Non-fictie

Jacob Slavenburg

http://www.jacobslavenburg.nl

 

Valsheid in geschrifte
De verborgen agenda van bijbelschrijvers
Jacob Slavenburg


De schrijver wil de kloof tussen bijbelwetenschap en gelovigen overbruggen maar: 'De conclusies kunnen voor sommigen zeer schokkend zijn', pag 23. 


Veel (schijn)waarheden rond de evangeliën blijken geen stand te houden. Ondanks de meest recente vondsten van handschriften in bv. Qumran blijft er een kloof van 100 - 150 jaar t.o.v. de tijd van Jezus die in de evangeliën wordt beschreven omdat de originele handschriften er niet meer zijn.
Theoloog Bultmann constateerde begin 20e eeuw dat er verschil is tussen de historische Jezus en de verkondigde verrezen Christus. En historici zijn uiterst kritisch over hetgeen wij weten van Jezus en welke woorden met enige zekerheid van Hem zijn. Slechts 18% schijnt authentiek te zijn.


Dit boek laat de lezer kennismaken met de vele evangeliën, brieven en handelingen van apostelen die er indertijd in de jonge kerk in omloop waren. Dat kón omdat er toen nog geen uniforme leer was. Teksten werden daarom aangepast en gecorrigeerd want er was een 'levende religie, levende ervaring', pag 142. De auteur noemt dat 'de verborgen agenda' van schrijvers en kopiisten. Dat woord klinkt wat dubieus en doet tekort aan de wijze waarop men toen met 'auteursrechten' omging. 
Er wordt veel interessante en leesbare informatie aangereikt maar de lezer proeft wel de kritische houding jegens het instituut kerk en haar leer waarin veel dingen z.i. hardhandig zijn omgevormd. De auteur heeft daar moeite mee.


Kerkvader Athanasius bracht in zijn paasbrief van 367 de eerste canon aan. Veel van wat wij nu aprocrief, niet-canoniek, noemen is indertijd vernietigd. Dit kennen we slechts uit de geschriften van de kerkvaders. De conclusie is dan ook: 'De bijbel blijkt een overduidelijk product van mensenhanden te zijn', pag 162.


Voor wie het kan hebben: een boeiend boek!


ISBN 9789057303500 | Paperback | 189 pagina's | Uitgeverij Walburg Pers | februari 2005

© Evert van der Veen, 29 maart 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Vrijen met God
Over 'heilige bruiloften', erotiek & religie
Jacob Slavenburg


In de klassieke oudheid, zo leren we van Slavenburg, was een liefdesrelatie tussen goden en mensen een normaal verschijnsel. Tot in de Romeinse tijd waren er seksuele relaties tussen mensen en goden. De hieros gamos, Grieks voor sacrale of heilige bruiloft werd gekenmerkt door twee elementen: seksualiteit (of de uitsluiting daarvan) en de mystieke versmelting. Symbool voor de verbinding tussen hemel en aarde, voor het ultieme kosmische evenwicht, verbinding tussen de God van de hemel en de Godin van de aarde. Een mooi gegeven.


Slavenburg beschrijft in dit boek deze liefdesrelatie tussen mensen en goden door de tijd heen. Opvallend daarbij is de verering voor de Grote Godin. Er zijn bij archeologische vondsten, die zo'n tienduizenden jaren teruggaan, duizenden afbeeldingen en (miniatuur) beeldjes van de oermoeder gevonden. Parallel aan deze verering bestaat een diepe vrees voor het vrouwelijke. Iets dat we ook herkennen uit de middeleeuwen van de heksenvervolging. Aan vrouwen werden zowel vermeende bovennatuurlijke als kwade krachten toegekend, helende maar ook vernietigende gaven. Die angst was zo diep geworteld dat men tot vervolging overging en deze veronderstelde heksen ter dood bracht. Dit laatste vaak op voordracht van andere vrouwen, die anders bang waren dat zij van hekserij zouden worden beschuldigd.


