Non-fictie

Ole Martin Høystad

De ziel
Een cultuurgeschiedenis
Ole Martin Høystad


Wat is de menselijke ziel? Die vraag komt in dit standaardwerk uitgebreid aan de orde en aan het begin geeft de auteur daar een – voorlopig – antwoord op: ‘De ziel werd beschouwd als uitdrukking van de individuele persoonlijkheid, als de persoon zelf’, pag. 12. Als overkoepelend begrip stelt hij het volgende voor: ‘De ziel is een noodzakelijke (constituerende) en werkelijke (ontologische) dimensie van de mens die een persoonlijke, existentiële en morele betekenis heeft in het menselijk leven’, pag 18.


De auteur biedt in dit diepgaande boek een breed overzicht van de filosofische, religieuze en culturele geschiedenis rond de ziel en de wijze waarop mensen deze hebben beschouwd. Naast genoemde disciplines zijn antropologie en psychologie hierin ook van betekenis. Er worden steeds bronteksten geciteerd zodat de lezer de besproken visies uit de eerste hand heeft.
Het boek opent met woorden uit de bijbel: ‘Want wat zou het een mens baten, als hij de gehele wereld won, maar schade leed aan zijn ziel?’, Matteus 16: 26.
De indeling is chronologisch: Oudheid, middeleeuwen, renaissance, verlichting, romantiek monden uit in de moderne wetenschappelijke visie op de ziel.


In de Griekse oudheid staat de ziel van de dode centraal in de Ilias en de Odyssee van Homerus. De ziel leeft verder in het dodenrijk. Bij Plato is de psyche de centrale kern van de mens, het is de zetel van de menselijke rede waar de ziel met zichzelf in dialoog is. Bij hem is er een strenge scheiding tussen het vergankelijke lichaam en de onsterfelijke ziel. Aristoteles ziet alle leven als bezield en zijn filosofie is holistisch te noemen omdat de mens deel uitmaakt van de natuur. Het dualisme van Plato is bij hem een eenheid want de ziel is niet alleen het innerlijk van de mens maar is in heel ons lichaam aanwezig.


Later krijgt de ziel meer een religieus accent waarbij de ziel als door God gegeven wordt beschouwd. De bijbelse visie op ziel wordt hier besproken; het Hebreeuwse ruach en Griekse pneuma zijn belangrijke woorden. Onder invloed van Plato is de christelijke visie op de ziel dualistisch: ‘Alles in de christelijke wereld is onderworpen aan de menselijke tweedeling tussen lichaam en geestelijke ziel, tussen deze en gene zijde’, pag. 98.


Kerkvader Augustinus ziet de ziel als het innerlijk van de mens waardoor er contact met God is: ‘de weg naar God gaat via de ziel’, pag. 103. Hij oefent een blijvende invloed op het christendom door de nadruk op enerzijds de vrije wil van de mens maar tegelijk ook de verlossing door God genade. De eeuwige toekomst van de ziel wordt belangrijk: hemelse zaligheid of hels verderf. Dante vertolkt dit in zijn ‘Goddelijke komedie’ waarin de reis van de ziel van de hel waar vergelding voor menselijke zonden plaatsvindt, via het vagevuur met de boetedoening naar de hemel die wordt gekenmerkt door verzoening en vergeving.


Montaigne komt in de renaissance niet verder dan: ‘als je alles op alles zet om zijn essentie (van de mens) te vatten, dan is dat net zo zinloos als wanneer je het water, dat van nature overal heen stroomt, in je handen wilt nemen’, pag. 141. Zijn uitgangspunt is: sentio ergo sum – ik voel dus ik ben.
Daar staat Descartes tegenover met zijn bekendere standpunt: cogito ergo sum – ik denk dus ik ben.


Kant verbindt de ziel aan de rede en het bewustzijn van de mens: ‘Ik, als denkend wezen, ben een object van de innerlijke zintuiglijkheid, en heet ziel. Wat een object van de uitwendige zintuigen is, heet lichaam. Daarom duidt de term ‘ik’, als denkend wezen, al het object aan van de psychologie, die rationele zielsleer kan worden genoemd, vooropgesteld dat ik van de ziel uitsluitend wens te weten wat onafhankelijk van alle ervaring kan worden afgeleid’, pag. 202. De menselijke rede is leidraad en de ziel is gebonden aan de verstandelijke vermogens.


Hegel ziet de mens als een sociaal wezen en de ziel ontwikkelt zich en wordt zich bewuster van zichzelf, aanvankelijk bepaald door de natuur om zich heen tot een individuele persoonlijkheid. Hegel noemt dit de werkelijke ziel.

Goethe weet de ziel op fraaie wijze te vertolken zoals in ‘Gezang der geesten boven de wateren’:
De ziel van de mensen
Lijkt op het water:
Het komt van de hemel,
Het stijgt ten hemel,
En weerom neder
Ter aarde moet het,
Eeuwig veranderend.
Pag. 240.


In Faust van Goethe is de mens een complex wezen die twee zielen in zich herbergt. Zij vragen allebei zijn aandacht: zintuiglijke hartstocht en intellectuele verheffing van de geest. Volgens Goethe zal iets = de ziel, in de mens overleven.
Kierkegaard legt de nadruk op het menselijk zelfbewustzijn en zijn vermogen tot zelfreflectie. De mens kan kiezen en daarin ontwikkelt de ziel zich. De vraag is hoe je het onvoorwaardelijke bereikt in een voorwaardelijke wereld.


Met Charles Darwin vindt er een omslag plaats: hij ziet de ziel niet als door God geschapen. Die ontwikkeling gaat verder in Freud, een belangrijke grondlegger van de psychologie. De ziel wordt nu tot wetenschap en object van therapie: ‘De ziel wordt niet langer gezien als een uitdrukking van de innerlijke autonomie en soevereiniteit van de persoon. Ze is veranderd in psyche en een symptomatische uitdrukking van allerlei soorten slechte gevoelens en innerlijke spanningen, verwachtingen en onopgeloste persoonlijke complexen, kortom, ze is veranderd in iets psychisch, in iets wat vaak behandeling nodig heeft’, pag. 317.
Nietzsche beschouwt de ziel als ‘één der oudste en eerbiedwaardigste hypotheken’, pag. 336. Zijn opvatting van de ziel is anders, aards van inhoud, de ziel wordt bevrijd van haar religieuze achtergrond en moraal en krijgt een antropologische inhoud.


Uiteindelijk concludeert de auteur, emeritus hoogleraar culturele studies in Noorwegen: ‘Een ziel is niet iets waar je mee geboren wordt, niet iets wat door God gegeven wordt, maar iets wat gevormd en gecreëerd wordt als een samengestelde mentale eenheid, een dicht net van gevoelens en houdingen, een stel geïnternaliseerde waarden en normen waar het bewustzijn ook drager van is’, pag. 493 – 494.


Een bijzonder boek maar wel voor iemand die dit ‘zielsgraag’ wil lezen want de inhoud is niet altijd even gemakkelijk en daarom vergt het boek wel een brede algemene ontwikkeling en volharding om te lezen. Wie deze uitdaging aangaat, zal veel rijkdom in dit boek ontdekken.

ISBN 9789025307509 | 525 pagina's | Atheneum | januari 2018
Vertaald door Wouter de Jong

© Evert van den Berg, 5 juni 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER