Graveland, vlak bij Hilversum, waar je mede dankzij deze vrouw nu nog heerlijk kunt wandelen. Het is een gedegen maar zeer leesbaar boekwerk geworden, met namenlijsten, foto’s en briefwisselingen, als ook het verhaal over het proces dat Frans Blaauw voerde. De nasleep en een bibliografie.


Jeanette Wagenaar (Hilversum, 1982) werkte na haar studie Kunstgeschiedenis jarenlang in musea, particuliere collecties en boekhandels. Ze volgde de Schrijversvakschool en werkt nu bij een kunstfonds. 

ISBN 9789462973091 | Paperback | 224 pagina's | Uitgeverij De Kring | januari 2025

© Marjo, 26 juni 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Steffie van den Oord - Kinderen in oorlogstijd

Kinderen in oorlogstijdKinderen in oorlogstijd
Steffie van den Oord


Veertien mensen vertellen op hoogbejaarde leeftijd wat ze als kind meemaakten. Ze waren nog een kind toen de oorlog uitbrak.
Ze zijn niet de enige overlevenden, ook anderen hebben vreselijke dingen meegemaakt, maar deze veertien verhalen geven een doorsnede van een gruwelijke tijd, waardoor je ook nu, tachtig jaar nadien, met verbijstering leest over hun wederwaardigheden.
Je kan je niet voorstellen hoe een kind dat heeft kunnen overleven, verscholen zitten in een vochtige, donkere kelder terwijl boven je de bommen vallen. Ons voorstellingsvermogen schiet tekort. En dat is maar één van de verhalen.


Hoe het moet zijn geweest om steeds opnieuw uit je huis verdreven te worden, tot je tenslotte in een concentratiekamp terecht komt, opgesloten. En je hebt niets, maar dan ook niets meer, en je hebt steeds meer honger. Je ziet hoe om je heen mensen skeletten worden. Je ziet de dagelijkse doden.


Een kind zegt:  ‘Ik wist niet eens dat ik Joods was.’


‘Ik gedraag me zoals mijn ouders; ze zeggen nooit hoe. Ik doe ze gewoon na. Alles aanpakken. Doorgaan. Nooit bij de pakken neerzitten. Het gaat om het verweer, het innerlijk verweer. Wil ik door, of laat ik het gaan?’


Onvoorstelbaar. Maar dan letterlijk. Hoe verdraag je al deze ellende?
Deze kinderen hebben een enorme innerlijke kracht gehad.
Het is die kracht waardoor ze het gered hebben. Zij kunnen nu hun verhaal vertellen.
Wat maakten ze mee? Hoe verging het hen na de oorlog?


‘Huilen kan ik nog steeds niet. Niet toen mijn ouders overleden – die ons erdoor sleepten en ons twee keer het leven gaven. Niet toen mijn vrouw overleed, en zelfs niet toen mijn zoon stierf. Als het te dichtbij komt neem ik afstand.
Anders red je het niet.’


Als je vader een NSB-er is, niet eens vanwege sympathie met de nazi’s, verandert je leven ook. Het kind zijn van ‘foute’ ouders, heeft een grote impact op je leven.
Een van de verhalen gaat over het bombardement van Nijmegen. De verteller geeft aan hoezeer ze in deze tijden meeleeft met de mensen in Oekraïne.
Want ja, oorlog gaat blijkbaar nooit voorbij. Nog steeds hebben mensen, kinderen het - hier of daar - vreselijk moeilijk.


‘Nooit zal ik vergeten dat ik aan vader vroeg: ‘Ja, maar papa, wat is dat nou, bevrijding?’
En wat hij zei, waardoor alles me pas echt duidelijk werd: ‘Dat zal ik jou eens gauw vertellen. Dan gaan alle Duitsers, alle Engelsen, alle Amerikanen, alle Canadezen – alle soldaten – naar huis. En dan is de oorlog eindelijk helemaal voorbij.’


Na ieder verhaal zien we enkele foto’s.
Achterin een nawoord, met de opmerking hoe moeilijk het voor deze mensen was om hun verhaal te vertellen. Jarenlang hebben ze verdrongen wat er gebeurd was en ze hebben een nieuw leven opgebouwd. Maar bij iedereen gaat het een keer mis. Op een bepaald moment haalt het verleden hen in en moet het verwerkt worden. Ze stellen:  'dat moet. Je moet erover praten. Gastlessen geven op scholen. Naar een psychiater. En de hoop op een betere wereld niet opgeven.'
Indrukwekkende verhalen van heel bijzondere mensen (al zullen ze dat zelf niet zeggen).


Steffie van den Oord (1970) is schrijver en journalist. Ze studeerde geschiedenis, literatuurwetenschappen en journalistiek en werkte als verslaggever voor vpro-radio.
Rond de millenniumwisseling interviewde ze honderdjarigen en schreef hun levensverhalen op: Eeuwelingen. In 2015 verscheen De vrouw met de bijl.
Van Oord is altijd op zoek naar wat mensen beweegt, of het nu levenslust of doodsdrift is.

ISBN 9789021488578 | Paperback | 304 pagina's | Uitgeverij Querido | april 2025

© Marjo, 24 juni 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Jantien de boer - Wondervogels

WondervogelsgWondervogels
Wat vogels ons vertellen
Jantien de Boer


De titel mag dan vooral slaan op het wonder dat een vogel is - en dat zijn ze! - het is met bewondering en verwondering dat je leest hoe ze met elkaar en met ons! – communiceren!

Diverse onderzoekers hebben onderzoek verricht en komen tot de conclusie dat vogels een taal hebben.
Ondrej Belfin van het onderzoekscentrum BirdEyes, opgericht door bioloog en hoogleraar Theunis Piersma, plaatste zenders in een weiland vol broedende grutto’s en ontdekte dat de vogels vrijwel continu geluiden maken, ook ’s nachts.
Niet zomaar wat geluiden, ontdekte hij: ze hebben een betekenis. Grutto’s waarschuwen elkaar voor onraad, en die geluiden zijn anders als het gaat om een kiekendief dan wel om een buizerd. Of een mens.
Het is niet het enige dat ze elkaar vertellen, ze wisselen heel wat informatie uit over de wereld om hen heen.

Jantien de Boer besteedt ook aandacht aan de achteruitgang van weidevogels: waar ligt dat aan?
Natuurlijk zit de mens daar achter, maar vaak anders dan we denken: boeren willen best wel rekening houden met de vogels, maar dat zij een deel van het weideland ongemoeid laten wil nog niet zeggen dat het veilig is voor grutto’s: de vogels moeten vaak een schraal stuk land oversteken om een goed plekje te zoeken. Dan zijn ze kwetsbaar. En als ze zich niet voldoende meer kunnen verschuilen in hoog gras, hebben vossen, marters en andere roofdieren makkelijk prijs. En deze dieren hebben het al makkelijker: het land is droger, dus hun burchten lopen niet onder water.

 

‘Weidevogels zitten nu op kleine postzegeltjes vogelland.’


Er zijn meerdere oplossingen: eentje die voor de hand ligt: leer boeren dat gif niet nodig is. Er zijn andere methoden om toch een goede oogst binnen te halen.
Of verhoog de waterstand. Of: zorg ervoor dat er voldoende ander voedsel is! Men kan muizenstroken aanleggen.

Deze conclusie kunnen getrokken worden doordat diverse onderzoekers verschillende vogelsoorten- en – populaties onderzoeken. Jos Hooijmeijer doet dat in Spanje, een overwinteringsplek waar steeds minder grutto’s blijven hangen.


‘Je denkt dat je onderzoek doet naar grutto’s, maar dé grutto bestaat helemaal niet. Net als bij mensen zijn ze verschillend en worden hun persoonlijkheden ook nog eens beïnvloed door ervaringen in hun leven.
Dat zie je heel duidelijk bij jonge grutto’s.’


Wouter Vansteelant deed onderzoek in Andalusië, een plek waar het land in versneld tempo uitdroogt. En waar toerisme dat proces versnelt, want toeristen willen kunnen golfen en zwemmen.


We lezen over de ongelooflijke afstanden die de vogels afleggen, over lepelaars, over gierzwaluwen, waarvan er eveneens steeds minder zijn.
Onderzoekers vertellen hoe ze vogels zenderen, en hen een naam geven.
Dankzij Theunis Piersma lezen we het verhaal van de lepelaars Sinagote en haar partner Ryan.


Door dit soort ‘persoonlijke’ verhalen leest het boek als een trein, maar vooral begrijp je na het lezen van dit boek wat voor bijzondere wezens vogels zijn.
Aan het einde van het boek vraagt de schrijfster hoe wij nu denken over de grutto’s.

‘Wat voelt u nu u weet dat grutto’s jammeren als hun eieren worden geroofd en ze dagen bij hun vernielde nest terugkeren, alsof ze bijna niet kunnen geloven wat er is gebeurd?’


Jantien de Boer (1965) schrijft al ruim dertig jaar voor de Leeuwarder Courant. Eerder schreef ze het boek Landschapspijn (2019), over de tanende biodiversiteit in het boerenland en een betere toekomst voor boeren én natuur.


ISBN 9789464713138 | Hardcover | 168 pagina's | Uitgeverij Noordboek | februari 2025

© Marjo, 19 juni 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Caspar Visser 't Hooft - Frankrijk in 50 accenten


Frankrijk in 50 accentenFrankrijk in 50 accenten

Caspar Visser ’t Hooft


Frankrijk blijft verrassen. Niettemin is het knap dat Visser ’t Hooft na de eerdere bundels - Frankrijk in 50 fragmenten, Frankrijk in 50 klanken, en Frankrijk in 50 nuances - opnieuw inspiratie heeft gevonden voor 50 verhalen over dat land. De stukken hebben allerlei onderwerpen: er is geschiedenis – van het land en van hemzelf; er zijn verhalen, over mensen of voorvallen die hem getroffen hebben; natuurlijk zijn er ook ergernissen – niet alles is positief – maar boeiend zijn de accenten absoluut.


Als je ze leest, krijg je onbewust zin om af te reizen en zelf eens al die plekken te gaan zien waar zulke fijne verhalen aan verbonden zijn. Handig als je dan Visser ’t Hooft’s boeken als een soort leidraad kunt gebruiken!
Naar Laon bijvoorbeeld – al moet je daar wel door de verloedering heen kijken.
Over ‘rafelgebieden’, streken die vaak tussen twee grenzen liggen en waar een eigenheid (taal, gewoonten) bestaat die in de landstreken er naast niet meer gekend is.


Er zijn verhalen over Nederlanders die ook ooit in Frankrijk waren, of helemaal Frans waren: Marie Kalff, die in Parijs carrière maakte als actrice; Ary Scheffer, een kunstschilder wiens werken je kunt gaan zien in het Dordrechts museum. Hij werkte veel in Frankrijk.
Cornelius Jansen komt aan bod: de grondlegger van het jansenisme, een beweging die in Frankrijk ontstond als reactie op bepaalde ontwikkelingen in de Rooms-Katholieke Kerk en de toenmalige absolute monarchie. Een geloof dat nu nog aanhangers heeft in Nederland.
Over de graaf van Egmond die samen met die andere Hollandse graaf zo jammerlijk aan zijn eind is gekomen: hij heeft nazaten in Frankrijk.


En zo nog veel meer!
Caspar Visser ’t Hooft is Nederlander, en kan op een eigen manier zijn moederland (??) bekritiseren. Vooral de mensen dan, die zich in de zomer en masse laten zien in Frankrijk. De Nederlandse mentaliteit is toch vaak anders.
Hij woont hij al 35 jaar in het land dat hij in zijn boeken beschrijft, heeft nu eens hier, dan weer daar gewoond. Ten tijde van de ‘accenten’ verbleef hij in Nice.
Caspar Visser ’t Hooft (1960) groeide op in Straatsburg, Brussel en Oegstgeest. Hij studeerde in Leiden en in St Andrews (UK). Hij werkt en woont sinds 1990 in Frankrijk en schrijft behalve deze bundels ook romans.


ISBN 9789461853783 | Paperback | 176 pagina's | Uitgeverij Grenzenloos | april 2025

© Marjo, 20 juni 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER. 

Oorlog of vrede - Willen winnen of gelijkspel

Oorlog of vredeOorlog of vrede - Willen winnen of gelijkspel -
Op vrede gerichte preventieve dialoog, een verkenning van de derde weg tussen pacifisme en von Clausewitz.
Dolph Kessler


De auteur is stedenbouwkundig ingenieur, organisator van studiereizen en fotograaf. Dit boek, met een veel te lange titel, start in Lviv met de oorlog in Oekraïne en een pleidooi voor een neutraal Oekraïne. Het Russisch imperialisme wordt daarbij onderschat: Poetin is niet geïnteresseerd in een neutraal Oekraïne, wel in de verovering van het land. Net zoals zijn helper Xi Jinping per se Taiwan wil inpalmen. De kans is dus klein dat de oorlog voorkomen had kunnen worden, maar dat was in 2024 nog niet zo duidelijk als nu in juni 2025.

Kessler toont aan hoe de diplomatie verwaarloosd werd, zowel bij WO I, Oekraïne als Gaza: er was geen op vrede gerichte dialoog, enkel Von Clausewitz telde (‘Oorlogvoering is de voortzetting van politiek met andere middelen’, p. 31) . Bij de tegenkrachten rekent hij het kapitalisme, het militair-industrieel complex en de grootmachten, vooral dan de VS (p. 53-66).

In zijn zoektocht naar vreedzame co-existentie verkent hij de mondiale instellingen zoals de VN en verwijst hij naar een wereldorde met machtsevenwicht tussen vijf grootmachten, zoals Münkler voorstelde. Kessler denkt dat een beweging van onderop nodig is om de regeringen te dwingen zich te houden aan het VN-Handvest van 1945. Hij rekent daarbij op de vredesbeweging, de kerken, de paus, het Globale Zuiden, maar hij vergeet even dat de Russische kerk volledig achter Poetins oorlog staat. Hij stoort zich aan de Europese afhankelijkheid van de VS, maar hij ziet een loskoppeling nog niet gebeuren. Hij vreest terecht voor escalatie van de oorlog in Oekraïne en voor de Gaza-oorlog is hij nog pessimistischer: de Palestijnen riskeren geen staat meer te krijgen (p. 118-121).

Poetin dan: “Als hij stopt met vechten, is de oorlog voorbij. Als Oekraïne stopt, staat de bevolking een wrede onderdrukking te wachten” (p. 141).

Velen zijn het daarmee eens, zeker zij die in ‘De Groene Amsterdammer’ van 19 mei 2025 gelezen hebben dat er in de bezette gebieden 29 martelkamers geïdentificeerd zijn en dat 17.000 kinderen naar Rusland ontvoerd zijn. Maar Kessler nuanceert. Hij verwijst naar maart 2022, toen een staakt-het-vuren nabij was, maar toen trok Oekraïne zich terug onder druk van de VS en van Engeland: die wilden verder oorlog om Rusland te verzwakken (p. 147).

Een andere versie is dat Oekraïne zich terugtrok toen de moorden in Boetsja en Irpin ontdekt werden.

Kessler kiest voor vrede met gebiedsverlies en neutraliteit voor Oekraïne (p. 157). Hij constateert wel dat de vredesbeweging sterk vergrijsd is en deels zelfs vindt dat Oekraïne de oorlog moet winnen (p. 165-166). Kessler meent dat het risico op een kernoorlog nu groter is dan tijdens de Cubacrisis (1962).

Hij bespreekt ook de psychologie van escalatie en hoe deze vermeden kan worden, de rol van de VN hierbij, de rol van taal, uitsluiting, boycot en van oorlogspropaganda.

Beoordeling

Kessler zet de lezer aan tot nadenken over een op vrede gerichte dialoog, over gelijkwaardige blokken, over de gewenste revival van de VN en wat Oekraïne betreft: over de bedreigingen die Poetin meende te hebben en over Taiwan: het meest risicovolle conflict in de nabije toekomst.

Het boek heeft een heldere structuur. Maar het is niet zeker dat de lezer het verschil zal vinden tussen pacifisme en op vrede gerichte preventieve dialoog.

Kessler is goed gedocumenteerd, behalve wanneer hij Raoul Hedebouw (p. 63) en ‘De Wereld Morgen’ (p. 122-123) als bron gebruikt. Hij voorspelde in juni 2024 de overwinning van Trump (p. 118), het toenemend geweld op de Palestijnen (p. 120) en de toekomstige aanval van China op Taiwan (p. 127-128).

Hij noemt Jo Biden een hardliner, omdat hij de Russische misdaden tegen de menselijkheid aanklaagde. Dan zijn er veel hardliners. Poetin zal dit boek graag lezen: de NAVO-top van Boekarest (2008) en de Oekraïense president Joesjtsjenko krijgen de schuld voor de oorlog (p. 46-47). Uiteindelijk is Poetin binnengevallen toen er geen sprake meer was van Oekraïens lidmaatschap. En die invallen begonnen al in 2014.

Kessler toont het belang aan van het militair-industrieel complex met gegevens uit … 1958 (p. 55). Die kloppen reeds lang niet meer: nu zitten 30 van de 50 grootste Amerikaanse bedrijven in andere sectoren dan de wapenindustrie. Bij de vermoedelijke aanhechting van Taiwan bij China stelt de auteur een overgangstermijn voor van 10 à 20 jaar. Blijkbaar vergeet hij dat China de termijn voor Hongkong genadeloos genegeerd heeft en dat ruim 80% van de Taiwanezen niet bij de Chinese dictatuur wil horen.

Hij suggereert (p. 116) dat de VS ook de NAVO zullen inzetten bij een conflict met China: daar is tot nu toe geen aanwijzing voor.

Nog enkele details: ‘vele’ van hen (p. 19) moet zijn: velen. De ‘afgestudeerde’ (p. 21) moet zijn: afgestudeerden. Met ‘PTTS’ (p. 22) bedoelt hij wellicht PTSS: Post-Traumatisch Stress Syndroom. ‘Speel’ de ideologie een rol (p. 57) is: speelt. Orthodoxie vertaalt hij als ‘juiste aanbidding’ (p. 58). Ik zou zeggen: juiste mening. De ‘31’ lidstaten van de NAVO (p. 79 + 113) zijn er 32. ‘Liberated’ (p. 112) moet zijn: liberate. Nina ‘Chroetsjeva’ (p. 145) is Nina Chroesjtsjeva. ‘Was dat wel gebeurt’ (p. 208) moet zijn: gebeurd. Er worden vele auteurs en boeken geciteerd, maar een overzichtelijke bibliografie ontbreekt. De prijs van het boek (12,50 €) ligt beneden de kostprijs. De schrijver heeft geen commerciële motieven. Dat siert hem.

ISBN 978-90-834-2621-1 | Paperback, 220 pagina’s, foto’s, grafieken | Uitgeverij Peace-Dialogue-Publications, Den Haag, 16 juni 2024

©Jef Abbeel | juni 2025 | www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Kan Congo de wereld redden?

Kan Congo de wereld reddenKan Congo de wereld redden?
John Vandaele

De auteur is journalist bij MO (Mondiaal Nieuws). Zijn boek met uitdagende titel gaat niet over de bekende natuurlijke rijkdommen van Congo, maar over de 106 miljoen hectare tropisch regenwoud, dat veel koolstof omzet in zuurstof en als koelsysteem en waterpomp voor het klimaat nog meer onmisbaar is dan het Amazonewoud. De koolstofopname per ha is er 630 kilo tegenover 230 in het Amazonegebied. En die 230 zal in 2035 misschien 0 zijn (p. 26).

De lokale bevolking haalt er haar voedsel, brandstof en geneesmiddelen uit. De oorlog in Oost-Congo verergert dat nog: vluchtelingen vestigen zich in de grote wouden en eten ze mee op. De destabilisering van Oost-Congo door Rwanda moet door de internationale gemeenschap gestopt worden. De bevolkingsgroei van 3% per jaar is een ander groot probleem: nu zijn ze met ruim 100 miljoen, in 2050 wellicht met 200 en in 2100 met 400 miljoen (p. 20).

Vele Congolezen oordelen dat God hun het bos gegeven heeft voor landbouwgrond, voedsel, medicijnen, bouwmaterialen, houtskool om te koken en te verwarmen. De houtskoolindustrie, de zwerflandbouw en de bescheiden industriële houtkap zorgden ervoor dat het regenwoud de voorbije 30 jaar afnam met 25% (p. 24). Het woud verder kappen of verbranden kan op termijn een ramp veroorzaken door de extra massa’s koolstof die dan de atmosfeer ingaan.

De wereld moet de Congolezen dus motiveren om dat niet meer te doen. Congo vraagt daarvoor 4,8 miljard $ per jaar i.p.v. de 100 à 200 miljoen die ze nu krijgen. Bovendien wordt het geschonken geld soms verduisterd.

De nationale parken krijgen bescherming en subsidies, maar toch vinden er illegale ontbossing, houtskoolproductie en visvangst plaats. Een deel van het Virungapark is in handen van M23, de militie die door Rwanda gesteund wordt. Daardoor vallen de inkomsten uit toerisme weg. De toestand is er zorgwekkend. Het Garambapark wordt geconfronteerd met 400.000 goudzoekers. Salonga, het grootste park, is nog wel rijk aan wilde dieren. Maar in Kahuzi-Biega wordt volop gejaagd op chimpansees en andere dieren en ook hout gekapt. Vleermuizen veroorzaken ook infectieziektes, maar de meeste mensen beseffen dit niet. Ze eten ook dieren die ze dood aantreffen.

Vlamingen, o.a. van Colruyt, Jurgen Heytens (Faja Lobi) en van UGent werken er aan herbebossingsprojecten en zorgen voor werkgelegenheid, medische posten en onderwijs. Maar dit verloopt niet altijd rimpelloos.

De auteur legt ook uit wat koolstof-kredieten (vergoedingen voor de opslag van koolstof in de Afrikaanse natuur) en koolstof-markten zijn en dat de verkoop van koolstof-kredieten Congo 70 miljoen € per jaar oplevert. Aan 70 € per ton CO² zou dat 47 miljard mogen zijn of drie keer de Congolese begroting. Maar de schenkers vrezen dat de Congolese politici er zich mee zullen verrijken.

Door het beleid van Trump vermindert de steun van grote Amerikaanse bedrijven. Vandaele pleit dan ook voor meer Europese steun. In 2100 zal Afrika wellicht 3,5 miljard inwoners tellen, tien keer zoveel als in de EU dan. Elk jaar zouden er dan 23 à 30 miljoen banen moeten bijkomen. Momenteel bedraagt het inkomen per hoofd 800 à 3.500 euro per jaar of 20 procent van het wereldgemiddelde. Het aantal geboortes zou snel moeten dalen. Veel Afrikaanse leiders zien dat niet in.

Vandaele noemt de klimaatverandering een grotere bedreiging dan de migratiestromen en de Russen (p. 195).

Beoordeling
De schrijver is zeer goed op de hoogte van de noodsituatie, ook door zijn bezoeken aan de genoemde streken en projecten. Met cijfers toont hij aan dat er dringend ingegrepen moet worden. Voor vele lezers zullen de koolstof-kredieten en de koolstof-markten onbekend terrein zijn. En velen beseffen het belang van het regenwoud voor ons niet.

Vandaele rekent vooral op Europese steun en laat China, alomtegenwoordig in elk Afrikaans land, ongemoeid. Idem voor Rusland, dat overal oprukt. Ik lees ook nergens wat Congo, het land met de meeste grondstoffen, doet met het geld dat het daarvoor krijgt.

Enkele details: het kaartje (p. 7) is onmisbaar, maar veel te beknopt. Vele steden, zelfs de tweede stad Lubumbashi, ontbreken. En ook provincies zoals Kivu en Kwilu. Isanga (p. 43 en 45) vond ik terug in Tanzania en Zuid-Afrika, niet in Congo. Leopold II en Mobutu worden bestempeld als ‘roofkoning’ (p. 10), Xi Jinping, Poetin, Kabila en Kagame niet. Op p. 180 beweert de auteur dat Mao niet wist dat zijn Grote Sprong tientallen miljoenen doden veroorzaakte: Mao wist dat perfect via zijn medewerkers, maar hij vond dat niet erg. Het boek telt zeer veel afkortingen: een alfabetische lijst zou welkom zijn. Groter dan ‘hem’ (p. 106) moet zijn: dan ‘hij’. En aan ‘zij’ die mag hij veranderen in aan ‘hen’ die. Los daarvan is dit boek zeer welgekomen.

ISBN 978-94-626-7540-7 | Paperback | 200 pagina's, kaartje, foto’s, literatuur | Uitgeverij EPO, Berchem, juni 2025

© Jef Abbeel, juni 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Dominique Diertiens - De brand

De brandDe brand
Een waargebeurd familiedrama
Dominique Diertens

Het is 7 januari 2015, midden in nacht. Dominique Diertens ligt nog niet zo lang te slapen naast haar partner als haar telefoon gaat.

‘U moet rustig blijven…’
‘Er is een brand geweest in het huis van uw schoonouders. Uw kinderen zijn gewond en u moet nu naar het ziekenhuis komen.’


Dominique is gescheiden van Erwin. Hun kinderen Noah en Elise, drie en vijf jaar, zijn geregeld een weekend bij hun vader, die weer bij zijn ouders in  Almere is ingetrokken. Daar waren ze nu ook toen de brand uitbrak.

De oorzaak zal nog onderzocht moeten worden, maar de gevolgen zijn vreselijk: Mieke, de schoonmoeder van Dominique is omgekomen; haar schoonvader wordt vanwege zijn zware brandwonden in coma gehouden. De driejarige Noah heeft eveneens flinke brandwonden.
Even weet Dominique niet waar haar dochter gebleven is. Gelukkig blijkt zij veilig. Ze is met haar vader naar een ander ziekenhuis gegaan te zijn, er was geen plaats meer in Almere.
Volgens de buurman die het meisje uit het huis heeft gered is Elise in orde.

Op de trauma’s na dan. Want de nasleep zal lang zijn. Pijn, veel pijn, operaties, en vragen.
Als al snel duidelijk wordt dat Erwin de brand zelf heeft aangestoken, zijn die vragen er volop: hoe heeft hij dat kunnen doen?!
Het huis waarin zijn eigen ouders en zijn eigen kinderen lagen te slapen willens en wetens in brand steken?

Dominique Diertens wilde het verhaal vertellen, vooral voor haar kinderen. Voor de goede verwerking.
Tien jaar na dato heeft ze in samenwerking met misdaadschrijver Ton Theunis zo goed mogelijk gereconstrueerd wat er allemaal gebeurd is. Maar ook wat er aan vooraf is gegaan.
Het is haar persoonlijke verhaal. Het gaat over emoties, over het verwerken, en de lange weg die zij na de brand heeft moeten afleggen, terwijl ze niet alleen haar eigen trauma’s, maar vooral ook die van de kinderen te lijf moest gaan.
Er is gebruik gemaakt van politie- en justitiële stukken, van verslagen in de media, onderzoeksrapporten en gesprekken met betrokkenen.
Ook het proces en de veroordeling van haar ex staan erin.

Dominique Diertens werkt als ambtenaar bij de gemeente Almere. Een deel van de opbrengst van dit boek gaat naar de stichting Kind en Brandwond in Beverwijk.

ISBN 9789462973244 | Paperback | 224 pagina's | Uitgeverij De Kring | februari 2025

© Marjo, 19 juni 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

De specerijenbijbel

Specerijenbijbel
Van kaneelbroodjes tot crispy chili-olie en van anijskoeken tot romige dragonkip
Paulami Joshi

Bij een doorsnee kookboek heb je een indeling met voorgerechten, soepen, hoofdgerechten en nagerechten, en vaak een onderverdeling met vlees, vis, of veggie.
Verwacht dat niet in de specerijenbijbel! Dit is een heel ander kookboek! Heel apart!


Het begint met een inleiding en dan weet je al wel dat je met dit boek op een heel andere manier te werk gaat. De indeling is namelijk gebaseerd op specerijen. En op sommige kruiden, omdat je als je die droogt in feite ook een specerij hebt. Hoe maak je ze (dat gebeurt namelijk vaak), waar koop je ze en ook belangrijk: hoe bewaar je ze.


Dan volgen de specerijen op alfabet. Wat meteen opvalt: dit zijn niet allemaal doorsneespecerijen. Ajowanzaad? Andalimanpeper?
Pff, we zijn nog maar bij de A! Er volgen er nog zo’n 100, tot we bij de zuurbes zijn. Steeds eerst een korte beschrijving wat voor specerij het is, en dan een paar recepten.


Het is eigenlijk meer een naslagwerk dan een regulier kookboek waarmee je een eigen maaltijd kunt samenstellen. Hoewel dat natuurlijk ook kan, mits je veel tijd hebt…
Tijd heb je ook nodig om zelf specerijenmixen te maken. Dat staat eveneens beschreven.
Nooit geweten trouwens dat kerrie een mix van specerijen is! Dat kun je dus heel goed zelf maken van korianderzaad, venkelzaad, komijnzaad, mosterdzaad, fenegriek, peperkorrels, chilipeper, kruidnagel en kardemom, en jazeker: ook kerrieblaadjes. En kurkuma, vooral voor de kleur. Handig is dan dat er achterin het boek de adressen staan waar je al die verschillende onderdelen zou kunnen kopen.


De vormgeving is weer perfect, met prachtige foto's waardoor je meteen aan de slag zou willen gaan.
Absoluut ook handig zijn de registers:


Een register met de specerijen met daaronder de namen de gerechten die je ermee maakt.
Een register met specerijmixen.
Een register met alle recepten op alfabet.


Paulami Joshi is culinair schrijver, oorspronkelijk afkomstig uit India. Zij wordt gezien als de officiële onofficiële ambassadeur van de Indiase keuken in Nederland.
Je kunt haar kennen van haar kookboeken: De bijbel van de Indiase keuken (destijds genomineerd voor het Gouden Kookboek), en Vega India, waarin ze ons alles vertelt over de verscheidenheid aan Indiase gerechten.


ISBN 9789048867882 | Hardcover | 496 pagina's | Uitgeverij Carrera | maart 2025

© Marjo, 6 april 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

En ineens was het OORLOG

En ineens was het oorlogEn ineens was het OORLOG
Mei 1940 in beeld
Erwin van Loo, Nicolette Faber-Wittenberg (red.)

In de titel valt het woord “ineens” op.

Na vele decennia van neutraliteit hoopten velen in Nederland bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog opnieuw de dans te kunnen ontspringen. Dat was immers gelukt in de Eerste Wereldoorlog. Na die oorlog werd weer zwaar bezuinigd op defensie zodat het land er in militair opzicht slecht voorstond.

Toen de Duitsers in mei 1940 hun Blitzkrieg tegen Nederland, België en Frankrijk inzetten, stonden onervaren en slecht uitgeruste troepen dan ook “ineens” tegenover een superieure tegenstander. Een tegenstander die lak had aan het oorlogsrecht. Meermalen vielen Duitse troepen aan waarbij Nederlandse krijgsgevangenen als schild werden gebruikt. Andere keren staken ze zich in Nederlandse uniformen om bij verrassing een gevechtspositie te overmeesteren. Soms lukte het, maar meestal werd het gevaar bijtijds onderkend en de poging verijdeld.

Slechts vijf dagen duurde de strijd, waarbij overigens hier en daar toch nog fel tegenstand is geboden. De verwoesting was ondanks die paar dagen van oorlog enorm. Dorpen als Valkenburg (bij Leiden), Scherpenzeel, Wageningen en Rhenen, lagen in puin. Hetzelfde gold voor het stadshart van Rotterdam en Utrecht. Honderden spoor- en verkeersbruggen waren vernield. België hield het achttien dagen vol, maar hun strijdkrachten konden in combinatie met Franse troepen opereren. Franse hulp in Nederland was er ook, maar mondjesmaat en te laat.

Dit boek brengt die vijf dagen in mei 1940 in beeld. Maar liefst zeshonderd foto’s, veel kaarten en enkele infographics zijn opgenomen. Het forse formaat van het boek laat het toe om die foto’s voldoende duidelijk af te drukken. Daarmee is het een fraai kijk- en leesboek geworden.

Na een algemene inleiding over de toestand van de krijgsmacht en de mobilisatie volgt een verslag in woord en beeld van het verloop van de strijd, waarbij Nederland is ingedeeld in regio’s: Limburg, Brabant, Oost-Nederland en de Grebbeberg, Noord-Nederland, de slag om de Residentie, enzovoort. In elk hoofdstuk zijn thematische artikelen opgenomen die een bepaald aspect uitdiepen. Bijvoorbeeld het verhaal van majoor Sas die regering en legerleiding bijtijds had gewaarschuwd voor een op handen zijnde aanval, waar onvoldoende gehoor aan is gegeven. Of het bizarre verhaal over luitenant-kolonel Jo Mussert, broer van de NSB-leider, die door een paar officieren werd doodgeschoten omdat hij vast en zeker ook een verrader zou zijn.

Alle foto’s zijn voorzien van een toelichting, waarbij de grote nauwkeurigheid opvalt. Niet alleen wordt de foto in verband gebracht met de oorlogsgebeurtenissen, ook gegevens over de locatie, het gebruikte wapentuig en de voertuigtypes worden vermeld. Het moet een enorme klus zijn geweest om van elke foto die data te verzamelen.

Het bombardement op Rotterdam bracht generaal Winkelman ertoe om de wapens neer te leggen. Hij voerde als motief aan dat hij verder bloedvergieten, ook onder de burgerbevolking, wilde voorkomen. De reacties van de Nederlandse militairen op de capitulatie liepen sterk uiteen. De Afsluitdijk was hermetisch afgegrendeld door de fortificaties bij Kornwerderzand. Daar was ongeloof bij de soldaten die elke aanval hadden afgeslagen. Op andere plekken sloegen woedende soldaten hun wapens stuk of smeten munitie en uitrusting in het water. Maar bij velen, misschien wel de meesten, was er opluchting dat men de strijd had overleefd.

Ongeveer 1000 Duitse krijgsgevangen, voornamelijk goedgetrainde parachutisten, werden bijtijds afgevoerd naar Engeland. Ongeveer driehonderd transportvliegtuigen waren vernietigd of beschadigd. De Duitsers zijn er niet zonder kleerscheuren vanaf gekomen.

De meeste Nederlandse hebben mei 1940 niet meer scherp op het netvlies staan. Het is daarom zeer te waarderen dat uitgeverij WBOOKS dit boek heeft laten samenstellen. Missers of fouten ben ik niet tegengekomen. Van harte aanbevolen.

ISBN 9789462586956 | Hardcover | Omvang 288 blz. | Uitgeverij WBOOKS | 1 mei 2025

In samenwerking met het Nederlandse Instituut voor Militaire Historie

© Henk Hofman, 10 juni 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Germania Inferior

Germania Inferior
Cartobibliografie van de zeventien provincies der Nederlanden 1548-1831
Hans Spikmans


Germania Inferior of lager gelegen Germania was tussen 85 na Christus (n.C.) en de 4de eeuw n.C. de benaming voor een Romeinse provincie tussen de Rijn en de Noordzee, met Keulen als hoofdstad. Daar hoorden bij: Nederland ten zuiden van de Rijn, een deel van België, heel Luxemburg en het deel van Duitsland ten westen van de Rijn.
Daar gaat het hier niet over, maar wel over de 17 provincies, dus ook die boven de Rijn, met Brussel als hoofdstad.


Het is een indrukwekkende collectie van 410 historische landkaarten uit de periode 1548-1831, waarvan 80 nieuwe die niet eerder beschreven zijn. De auteur heeft ook ca. 200 nieuwe ‘staten’/aanpassingen van al bestaande kaarten ontdekt. Deze zijn van belang om de juiste leeftijd van de kaart te bepalen.


Spikmans noemt de tijd van de Tachtigjarige Oorlog en de bloeiperiode daarna de interessantste uit onze geschiedenis (p. VIII). Ik vind de periode daarvoor, de tijd van de Bourgondiërs en van Karel V, interessanter: na hem begon de onrust met de Beeldenstorm (1566), de komst van Alva (1567), de onthoofding van Egmont en Horne (1568), de vlucht van tienduizenden uit de Zuidelijke Nederlanden naar het Noorden.


Toen Karel V de Nederlanden erfde, gaf hij aan Jacob van Deventer de opdracht om ze in kaart te brengen met behulp van de in Leuven uitgevonden ‘driehoeksmeting’.
De eerste kaarten hadden o.a. als titel: ‘Germania Inferior’. Vandaar de titel van dit boek. De auteur verdeelt zijn levenswerk in vier bewust uitgekozen periodes: het ontstaan van de Nederlanden (1363-1543), de korte periode van de eenheidsstaat (1544-1579), de scheiding van noord en zuid (1580-1648), de evolutie tussen 1648 en 1831. 1543 was het jaar waarin alle 17 provincies onder één bestuur kwamen met Brussel als hoofdstad. 1648 was het jaar van de juridische scheiding.


De inleiding begint  in 1363 met Filips de Stoute, hertog van Bourgondië, die in 1369 trouwde met de Vlaamse (maar wellicht Franssprekende) Margaretha van Male. Na de dood van zijn schoonvader werd hij ook graaf van Vlaanderen. De aanwinsten van de andere hertogen, graven, koningen en één keizer worden ook opgesomd en overzichtelijk weergegeven in een tabel en op een kaart (p. 8-9).

Lees verder, klik HIER

Wat je zegt, gaat vanzelf

Wat je zegt, gaat vanzelf
67 opgewekte taalverhalen
Liesbeth Koenen


‘(we leven in een wereld) waar  we wakker worden zonder ons zorgen te hoeven maken of we onze tekst voor die dag wel kennen. Want die rolt zomaar uit onze mond.
Verzinnen wat we zeggen, gaat vanzelf. Steeds kiezen uit tientallen klanken, uit tienduizenden woorden, ze in een zinvolle volgorde zetten ook.’


Je staat er niet bij stil, maar eenmaal er op gewezen vergeet je dit nooit meer
Ontleden, dat kun we allemaal al voor we er les in krijgen op school. Iedereen begrijpt het verschil tussen ‘ik wist niet dat je kwaad werd’ en ‘ik wist dat je niet kwaad werd.’


En al zullen er veel mensen zijn wier tenen krullen bij het lezen van deze tekst, taal is niet van steen.


‘De bloesemconfetti kleurde de hele straat roze, zag ik uit m’n raam. Er kwamen een vader en dochter naar buiten en hun zagen het ook. Het vrolijke meisje, die meteen eropaf holde, juichte terwijl ze de bloemblaadjes rond schopte of het herfstbladeren waren.’


Maar de conclusie na al deze verhaaltjes over het gekke, het mooie, het grappig of merkwaardige in onze taal, is, zegt Liesbeth Koenen,  dat we eigenlijk allemaal geweldig zijn in taal! En dat dit best vaker aan onze jeugd verteld mag worden.
Ze vertelt over de veranderingen die inherent zijn aan taal, over de invloed van buitenlandse talen.
Over de generatiekloof die ook in taal duidelijk is.
Over dingen die ons helemaal niet opvallen, maar haar wel:

‘Ik sluit de vergadering’  ‘Ik sla u tot ridder’. Ze noemt het taaldaden: ‘je zegt het, en hup, het is ook zo.’


Intuinzinnen: ‘Zij zagen het weesmeisje door’ of ‘Schepen vergaan in een storm.’ Je verwacht niet dat deze zinnen doorlopen, maar het is slechts het begin van een zin:: ‘Zij zagen het weesmeisje door de verrekijker’ of ‘Schepen vergaan in een storm zijn zelden verzekerd.’
Een zeer vermakelijk boekje, wat je ogen van open gaan (eh, ook een taaldingetje?) Wil je meer, kijk dan op de site van Liesbeth Koenen.

https://www.liesbethkoenen.nl/wat-je-zegt-gaat-vanzelf/

ISBN 9789462973381 | Paperback| 124 pagina's | Uitgeverij De Kring | februari 2025

© Marjo, 3 april 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Tussen hemel en oorlog

Tussen hemel en oorlog
Kunst en Religie in het Interbellum
Rozanne de Bruijne en Lieke Wijnia (red.)


Deze publicatie is als catalogus verschenen bij de tentoonstelling Tussen Hemel en Oorlog die tot 15 juni 2025 te bezichtigen is in het Catharijneconvent te Utrecht.


Het Interbellum is de periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog en omvat dus de periode van 1918-1939. Het tijdvak wordt getypeerd als de Roaring Twenties. Het is het geboorteuur van de moderne vrouw, die zich voorgoed ontdoet van het knellende korset, het haar kort knipt en de rok inkort. Het lange sigarettenpijpje - elegant tussen de vingers geklemd - staat symbool voor vrijheid en zelfbewustzijn.


Historicus Johan Huizinga (1872-1945) schreef in 1935 over de Roaring Twenties: Wij leven in een bezeten wereld, …, de motoren draaien nog en de vlaggen wapperen, maar de geest is geweken.  Op bladzijde 16 van dit boek wordt op dit citaat van Huizinga gezinspeeld: “Eén ding staat vast: in deze ‘bezeten wereld’, waarin God door Nietzsche is doodverklaard, zijn religie en spiritualiteit nog steeds springlevend.”
Anders dan we zouden verwachten is dus de rol van religie en spiritualiteit niet verdwenen. Deze tentoonstelling maakt dat goed duidelijk: juist na de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog waren kunstenaars op zoek naar vernieuwing en zingeving.


Na een inleiding op Kunst en Spiritualiteit in het Interbellum volgen dertien essays gegroepeerd rond vier hoofdthema’s. Hieronder noem ik ze, met per thema voorbeelden van besproken onderwerpen.


Deel I gaat over de zoektocht naar verwerking en houvast, religie en rouwverwerking na de Eerste Wereldoorlog. Dit deel geeft aandacht aan onder meer Symbolisten en Modernisten en kunstenares Käthe Kollwitz (1867-1945).


Deel II behandelt religieuze kunst in Nederland. In dit deel gaat de aandacht uit naar het werk van Jan Toorop (1858-1928) en het culturele tijdschrift De Gemeenschap (1925-1941). Dit tijdschrift profileert zich als een modern, maatschappelijk-betrokken en katholiek tijdschrift, dat zich echter ook openstelt voor niet-katholieke kunstenaren. Verder gaat het over het Museum voor Moderne Religieuse Kunst dat het Sint-Catharijneconvent krijgt als onderkomen.


Deel III richt de focus op spirituele invloeden in de abstracte kunst. Hier komt de betekenis van het Bauhaus aan de orde. Het Bauhaus (1919-1933) was een opleiding voor beeldende kunstenaars, ambachtslieden en architecten, eerst in Weimar gevestigd en later in Dessau. Verder treffen we in dit deel een beschouwing aan over katholicisme en esoterie in de kunst van de Avant-Garde.


Deel IV zoomt in op de jaren dertig. Het is de periode dat in Duitsland Hitler aan de macht is gekomen. Joodse kunstenaren komen in het nauw en Hitler veegt alle moderne kunst op één hoop als “Entartete Kunst”.


Alle medewerkers aan deze catalogus zijn gespecialiseerd in hun onderwerp en zijn verbonden aan een universiteit of een museum of werken als zelfstandig kunstenaar. De bijdragen zijn van een kwaliteit die passen bij hun statuur.


De catalogus is erg creatief ontworpen. Groot formaat waardoor afbeeldingen ook op groot formaat weergegeven kunnen worden. De vier delen zijn gevat tussen uitspringende katernen met reproducties.


De tentoonstelling en de catalogus markeren de opvatting dat kunst in het Interbellum geen (seculiere) breuk is met het verleden, maar eerder een herijking is van de (religieuze) traditie, zodat deze beter in de moderne tijd past. Alle avant-garde-kunstenaars waren opgegroeid binnen een gevestigde religie, hetzij protestants, katholiek, joods dan wel orthodox.


Voor de liefhebbers van kunst levert deze catalogus vele uren op van lees- en kijkgenot. Het raakt je als je verneemt dat Käthe Kollwitz een zoon verliest in de Eerste Wereldoorlog, door de nazi’s een expositieverbod opgelegd kreeg en in de Tweede Wereldoorlog een kleinzoon verloor. Haar verdriet balde zich samen in het beeld Piëta, waarvan een replica in 1993 op initiatief van bondskanselier Helmut Kohl in de Berlijnse Neue Wache werd opgesteld. Het is boeiend om te lezen welke uitleg Jan Toorop zelf geeft bij zijn houtskooltekening De Pelgrim. En de verwijzing naar Bauhütte, de gemeenschappen waarin Middeleeuwse ambachtslieden zich verenigden, geeft het inzicht dat het Bauhaus voor religieuze zingeving staat.


Letterlijk en figuurlijk is dit dus een veelkleurige bundeling te noemen. Naast de al genoemde kunstenaren komen we het werk tegen van Max Beckmann, Paul Klee, Wassily Kandinski, Pierre Cuypers, Piet Mondriaan, Carel Willink, Dick Ket, Jacques Lipschitz en nog veel andere kunstenaars. De naam van Marc Chagall (1887-1985) valt niet in deze bundel. Misschien omdat hij in die jaren in Parijs woonde en deze bundel vooral inzoomt op Duitsland, België en Nederland.


In het Voorwoord schrijft Josien Paulides, directeur Museum Catharijneconvent, dat in onze onzekere tijd nog steeds idealisten zoeken naar verbinding, hemelbestormers strijden voor een betere wereld en cultuuroptimisten blijven geloven in de kracht van kunst. “Religie en spiritualiteit zijn betekenisgevende factoren gebleven, ook in onze complexe samenleving.” (blz. 7).


Wie zich aan deze prachtige kunst wil laven, moet vooral de tentoonstelling bezoeken en/of dit boekwerk aanschaffen.


De publicatie is een samenwerking tussen uitgeverij Waanders en het Museum Catharijneconvent. Eindredactie: Maartje de Jong en Nick Oosterwijk. De beeldredactie berustte bij Eline Holl en Dione Zijp. Het grafische ontwerp is van Edwin van Gelder (ontwerpbureau Mainstudio).


ISBN 9789462626119 | Paperback | Omvang: 176 pagina’s | Uitgeverij Waanders, Zwolle in samenwerking met Museum Catharijneconvent | 20 februari 2025

© Henk Hofman, 31 maart 2025

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.

De ondergedoken camera

De Ondergedoken Camera
Het laatste oorlogsjaar Amsterdam 1944-1945
René Kok en Erik Somers


In 2017 besprak ik voor Leestafel een ander boek van beide auteurs dat ook bij WBooks is verschenen: Stad in Oorlog, Amsterdam 1940-1945 in foto’s. Nu is dit fotoboek over Amsterdam in het laatste oorlogsjaar verschenen. Een groep fotografen legde in het geheim de jaren 1944-1945 vast: de Duitse bezetting, het dagelijks leven en het verzet. De foto’s werden naar Londen gesmokkeld om de regering in ballingschap te informeren over de noodtoestand in het vaderland en aan te zetten tot voedseldropping. Na de oorlog kreeg deze groep fotografen de naam: De Ondergedoken Camera.


Na een inleiding over illegale fotografie en over de fotografen die deel uitmaakten van het netwerk volgen hoofdstukken over het verzet, de hongerwinter, de bevrijding en de nasleep van de oorlog.


Het gaat om indrukwekkende foto’s, gemaakt ondanks het grote risico op arrestatie en gevangenneming. Sommige foto’s krijgen terecht het etiket ‘iconisch’ opgeplakt. Vooral de foto’s die in de hongerwinter zijn gemaakt, springen eruit. Broodmagere kinderen die met een lepel een laatste restje voedsel opschrapen of in vuilnisbakken zoeken naar een korst brood. Uitgeputte vrouwen die op hongertocht gaan en terugkeren met een fiets of kar beladen met zware zakken als het gelukt was om voedsel te kopen. Mannen wagen zich niet op straat. Ze lopen het gevaar om opgepakt te worden en naar Duitsland gestuurd te worden om in fabrieken te werken. Het zijn de vrouwen die zwoegen om hun gezin in leven te houden.


De foto’s verdienen het om met aandacht bekeken te worden. Ze zijn een visuele waarschuwing “tegen zorgwekkend ontwikkelingen in de [huidige] samenleving, zoals rechtsextremisme en herlevend antisemitisme” (blz. 236). Foto’s uit het verleden als waarschuwing voor de toekomst. Het verhaal in het boek benadrukt de zeggingskracht van dit fotomateriaal.


Beelden van de Jodenvervolging met zijn razzia’s en deportaties naar kamp Westerbork ontbreken in dit boek. De ondergang van Joodse inwoners van ons land was in de voorgaande jaren al in volle gang gezet en in 1944 grotendeels voltooid.


Het was streng verboden om zonder toestemming van de bezetter foto’s te maken. De persfotografie stond onder censuur en alles wat niet binnen de Duitse ideologie paste was niet toegestaan. Foto’s van lange rijen wachtende mensen voor winkels met lege etalages, ondervoede kinderen, fietsen met houten banden of een arrestatie op straat pasten natuurlijk niet in de Duitse propaganda.


Het is een wonder dat de leden van De Ondergedoken Camera niet tegen de lamp zijn gelopen met alle gevolgen van dien. De Duitsers zaten erbovenop en bovendien was er veel verraad. Een NSB-buurman van een fotograaf wist wat er zich afspeelde in zijn buurhuis, maar heeft wonderlijk genoeg de groep niet verraden (blz. 45).


Direct na de oorlog trok het werk van De Ondergedoken Camera grote belangstelling. In het hele land werden tentoonstellingen van de foto’s “die getuigden van de ramp die ons land had getroffen” druk bezocht. Eerst staat de interpretatie van het verleden in het kader van “goed” (het verzet) en “fout” (moffenmeiden en collaborateurs). Later dringt het besef door dat de meerderheid van de Nederlanders zich had aangepast aan de nieuwe omstandigheden en weg had gekeken bij het wegvoeren van de Joden.


De relevantie van De Ondergedoken Camera voor onze tijd is duidelijk. Machthebbers willen propaganda. Ongewenste getuigen van hun repressie zijn niet welkom. Dan wordt de fotograaf opgepakt en de camera stukgetrapt.


De waarde van een publicatie als deze is dus groot. Bij het doornemen van dit boek besef je hoe snel het verleden vergeten kan worden. Een bezetting door een vreemde mogendheid, het ontbreken van voedsel, het gebrek aan warmte (tijdens de Hongerwinter was er strenge vorst), het wegvallen van elektriciteit, de angst om opgepakt te worden, maken het leven loodzwaar. Na 75 jaar van vrede weten we niet meer wat dit inhoudt. Wij vinden het weer vanzelfsprekend dat de schappen in de supermarkt goed gevuld zijn en een ruime keus bieden. De boodschap die ik uit dit boek haal is: zeg nooit “nooit”. Het ondenkbare kan toch gebeuren. Het maakt een mens dankbaar dat er binnen de landsgrenzen nog steeds vrede en welvaart is.


Het boek is voorzien van beknopte biografieën van de fotografen van De Ondergrondse Camera, Literatuuropgave en een Register. Kritische noten zijn er niet te kraken, althans: ik heb ze niet gevonden. Auteurs en uitgever verdienen een compliment voor hun vakwerk.


Dit boek verschijnt samen met de gelijknamige tentoonstelling in Foam Amsterdam, van 1 mei tot en met 1 september 2025.


René Kok en Erik Somers zijn historici en beide auteurs hebben een groot aantal uitgaven over de Tweede Wereldoorlog op hun naam staan. Kok en Somers zijn als onderzoeker verbonden aan het NIOD.


ISBN 9789462586857 | Hardcover | Omvang: 256 blz. | Uitgeverij WBOOKS in samenwerking met het NIOD | 28 maart 2025

© Henk Hofman, 28 maart 2025

Lees de reacties op het Forum en/of klik HIER.

Huygens en Hofwijck

Huygens en Hofwijck
De vindingrijke wereld van Constantijn & Christiaan
Kees van der Leer en Henk Boers

Met een herspelling van het originele hofdicht door Ton van Strien


Dit boek is qua inhoud en vormgeving van hoge kwaliteit. Minutieus wordt in woord en beeld de geschiedenis van Hofwijck en zijn bewoners in kaart gebracht.


Hofwijck in Voorburg was het buitenverblijf van Constantijn Huygens (1596-1687), secretaris in dienst van het Oranjehuis, dichter, geleerde, componist, kunstkenner en polyglot. In 1642 nam Huygens deze buitenplaats in gebruik, bedoeld om het drukke hofleven van tijd tot tijd te ontvluchten. Na zijn overlijden in 1687 woonde zoon Christiaan (1629-1695) er. Christiaan Huygens genoot internationale faam als wetenschapper op het gebied van wiskunde, mechanica, optica en sterrenkunde.


Hoofdstuk 1 behandelt het leven van Constantijn. Een boeiend hoofdstuk waarin de auteur aantoont hoe de bijzondere opvoeding van Constantijn en de toewijding van de ouders aan hun kinderen de basis hebben gelegd voor zijn en hun verdere leven.


In hoofdstuk 2 gaat het over Constantijn en het ontwerp van Hofwijck. Huygens baseerde zich op het harmoniemodel van Vitruvius (85-20 v. Chr.), een Romeinse architect uit de klassieke oudheid. Het menselijk lichaam was het uitgangspunt. Het huis vormde het hoofd, de lange lanen verwezen naar de armen, de boomgaard was de buik en de lanen van de ondertuin waren de benen.


In hoofdstuk 3 behandelen de auteurs de periode dat zoon Christiaan in Hofwijck verbleef. Hij had er onvoldoende ruimte voor zijn experimenten, leidde er een betrekkelijk eenzaam leven en had een zwakke gezondheid.


De hoofdstukken 4 tot en met 8 gaan in op de geschiedenis van Hofwijck na het overlijden van Christiaan in 1695 tot op heden. De fraaie buitenplaats met de prachtige tuin, zo zorgvuldig ontworpen en in stand gehouden door de ontwerper, raakte in verval. Met de aanleg van de spoorlijn Den Haag-Utrecht na 1870 en de aanleg van Rijksweg A12 in 1932 werden delen van het buitenverblijf doorsneden. De verhoudingen van het menselijk lichaam zijn daardoor uit balans geraakt. Het ‘rechterbeen’ is nu een parkeerterrein onder station Voorburg.


Twee keer moest Hofwijck gered worden van ‘cultuurbarbaren’ die geen oog hadden voor de cultuurhistorische waarde van Hofwijck. Het buitenverblijf is nipt van de ondergang gered. Met bewonderenswaardige inzet en doorzettingsvermogen zijn huis en tuin daarna zoveel mogelijk gereconstrueerd en in oude luister hersteld.


Hofwijck is nu een museum in bezit van de Vereniging Hofwijck. Het museum is gewijd aan leven en werk van de eerste twee bewoners. Het pand kan ook gehuurd worden voor recepties, diners en een trouwerij. Als de treinreiziger bij het passeren van station Voorburg een blik naar buiten werpt, kan hij het stralende Hofwijck zien liggen. Uw recensent kwam er jarenlang regelmatig langs en vond het panorama zo mooi dat een bezoek aan dit museum een logisch vervolg werd. In 1983 promoveerde hij op Constantijn Huygens als dienaar van het Oranjehuis. Welwillend is toen de boekencollectie in Hofwijck ter beschikking gesteld voor onderzoek. Het boek van Kees van der Leer en Henk Boers stimuleert me om een hernieuwd bezoek aan Hofwijck te brengen.


Het Voorwoord van hun boek is geschreven door André Kuipers, astronaut en ambassadeur van Hofwijck. Hij doorkliefde de ruimte, die Christiaan Huygens met zijn telescoop vanuit de tuin van Hofwijck had bestudeerd.


Het laatste deel van het boek bevat het complete gedicht dat Huygens over Hofwijck schreef. Ton van Strien zorgde voor een hertaling en een deskundige toelichting.


Dit is een boek om ‘eindeloos’ van te genieten. De heldere tekst, het grote aantal afbeeldingen, de foto’s en plattegronden komen pas goed tot hun recht als de lezer zich ook de tijd en de rust gunt om het allemaal goed in zich op te nemen. Dat past toch prima bij het hele idee van Hofwijck? De alledaagse hectiek even ontvluchten en de tijd nemen voor bezinning en verdieping?


Het enige minpunt dat ik heb genoteerd betreft de teksten bij de afbeeldingen, ingelast commentaar en de noten. Die zijn gedrukt in een kleine, geelgekleurde letter. Wel leesbaar, maar wat oudere lezers zullen voor goed (lamp)licht moeten zorgen.
Het boek heeft twee leeslinten (een voor de tekst en de andere voor de noten achterin), er is een genealogisch schema opgenomen van de familie Huygens en natuurlijk ontbreken literatuuropgave en een register niet.
Een boek dat recht doet aan de statuur van Constantijn en Christiaan Huygens.


Kees van der Leer is docent en conrector van het Zandvlietcollege in Den Haag en auteur van diverse boeken over bijzondere personen, huizen, buitenplaatsen en tuinen.
Henk Boers is als hortulanus [beheerder van een botanische tuin, H.] verbonden aan de historische tuinen Het Muiderslot bij Amsterdam en Hofwijck.
Ton van Strien is docent historische Letterkunde bij de Vrije Universiteit Amsterdam.
Vormgever van het boek is Ronald Meekel.


Een eerste uitgave van dit boek in 2016 won de Ithakaprijs. Deze prijs is ingesteld om de bestudering van cultureel erfgoed te bevorderen.


ISBN 9789462499119 | Hardcover | 288 pagina's | Walburg Pers | 18 maart 2025

© Henk Hofman, 25 maart 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Boulanger!

Boulanger!
1837-1891 Het spectaculaire leven van de generaal die Frankrijk betoverde
John-Alexander Janssen


Menigeen zal nooit van deze generaal die in Frankrijk zo belangrijk was gehoord hebben. Alleen al daarom was het een goed idee van John-Alexander Janssen om er eens een boek aan te wijden. Maar ook omdat de figuur van toen gelijkenis vertoont met bepaalde figuren van nu…


Georges Boulanger leefde van 1837 tot 1891. Een man die al vroeg in zijn leven besloot dat hij het leger in wilde: hij was vijf jaar toen hij zijn vader schreef dat hij maarschalk van Frankrijk wilde zijn!


Na de Pruisische oorlog in 1870-1871, eindigend met een overwinning door Duitsland en het diep betreurde verlies van Elzas en Lotharingen, werd De Derde Republiek opgericht.


Na de Revolutie (1789) en met de opkomst van liberale denkers is de adel steeds minder invloedrijk, en neemt de betrokkenheid van het volk toe. Boulanger wordt, niettegenstaande het feit dat hij niet van adel is, aangenomen op de officiersopleiding. In 1856, als hij afzwaait, is de Krimoorlog net voorbij. Maar omdat het Franse kolonialisme groeit, is er gelukkig voor hem een andere mogelijkheid om roem te vergaren.  In Algerije valt hij op, zo jong als hij is. Hij blijkt in staat te zijn tot goed leiderschap, hij wordt gerespecteerd.

En als hij in Italië tegen de Oostenrijkers gaat vechten (1859) verdient hij daar zijn eerste Légion d’honneur. Tijdens de oorlog met de Pruisen wordt Parijs belegerd en weet Boulanger met zijn bataljon (hij is daar commandant van) een klinkende overwinning te behalen, ondanks dat hij gewond is geraakt.

Het zijn dit soort heldendaden die hem  erg populair maken. Zijn soldaten dragen hem op handen en als het de Derde Republiek niet echt van de grond lijkt te komen, is het nog maar een kleine stap tot politieke betrokkenheid. Terwijl de onenigheid tussen de verschillende partijen, de conservatieven – waaronder rechts radicalen, monarchisten en bonapartisten - versus de republikeinen - met een vooruitstrevende en een behoudender tak – het land verdeelt, ziet Boulanger een mogelijkheid om zichzelf te bewijzen.


Als John-Alexander Janssen na het verhaal over Boulanger carrière en leven afgerond te hebben concludeert dat de man misschien wel alleen daardoor, door de drang zichzelf te bewijzen, gedreven werd, klinkt dat niet eens zo vreemd. Boulanger sprak zich nooit expliciet uit over zijn eigen gedachtegoed. Hij wilde een ander parlementair bestel, maar hoe dan?

‘De generaal beschikt over een zeker intelligentie, maar is vooral geweldig bekwaam.’  zei een rivaal over hem.

Hij werd gezien als de brenger van een waarachtige democratie, maar de tegenwerking door de republikeinen en de rechterlijke macht was te groot. Het lukte maar niet om echt een voet aan de grond te krijgen bij de verkiezingen in 1889. Naast geldgebrek speelden persoonlijke omstandigheden hem parten, en hij leek er ook niet echt zijn best meer voor te doen.


John-Alexander Janssen stelt in de epiloog:

‘Boulanger beschrijven als de eerste populist in een West-Europese parlementair, op algemeen kiesrecht gebaseerd democratisch kader, is vooral benadrukken dat er een lijn loopt van hem naar het huidige 21e-eeuwse populisme; de anti-elitaire politieke stroming of stijl die in meerdere of mindere mate wordt geassocieerd met onderbuik, pseudo-oplossingen, demagogie, nationalisme en soms ook racisme.’


Een boeiende figuur die Boulanger. Een man, die zoals John-Alexander Janssen hem beschrijft niet echt in staat zou zijn geweest de geschiedenis te veranderen. Of hij dat gewenst heeft is ook nog maar de vraag.

Het boek besluit met noten; een verantwoording en bibliografie, als ook een chronologie.

John-Alexander Janssen (1984) studeerde rechten en geschiedenis, en werd geschiedenisleraar.
Hij debuteerde met ‘Een verhaal uit de Zonnestad’ (2017). Het boek haalde de longlist van de Libris Literatuurprijs en werd bekroond met de Bronzen Uil publieksprijs voor het beste Nederlandstalige debuut. Daarna schreef hij nog twee romans: Trocadéro (2019) en Va-banque (2022).

ISBN 9789029542487 | Paperback | 280 pagina's | Uitgeverij Arbeiderspers | januari 2025

© Marjo, 23 maart 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Ooggetuigen van het antisemitisme

Ooggetuigen van het antisemitisme
Europese Jodenhaat in meer dan veertig teksten
Emile Schrijver en Ruth Peeters


Dit boek is een verzameling van 43 antisemitische teksten uit de periode van de 4de eeuw v.C. tot 1949. De ondertitel klopt maar half: tekst 2 gaat over Perzië, 3 tot 6 over Egypte, 7 en 8 over Turkije.


In Egypte was er eeuwen geleden al antisemitisme, nl. tijdens de Joodse ballingschap daar. Jodenhaat kwam en komt voor in alle werelddelen, zeker in islamitische landen. Een andere beperking is de einddatum 1949: in 1948 werd de staat Israël opgericht en sindsdien werden en worden Joden vaak aangevallen wegens de politiek van die staat.


In de 19de eeuw werd er voor het eerst over antisemitisme geschreven, o.a. door Wilhelm Marr, die de Joden de schuld gaf voor de Jodenhaat. Karl Marx, zelf Jood, deed er in 1848 nog een schep bovenop door  in zijn ’Zur Judenfrage’ te schrijven dat geld hun god was.


De 43 bronnen staan in chronologische volgorde, zodat de lezer de ontwikkeling kan zien van kritiek op hun monotheïsme tot verzet tegen Joden als vreemde entiteit en gevaar voor de staat. De oudste tekst is van Hekataios van Abdera (360-290 v.C.). Hij vond ze asociaal omdat ze andere leefregels hadden en één god i.p.v. meerdere. Zijn commentaar was nog mild.


Het Bijbelboek Esther uit de 2de of 1ste eeuw v.C., mogelijk uit 150-130 v.C.,  vertelt over Jodenhaat in het Perzische rijk tijdens de 5de eeuw v.C. De reden was dat ze hun eigen leven leidden en andere wetten hadden. Volgens dat Bijbelverhaal verhinderde Esther dat ze niet uitgeroeid werden.


Tekst 3 gaat over buitensporig antisemitisch geweld in Romeins Alexandrië rond 37 n.C. De Joden werden er uit hun huizen gesleurd en beroofd van alles. Nooit eerder hadden ze zulke wreedheden ondergaan. Vrouwen en kinderen stierven van honger, terwijl er eten in overvloed was. Mannen werden neergestoken, de hele stad rond gesleurd, vreselijk verminkt en met een zwaard vermoord of levend verbrand (p. 33-35). Dit getuigenis van Philo van Alexandrië (25 v.C.-45 n.C.)  is zeer schokkend.

Tacitus (55-116 n.C.) beschrijft de Joden in zijn ‘Historiae’: ze zonderen zich af, ze zijn anders, ze hebben maar één onzichtbare god (p. 44-45). Ze zijn barmhartig voor elkaar, maar ze haten de anderen. Begraven verkiezen ze boven cremeren (p. 44-48).


Kerkvader Johannes Chrysostomos (ca. 400 n.C.) vergelijkt het ‘verachtelijke Jodendom’ met een ziekte en vraagt zijn gelovigen niet deel te nemen aan hun feesten en Joden naar hem te brengen ‘om ze te genezen’. Volgens hem waren Joden niet beter dan varkens en geiten (p. 51-59). Een andere kerkvader, Augustinus (ca. 420 n.C.) citeert Seneca (ca. 60 n.C.) die de Joden lui noemde, maar ze tegelijk prees omdat ze weten waarom ze feesten vieren (p.59-61).


Bij de eerste Kruistocht (1096) werden in Mainz, Speyer, Worms Joden vermoord door kruisvaarders op hun doortocht door het Rijnland. Er is ook een ongeloofwaardig ‘bloedsprookje’  uit Engeland: Joden zouden daar in 1144 een jongen gemarteld en gedood hebben om met zijn bloed hun matses (ongedesemd brood) te bereiden (p. 78). In de late Middeleeuwen werd de Talmoed, de encyclopedie van het Jodendom, geregeld verbrand, o.a. in 1242 in Parijs. De schuld voor de pest van 1348-1353 lag natuurlijk bij de Joden: zij zouden de waterbronnen en rivieren vergiftigd hebben. De moordpartijen die toen plaatsvonden betekenden het einde van de bloei van het Duitse Jodendom: in één jaar tijd, van november 1348 tot september 1349, werden alle Joden verbrand en gedood tussen Straatsburg, Bazel en Oostenrijk (p. 89-93). In 1492 werden ze uit Spanje verdreven. De precieze reden is onduidelijk. Hun goud en zilver moesten ze achterlaten. Ze trokken naar Noord-Afrika, het Ottomaanse Rijk en Italië.


Zelfs Erasmus koesterde antipathie jegens de Joden en Luther was in zijn ‘Von den Juden und ihren Lügen’ (1543) nog veel erger: “Het zijn leugenaars en bloedhonden, hun adem stinkt naar goud en zilver.” (p. 114). Hij riep op om hun synagogen, scholen en huizen af te branden en hun bezit af te pakken.
Zijn boek werd in 1935 vertaald door een Nederlandse nationaalsocialist en Hitler-fan Pieter Emiel Keuchenius (1886-1950). In 1648-1653 vond anti-Joods geweld plaats in Oekraïne, onder leiding van kozakkenleider Chmelnytsky. Het ging er zeer wreed aan toe. In 1680 werden 23 ‘bekeerde Joden’, die niet trouw waren aan het katholieke geloof, in Spanje gedood onder grote publieke belangstelling. Eerst werden ze gefolterd, dan levend in brand gestoken. Anderen werden opgesloten, o.a. een meisje van 14.

Lees verder klik HIER

'Ik weet me geen raad'

'Ik weet me geen raad'
Wanhoopsbrieven van Joodse vluchtelingen, 1938-1939
Willy Lindwer en Aline Pennewaard


Het boek opent met een uitleg. De samensteller vertelt hoe hij een collectie van ongeveer 200 brieven ontdekte. Brieven, geschreven in de jaren 1938 en 1939, door mensen, Joden, die het onheil zagen naderen dat hun volk bedreigde. Joden uit Duitsland, maar ook uit Oostenrijk en andere landen. Allemaal mensen die voor zichzelf, of soms alleen maar voor familieleden, vooral de kinderen in een gezin, hulp vroegen aan het Comité voor Joodsche Vluchtelingen, gezeteld in Amsterdam.


In  die tijd was Nederland nog niet in oorlog. Mensen hoopten in ons land een nieuw bestaan op te kunnen bouwen. Vaak vroegen ze ook tijdelijk asiel, om dat ze van plan waren door te reizen, naar Amerika, of Palestina. Dan hadden ze de benodigde papieren nog niet, maar moesten hun land uit, omdat ze berooid waren, of al uitgewezen waren.
Helaas kon de Joodse gemeente niets voor hen doen. De grenzen waren gesloten.

Na de inleiding van Willy Lindwer volgt een uiteenzetting door Aline Pennewaard. Zij vertelt waarom Joden hun leven niet zeker meer waren. Al in 1935 was bij de Neurenberger Rassenwetten vastgesteld wanneer men een Jood was, en dat stond los van of men al of niet praktiserend joods was. In 1938 werd Oostenrijk ingelijfd (De Anschluss) en de stroom vluchtelingen kwam op gang. Nederland was niet het enige land dat de grenzen sloot, alleen als men familie had in betreffende landen werden er aanvankelijk nog mondjesmaat mensen toegelaten, maar al snel ging de grens volledig op slot.


Mensen werden steeds wanhopiger, zoals duidelijk te lezen is in de brieven die volgen. Eerst is de originele brief te zien, daarna een vertaling. Aline Pennewaard heeft geprobeerd te achterhalen wie deze mensen waren en welk lot hen ten deel is gevallen. We weten dat hun leven aan een zijden draadje hing, en bij velen is dat dan ook gebroken. Het is een minderheid die de oorlog heeft weten te overleven.


De wanhopige briefschrijvers wisten dat de deuren gesloten waren, maar hoopten op een kiertje. Helaas. Als je volgens de Duitse wet een Jood was, was je leven niets waard.
Het maakte niet uit dat je voor Duitsland gevochten had in de eerste wereldoorlog.
Het maakte niet uit of je maatschappelijk gezien succesvol was.
Het maakte niet uit of je vrouw was, of kind.
Het maakte niet uit hoe hachelijk je situatie was.
Ze werden niet opgevangen.


Nu weten we wat de Joden toen nog niet beseften: dat de Joden die al eerder uit hun land waren vertrokken - zelfs eeuwen eerder - en weer een bestaan opgebouwd hadden, hun leven evenmin zeker waren. Ook zij werden voor het grootste deel opgepakt en naar vernietigingskampen gebracht.


Hartverscheurende verhalen lezen we in dit boek.
Het is geschiedenis, een vreselijke geschiedenis, maar… het vluchtelingenprobleem is een constante. Ook nu overkomt het mensen dat ze verdreven worden en nergens terecht kunnen.


Willy Lindwer (Amsterdam, 1946) is een Nederlandse documentaire regisseur en auteur. Hij is bekend om zijn films over de Holocaust, Israël en het Midden-Oosten, het jodendom en het christendom, maar hij heeft ook ervaring met andere onderwerpen, zoals kunst en muziek.

Aline Pennewaard (Woerden, 1978) is een Nederlandse historica en schrijfster.
Zij studeerde in Nederland en Israël. Zij houdt zich als onderzoeker en schrijver voornamelijk bezig met de Holocaust. Aan de Universiteit van Haifa doet zij promotieonderzoek naar de deportaties vanuit Nederland naar de concentratiekampen.


ISBN 9789463823883 | Paperback | 256 pagina's | Uitgeverij Balans | 21 januari 2025

© Marjo, 14 maart 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Omdat ik geen lam voor de wolven wil zijn

Omdat ik geen lam voor de wolven wil zijn
Joods verzet in Nederland in de Tweede Wereldoorlog
Ben Braber


Recent zijn er drie boeken verschenen waarin wordt aangetoond dat het verzet in Nederland tegen de Duitse bezetting (1940-1945) omvangrijker was dan voorheen werd aangenomen. We bespreken hier alleen het bovengenoemde boek.


Wat versta je onder verzet? Dat is een kwestie van definitie. Historicus dr. L. de Jong (1914-2005) zette met zijn werken de toon door verzet op te vatten als “georganiseerde illegaliteit”. Ongeveer 45.000 mensen hadden zich aangesloten bij een verzetsgroep. Maar als je “verzet” wat ruimer definieert, vallen daar ook mensen onder die onderduikers hielpen, die weigerden de loyaliteitsverklaring te ondertekenen, of die in staking gingen uit protest tegen razzia’s.
Voor dit uitgangspunt valt zeker veel te zeggen. Ben Braber toont in dit boek aan dat er ook door Joden veel meer verzet is gepleegd dan wij denken.


Zijn boek telt tien hoofdstukken.
In hoofdstuk 1 schetst de auteur de positie van Joden in Nederland voor de Tweede Wereldoorlog. Daarop volgen acht hoofdstukken waarin steeds een bepaalde persoon centraal staat. In het laatste hoofdstuk vermeldt de auteur de resultaten van zijn onderzoek.


Het zijn interessante personen die Braber aan de lezer presenteert.
De eerste is George Maduro (1916-1945). Hij heeft zich in mei 1940 onderscheiden bij de strijd om het vliegveld Ypenburg bij Den Haag waar Duitse parachutisten waren geland. Na de capitulatie sloot hij zich aan bij het verzet. Hij werd opgepakt en is in Dachau een paar maanden voor de bevrijding overleden. Madurodam is naar hem genoemd.


Een andere markante figuur is Henriëtte Pimentel (1876-1943). Zij was directrice van een crèche, gelegen tegenover de Hollandsche Schouwburg in Amsterdam. Tijdens de oorlog smokkelde zij met behulp van anderen, jonge kinderen en baby’s met toestemming van de ouders weg naar onderduikadressen. In 1943 ontruimden de Duitsers de crèche en gingen de kinderen met een aantal kinderverzorgsters op transport. Pimentel had onder kunnen duiken (ze kreeg verschillende adressen aangeboden), maar ze wilde bij de kinderen blijven. Pimentel werd naar Auschwitz gedeporteerd, waar zij direct na aankomst werd vermoord. Een aangrijpende geschiedenis. De crèche is nu onderdeel van het Holocaustmuseum.


Ook de andere hoofdstukken benadrukken dat Joden zich beslist niet als een lam naar de slachtbank lieten leiden. Maar hun mogelijkheden waren wel ontzettend beperkt, legt Ben Braber in het slothoofdstuk uit.


Alle vormen van Joods verzet hingen in feite af van niet-Joodse hulp. Maar die hulp was ontoereikend. Slechts een beperkt aantal mensen kon worden geholpen. Bovendien was de repressie van de bezetter overweldigend, was er veel collaboratie met de bezetter en ook veel verraad.
Desondanks meent Braber dat het Joodse verzet kwantitatief bekeken het niet-Joodse verzet heeft overtroffen.


Dit boek benadrukt weer eens hoe het antisemitisme steeds weer de kop opsteekt en op enig moment leidt tot gruwelijke vervolging in de vorm van pogroms en een Holocaust op het Europese continent. De beschuldigingen variëren. De ene keer zijn Joden woekeraars, de andere keer luidt de beschuldiging dat zij Christusmoordenaars zijn, dan weer krijgen ze de schuld van een pestepidemie. Maar de algemene deler is dat Joden altijd de zondebok zijn, nergens langdurig veilig zijn en overal opgejaagd worden.


Joden staan niet schuldig aan al hetgeen hen in de loop der eeuwen is verweten. Het zijn mensen die als iedereen verlangen naar een rustig bestaan in een stabiele samenleving. Het is te wensen dat dit boek zal bijdragen aan sympathie en begrip voor Joden. Het is zelfs zo dat Nederland na de Tweede Wereldoorlog wel wat goed heeft te maken naar Joodse overlevenden toe en hun nageslacht.


Het boek is heel verzorgd uitgegeven, voorzien van illustraties en met een literatuuropgave.


Ben Braber werkt voor de Universiteit van Glasgouw en is gespecialiseerd in Joods verzet tijdens de Tweede Wereldoorlog.


ISBN 9789463824019 | Paperback | 175 pagina's | Uitgeverij Balans | 11 februari 2025

© Henk Hofman, 13 maart 2025

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER

Inleiding tot de islam

Inleiding tot de islam
Een levende traditie
Joas Wagemakers (red.)


Zevenendertig deskundigen, waarvan het merendeel werkzaam is op één van de Nederlandse universiteiten, hebben bijgedragen aan deze bundel.

Het boek is opgesplitst in zes delen.

Deel 1 bespreekt het ontstaan en de verspreiding van de islam.

Deel 2 gaat over de bronnen van de islam (soenna, Koran, sharia).

Deel 3 behandelt de geloofsvoorstellingen van de islam (rituele plichten, theologie, filosofie, gender).

Deel 4 onderzoekt de confrontatie met andersdenkenden (joden en christenen; fundamentalisme en radicalisme).

Deel 5 bevat een beschouwing over kunst en cultuur.

Deel 6 tot slot gaat in op de situatie van moslims die in Europa leven en werken.


Dit boek stelt onze beeldvorming over de islam bij. Het is een uitstekende algemene studiegids, met de aanzet voor verdere verdieping. Alle bijdragen zijn beknopt van omvang en geven gedegen informatie van hoge kwaliteit. Nuances worden zorgvuldig tegen elkaar afgewogen. De auteurs polariseren niet, maar zoeken naar achtergronden en streven naar begrip op basis van feiten. Een voorbeeld hiervan is te vinden op bladzijde 65 waar het gaat over de positie van Oeigoeren in China:


“Oeigoeren worden volgens velen geconfronteerd met systematische onderdrukking door de centrale regering, wat tot internationale discussies heeft geleid en waarover uitgebreid is gerapporteerd”.


De auteur neemt zelf geen standpunt in, maar deelt wel mee wat het probleem is en noemt bronnen voor verder onderzoek. Een gedragslijn waar andere auteurs zich ook aan houden en waardoor het boek voor een breed publiek acceptabel zal zijn.


Het viel mij op dat islam en christendom niet in alle opzichten elkaars tegenpolen zijn. De richtingenstrijd die in deel 1 wordt beschreven over de juiste uitleg van de Koran, heeft ook de vroegchristelijke kerk ondergaan, maar dan met betrekking tot de juiste Bijbeluitleg. Beide godsdiensten zien de mens als kroon op de schepping, en aanvaarden dat man en vrouw onderscheiden maar complementair aan elkaar zijn geschapen. Op blz. 154 gaat het over mensvormige attributen die de Koran toeschrijft aan God. Zijn handen bijvoorbeeld, of Zijn zitten op een troon. Binnen het christendom spreken theologen van accommodatie: God past zich aan aan het begripsvermogen van mensen. En, om niet meer te noemen, islam en christendom hebben zich te verhouden tot culturele stromingen die niet altijd passen binnen hun geloofsvoorstellingen.


Een paar vragen en opmerkingen:
In het hele boek wordt het Opperwezen consequent met God aangeduid en niet met Allah. Waarom? Nergens las ik daarvoor een verklaring, of ik heb die over het hoofd gezien. Hoe het ook zij: een toelichting was wel nuttig geweest. Allah is immers strikt monotheïstisch, terwijl het Godsbegrip drie personen binnen God veronderstelt (de Vader, de Zoon en de Heilige Geest).


Hoe grondig, veelomvattend en veelkleurig de thema’s ook zijn die worden behandeld, het onderwerp “vrouwenbesnijdenis” miste ik. In de Koran komt het begrip besnijdenis weliswaar niet voor, maar binnen sommige soennitische rechtsscholen is vrouwenbesnijdenis verplicht dan wel aanbevolen. Door migratie komt vrouwenbesnijdenis ook in Westerse landen inclusief Nederland voor. Had dit onderwerp niet enige aandacht verdiend?


Ruud Koopmans, hoogleraar sociologie aan de Humboldtuniversiteit in Berlijn, heeft grondig onderzoek gedaan naar immigratie en integratie, democratie en islam, de relatie tussen terrorisme en islam, slavernij en islam. Zijn boeken en opvattingen zijn in dit boek niet meegenomen in de beschouwingen. Dat kan zijn omdat Koopmans kritisch over de islam is, wellicht zelfs zich polariserend opstelt, en daarom niet past binnen de meer neutrale benadering van dit boek. Maar is het terecht om zijn onderzoeksresultaten buiten het debat te houden?


Er is een nuttig glossarium dat lezers vaak zullen raadplegen als ze de stof goed willen volgen. Er hadden nog wel meer begrippen aan toegevoegd mogen worden. Verspreid over het boek lezen we over malekieten, kopten, orthodoxen, maronieten, nestorianen, jakobieten. Die hadden er dus wel bij gemogen.


De algemene conclusie is echter: dit is een standaardwerk geschikt voor een brede doelgroep, knap geschreven met zorgvuldige analyses, niet polariserend maar evenwichtig. Het doel om kennis en begrip te kweken voor moslims en hun geloof wordt zeker bereikt.


Het boek is heel verzorgd uitgegeven met illustraties, een glossarium, index, bronnenopgave en auteursbiografieën.


Redacteur Joas Wagemakers is universitair hoofddocent Islam en Arabisch aan de Universiteit Utrecht. De fraaie cover is ontworpen door Mijke Wondergem.


ISBN 9789048558414 | Hardcover | Omvang 432 blz. | Uitgeverij Amsterdam University Press | 31 januari 2025

© Henk Hofman, 11 maart 2025

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER

Een ander Rusland

Een ander Rusland
Bouwstenen voor een vreedzaam Europa na Poetin
Sjeng Scheijen


De auteur is slavist. Met dit boek wil hij aantonen dat Rusland geen uitzonderlijk land is zoals Poetin beweert en dat het niet gedoemd is om een autoritaire staat te blijven, die een misdadige oorlog voert tegen buurland Oekraïne. En dat het geen land is dat zijn eigen andersdenkenden opsluit.

Scheijen begint met de geschiedenis van het tsaardom, dat vanaf 1547 ontstond uit Moskovië. In 150 jaar verviervoudigde het zijn oppervlakte en in de volgende 150 jaar werd het nog anderhalve keer groter (p. 21-22). Bij de eerste volkstelling van 1897 had slechts 44% het Russisch als moedertaal. 56% had één van de ruim honderd andere talen. Als Poetin beweert dat de Oekraïners niet bestaan, dan is maar de vraag of de Russen wel bestaan (p. 24-25).

Scheijen beweert niet dat Rusland is zoals wij, maar hij toont dat de Russische geschiedenis even complex is als de onze, dat de bevolking niet homogeen is en dat de toekomst niet vastligt. Zijn portret van Poetin is niet fraai: hij noemt hem sluw, gewetenloos, corrupt, zelfverrijkend. Zijn grootheidswaanzin is meedogenloos.

De Russische bevolking woont voor ruim 80% in Europa, hun taal is Europees, de filosofen die hen beïnvloed hebben waren Europees, de handelsrelaties ook, het woord tsaar komt van het Latijnse ‘caesar’, de architecten die Sint-Petersburg bouwden waren Italianen.
Rusland en West-Europa waren altijd verstrengeld, hoewel Rusland enkel tussen 1989 en 2000 een democratie was. Met ‘altijd’ bedoelt hij wellicht ‘sinds Peter de Grote’, die naar Europa reisde en zijn hervormingen baseerde op wat hij daar zag. Behalve hervormer was hij helaas ook een gewelddadige despoot. Hij startte de russificatie van Oekraïne. Lodewijk XIV was niet veel beter volgens Scheijen. Peter de Grote omarmde de Verlichting om de achterstand van Rusland in te halen: het telde veel meer analfabeten dan West-Europa. Hij en Catharina de Grote beperkten de macht van de kerk. Jozef II volgde hen daarin.
In 1754 schafte keizerin Elizabeth de doodstraf af. Later werd ze heringevoerd, maar zelden toegepast tot 1905, veel minder dan in West-Europa (p. 70-71). Lijfstraffen met de knoet werden in 1845 afgeschaft, de zweep in 1863. Op het gebied van mensenrechten was het dus vergelijkbaar met West-Europa.

Scheijen toont ook aan dat vrouwen in de 18-19de eeuw een grote rol speelden als sponsor van kunsten en als schrijfsters. De vrouwelijke schrijfsters waren met 1.286, talrijker dan in West-Europa. Ze hadden ook meer eigendomsrechten: in 1861 was één derde  van het particulier grondbezit in handen van vrouwen. Maar ze waren tot 1917 uitgesloten van het hoger onderwijs en van vele beroepen. Al tijdens Catharina stond er een vrouw aan het hoofd van de Academie van Wetenschappen: Jekaterina Dasjkova. En er waren (ook in verhouding) meer meisjes-gymnasia dan in Nederland: in 1914 waren er 989 en ze telden 338.507 leerlingen.

De eerste vrouwelijke Russische arts studeerde in 1867 af, maar wel in Zürich. Meer dan honderd Russische studentinnen volgden. Zürich had de meeste studentinnen van Europa en 95% was Russisch. In 1872 kwam er in Sint-Petersburg wel een aparte medische school voor meisjes. Rusland liep dus voor op Nederland, waar de eerste vrouwelijke arts pas in 1879 afstudeerde (voor België was dat Isala Van Diest, ook in 1879, maar ze mocht pas in 1884 haar beroep uitoefenen). In 1915 telde Rusland 44.000 meisjes in het hoger onderwijs: daarin liep het voor op Europa, maar er waren meer analfabeten (p. 110).
Helaas zonk deze ontwikkelde maatschappij in de jaren 20-30 weg in het moeras van het Stalinisme, waar Poetin nu zo graag naar verwijst (p. 97).

Scheijen noemt de Russen het geweldigste volk ter wereld, vooral erg vredelievend (p. 114): dat klinkt vreemd na drie jaar oorlog tegen Oekraïne en de onwil om de oorlog te beëindigen en de schade te vergoeden!

Uit de geschiedenis van de vrouwenemancipatie concludeert de auteur dat de Russische samenleving wel het potentieel heeft om te veranderen. Hij verwijst ook naar kunstenaars zoals Malevitsj, Kandinsky e.a. die voor verandering zorgden, maar tegengewerkt en zelfs gevangengezet werden. Idem voor wetenschapper Vavilov, die op bevel van Stalin gemarteld en vermoord werd. Ook tegen Stalins terreur was er protest, o.a. van Isaak Babel en Osip Mandelstam, die het niet overleefden.

En in de jaren 60-70 waren de dissidenten met duizenden. Klein en groot verzet bestaat nog steeds, b.v. Memorial en Navalny. Scheijen zegt er hier (p. 125) niet bij dat de overheid hen wel klein kreeg. Elders (p. 146-147) spreekt hij wel van de ‘marteldood’ van Navalny.

Rusland is nog altijd niet in het reine met zijn Stalin-verleden en Poetin wil dat zo houden. Stalin liet miljoenen boeren omkomen van honger, hij liet de beste wetenschappers in Charkiv executeren en 38.352 hogere officieren martelen en doden. Door zijn oorlog tegen de Finnen verloor het leger nog eens 320.000 man (p. 130-132). Hij onderdrukte en russificeerde de minderheden en voerde de wodka-productie op om meer belastingen te kunnen innen (p. 135). Voor ‘terrorist’ Lenin is Scheijen ook streng en ook voor Poetin, die standbeelden van Lenin en Stalin verkiest boven die van kunstenaars zoals Diaghilev.

Kort voor zijn marteldood schreef Navalny: “Wij zullen Oekraïne moeten compenseren voor alle schade van Poetins agressie. We moeten Poetins dictatuur ontmantelen.” (p. 146-147). Zo ver is het nog lang niet.


Beoordeling
Scheijen is zeer goed op de hoogte van de Russische cultuurgeschiedenis en heeft een goed pleidooi geschreven, waarin hij aantoont dat een beter Rusland mogelijk is. Zijn argumenten uit het verleden steunen hem daarbij. Maar momenteel wijst niets erop dat Rusland ook maar een beetje ten goede verandert. Integendeel, de dictatuur en de censuur van Poetin lijken nog lang te kunnen meegaan. Hij heeft daarbij de steun van Xi Jinping en sinds kort ook van de onvoorspelbare Trump.

Een paar opmerkingen: achteraan staan interessante noten (p. 153-162), maar in de tekst wordt er nergens naar verwezen. In die noten staan vooral Engelse titels, ook als er Nederlandse beschikbaar zijn, b.v. Massie over Peter de Grote, Montefiore over Catharina, Detrez en Figes voor de geschiedenis van Rusland.

Bij Memorial wordt niet gezegd dat de overheid hun werk onmogelijk maakt en dat alle kritische media verbannen zijn naar de Baltische landen of Nederland. Een kaart met de plaatsnamen ontbreekt. Soms staat er een zetfout: ‘leiden’ (p. 117) moet  leidden zijn, ‘ik mocht bijgedragen’ (p. 139) moet zijn: ik mocht bijdragen. Blz. ‘36’ (p. 155) moet blz. 35 zijn.

Het boek is toegankelijk voor velen, maar het is aangeraden er het Groot Russisch-Nederlands Woordenboek van Honselaar bij te houden, zeker voor de verwijzingen achteraan (p. 153-161).

 ISBN 978-90-446-5603-9 | Paperback | 168 pagina’s, foto’s, noten, register | Uitgeverij Prometheus, Amsterdam/L&M, Antwerpen, 2025

© Jef Abbeel, 6 maart 2025  www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

Volg ons ook op Facebook

facebook

Copyright © 2025  leestafel.info
Niets van deze site mag ter publicatie worden overgenomen.
Indien nodig kunt u contact opnemen met de beheerder van Leestafel, e-mail: Dettie@leestafel.info
Inloggen