Onder invloed van de Kerk, zo schrijft Slavenburg kwam hier in de loop der tijd ook nog de angst voor lust bij, waarmee de Kerk ons een bange erfenis naliet van gefrustreerde relaties tussen man en vrouw. Lang geleden was die seksuele moraal veel losser. Prostituees hoefden zich niet op te schuilen in achterafstraatjes, maar werden gerespecteerd en mannelijke homoseksuele relaties waren met name in Griekenland openbaar zichtbaar. Seksualiteit was een onderdeel van het dagelijks leven evenals de verering van Goden en beide werden in het openbaar geuit en beleden. De Moedergodin stond daarbij, zo citeert Slavenburg Marija Gimbutas, ook symbool voor vruchtbaarheid en onvruchtbaarheid, de kwetsbaarheid van het leven en de voortdurende dreiging van de vernietiging daarvan. De geciteerde Coolsaet beweert zelfs dat bij veel volken de fallus het hier moet afleggen tegen de vagina: "De fallus werd enkel en alleen toegelaten om de toegang tot de goden en hun geesten open te houden".


Die zienswijze verandert, omdat het mannelijk aandeel in de voortplanting wordt ontdekt en daarmee het scheppen van leven niet meer alleen aan de vrouw kan worden toegeschreven aangezien het mannelijke wortels blijkt te hebben. Met het smaller worden van de heupen (de auteur gebruikt de metafoor van de ontwikkeling van de Venus van Willendorf tot de Venus van Milo), benadrukt de man steeds meer zijn heerschappij. Hiermee verschuift de scheppingsmythen van de Vrouwe (Godin) naar de Heer (God) en zo lezen we in de bijbel het scheppingsverhaal, waarbij Eva uit een rib van Adam wordt gevormd. De rolverdeling tussen man en vrouw is daarmee omgedraaid.
De vrouw wordt daarbij echter nog steeds wel vereerd, alhoewel zij ook nog steeds angst inboezemt. In de oudheid waren liefdesgodinnen de godinnen van seksualiteit én oorlog en de man blijft bevreesd voor de agressiviteit van de vrouw. De auteur haalt een aantal mythen aan die deze stelling onderschrijven, waaronder de talrijke mythen over de Amazonen.


Bijzonder vind ik het duidelijke onderscheid dat Slavenburg, in navolging van godsdienstfilosoof H.J. Heering, maakt tussen godsdienst en religie. Een mens kan, volgens de auteur, religieus zijn zonder aanhanger te zijn van een godsdienst. Godsdienst is in de meeste gevallen een projectie vanuit de mens op een hoger wezen. Dat hogere wezen is voor iedereen verschillend en zet mensen tegenover elkaar. Religiositeit is meer dat de mens antwoorden zoek op de essentiële vragen van het leven en dat verbindt de gehele mensheid als je er vanuit gaat dat de mens als zoeker naar de bron van zijn bestaan een homo religiosus is.


Het bovenstaande zijn slechts enkele zaken die Slavenburg beschrijft. Ik had als lezer niet veel kennis van deze materie en dat maakte het lezen van dit boek als een ware ontdekkingstocht. Daarbij ontdekte ik onder andere dat het door de auteur beschreven proces ook nu nog veel invloed heeft op denkbeelden en gedrag in veel samenlevingen. Met name de uitgedragen verering van de vrouw, waarbij echter haar maatschappelijke positie weinig florissant is, is nog steeds bij veel godsdiensten een uitgangspunt. Het lijkt dan toch te maken te hebben met angst, waarbij vrouwen onderdrukt en achtergesteld moeten worden omdat zij misschien opnieuw de rol van de Grote (sterke) Godin zullen kunnen gaan vervullen? Misschien wordt de wereld wel weer een stukje beter als de vrouwen weer openlijk mogen vrijen met God en daarmee haar kwaliteiten worden onder- en erkend! 


Over de auteur: Jacob Slavenburg (1943) is auteur van vele boeken en artikelen over het vroege christendom en 'alternatieve' stromingen door de eeuwen heen. Hij is medevertaler van de Nag Hammadi-geschriften in het Nederlands en eindredacteur van Het Grote Boek der Apokriefen. Van zijn boek over aanpassingen in Bijbelteksten, Valsheid in geschrifte, verschenen zeven drukken

ISBN 9789057304859 | Paperback | 272 pagina's | Walburg Pers | maart 2015

© Ria, 3 juni 2015

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER