Non-fictie

Masha Gessen

https://twitter.com/mashagessen

 

De toekomst is geschiedenis
De terugkeer van het totalitaire Rusland
Masha Gessen


Masha Gessen (1967) is een Joods-Russische journaliste, die al in 1981 emigreerde naar de Verenigde Staten van Amerika (VSA). In 1990 kwam ze terug naar haar moederland, tot 2013, toen ze zich als lesbische ongelukkig voelde met de nieuwe wet die “homoseksuele propaganda” verbood waarop ze met haar partner en hun adoptiekinderen terug naar New York verhuisde.
Ze is al jaren een succesvolle auteur van boeken over Rusland. Daarin beschuldigt zij Poetin van een allesomvattende politieke repressie, van de inval in Georgië en van het annexeren van “uitgestrekte gebieden van Oekraïne”. Bij mijn weten is enkel de Krim geannexeerd en niet Oost-Oekraïne en bij de oorlog met Georgië gingen de Georgiërs ook niet vrijuit.


Voor dit alarmerend boek interviewde zij zeven Russische intellectuelen, die geboren werden in de jaren ’80, het einde van de USSR meemaakten, opgroeiden in de jaren ’90 en hun volwassen leven doorbrachten onder het bewind van Poetin. Zij vertellen over hun (vooral negatieve) ervaringen met het Rusland van Jeltsin en Poetin. Daarin gelijkt het boek een beetje op dat van Nobelprijswinnares Svetlana Aleksijevitsj, “Het einde van de rode mens” uit 2014.
De getuigen groeiden op in “een land dat openging” en werden volwassen in “een maatschappij die weer dichtging”: hun leven veranderde drastisch door de repressie die in 2012 begon, aldus Gessen(p.13).


In deel I komt eerst Masja (1984) aan het woord. Als kleuter mocht ze naar een eliteschool. Haar moeder runde een bureau met repetitoren, waar ze Joodse scholieren voorbereidde op het voor hen extreem-moeilijke toelatingsexamen voor de universiteit. Sovjet-universiteiten lieten ofwel helemaal geen Joden toe ofwel een zeer klein aantal. En op dat examen kregen Joodse studenten dan een “doodskist”: een vraag die eigenlijk niet te beantwoorden was (blz. 22). Masja was korte tijd lid van de punkgroep Pussy Riot en wijkt dus af van de traditionele Russische maatschappij.


Zjanna (1984) is ook Joods, dochter van superintelligente ouders, nl. van Boris Nemtsov en zijn niet genoemde vrouw. Ze was geen lid van de Komsomol en kreeg dus op haar diploma de vermelding: “politiek onbetrouwbaar”. Ze woonden in Gorki (Russisch voor bitter), een bitter ballingsoord op een nacht reizen van Moskou. Ook de Joodse dissidenten Amalrik en Galitsj kenden die stad, idem voor Sacharov die daar noodgedwongen woonde van 1980 tot 1987. Lenin had al in 1922 het voorbeeld gegeven door ruim 200 intellectuelen op een schip naar het buitenland te deporteren.


In hfst. 2 gaat het over filosofie, over Joeri Levada (1930-2006) die met veel tegenwerking de sociologie introduceerde in de Sovjet Unie (SU) en over zijn medewerker en opvolger Lev Goedkov (1947), die de homo sovieticus bestudeerde, en zijn behoefte aan een sterke leider en aan “dubbeldenk” wat wil zeggen: tegelijkertijd twee tegenovergestelde geloven aanhangen: de idealen van de Revolutie en het zich conformeren om te overleven tijdens zuiveringen.


Hfst.3  gaat over Alexander Jakovlev (1923-2005), econoom en ontwerper van Gorbatsjovs perestrojka. Hij pleitte voor markteconomie, eigendomsrecht, recht op verkiezingen en glasnost. We krijgen hier ook een (onvolledig) lijstje gepresenteerd van de vele voorrechten die de bolsjewieken zichzelf bezorgd hadden: datsja’s, aparte wegen, mooie auto’s met nummerplaten van het Kremlin en zwaailichten, ruime appartementen in het Huis van de Regering, luxe eten, aparte scholen. We lezen ook dat er al in 1984  twee keer zoveel abortussen waren als geboortes. De bevolking ging toen al achteruit. Er was ook extreme armoede, vaak een gevolg van het alcoholisme.


Hfst. 4 gaat over de homo sovieticus, waarvan Levada het portret had opgesteld. In het systeem zat ingebakken dat velen de perestrojka zouden saboteren om hun eigen macht te behouden. Die perestrojka bracht de wens tot zelfbestuur weer naar boven in de Baltische republieken, Oekraïne, Georgië. En dissidenten gaven voordrachten over gebeurtenissen die de Sovjetburgers niet mochten weten. Ook het antisemitische Pamjat herleefde. Socioloog Levada noemde de Sovjetstaat totalitair, omdat ze het individu geen enkele ruimte liet en totaal onderdanig maakte. En hij beweerde dat de homo sovieticus aan het uitsterven was, waardoor de SU zou imploderen. Hij toonde met enquêtes aan dat niemand nog geloofde in een “stralende communistische toekomst”.


Deel II heet Revolutie en hfst. 5 begint met lege winkels in Moskou in 1991 en het neponderwijs dat de kinderen kregen.
Dan volgt de afscheiding van het “buitenrijk”, Oost-Europa, dat de SU teveel geld kostte (blz. 90).
Tussen Armenië en Azerbeidzjan brak in augustus 1990 een bloedige oorlog uit over Nagorno-Karabach, een Armeense enclave in Azerbeidzjan.
En op 23 augustus 1989, 50 jaar na het Hitler-Stalin-pact, vormden 2 miljoen Balten een menselijke keten (de Baltische Keten).


De Communistische Partij van Litouwen was de eerste die zich in 1989 onafhankelijk verklaarde van Moskou. Estland en Letland volgden in 1990. In januari 1991 vielen het leger en de KGB binnen om de Baltische staten terug bij de SU te voegen. Er vielen 15 doden in Vilnius en 4 in Riga. In het referendum van maart 1991 was nog 76% van de bevolking voor het behoud van de Unie, maar de Baltische staten en Armenië hadden niet meegestemd.


Op 12 juni 1991 werd Jeltsin verkozen tot president van Rusland. Op 20 augustus zou het nieuwe unieverdrag getekend worden. Maar op 19 augustus 1991 vond de staatsgreep plaats tegen Gorbatsjov. Jeltsin leidde het verzet vanuit het Witte Huis (parlement) en van op een tank. Op 22 augustus was de coup voorbij. Op 23-25 augustus maakte Jeltsin een einde aan de CPSU en de CPR. Het standbeeld van Dzerzjinski, oprichter van de geheime dienst,  werd verwijderd van het beruchte Loebjankaplein.
Op 7 december 1991 werd de USSR ontbonden door de leiders van Rusland, Oekraïne en Wit-Rusland, zonder Gorbatsjov. Deze trad dan ook af op 25 december 1991: dit was het definitieve einde van de SU.


In hfst. 6 wordt gezocht naar verklaringen voor dit einde: het verdwijnen van de homo sovieticus, wanbeheer, de economie die niet functioneerde.


De grote winnaar was Jeltsin. Hij claimde voor zijn Rusland het leger, de centrale bank en de Sovjetzetel bij de V.N. Het Westen stemde hiermee in.
Jeltsins vertrouweling Boris Nemtsov begon met de privatisering van de winkels en andere eigendommen. Er kwamen rantsoenkaarten, maar de rantsoenen waren ontoereikend. Rusland had geen reserves aan valuta of goud.
Op 2 januari 1992 werden de prijzen en de privéhandel  vrijgelaten. Het aanbod nam ineens toe, de prijzen ook: met 352 procent! Functionarissen maakten zich snel heel rijk met de privatiseringen.


Het parlement kwam in verzet tegen de hervormingen, het riep Roetskoj uit tot tegen-president, maar Jeltsin en Gajdar hielden  vol. In oktober 1993 doodden aanhangers van het Parlement o.l.v. Roetskoj bijna 100 mensen. Maar het leger koos de kant van Jeltsin: tanks beschoten het parlement. Er vielen 146 doden en meer dan duizend gewonden! Bovendien werden meer dan 2.000 mensen gearresteerd.
Bij de verkiezingen van december 1993 werd de partij van Zjirinovski nummer 1 met 23%, die van Jeltsin nummer 2 met 15,5 %, de C.P. 3° met 12,4 % (blz. 133).


Hfst. 7 gaat over miljonair worden en de privatiseringen. Boris Nemtsov realiseerde die in Nizjni Novgorod, dat van 1932 tot 1991 Gorki had geheten. Zelfs Thatcher kwam op bezoek en werd er enthousiast ontvangen. De jaren ’90 waren ook de tijd dat mensen hun spaargeld kwijtspeelden aan piramidespelen. Vanaf de jaren ’90 gingen meer Russen op reis (tijdens het Sovjetbewind mochten ze niet!), in 1995 was 17% in het buitenland geweest. De welvaart was hoger dan ooit voordien, maar toen ze zagen dat het Westen veel welvarender was, voelden ze zich weer arm (blz. 146).


Hfst. 8 (we zitten dan in Deel III) gaat over onverwerkt verdriet. Concreet: treurige familiegeschiedenissen uit de Stalintijd, waarin o.a. de Wolga-Duitsers en andere minderheden verbannen werden. En de periode van de ongenadige en willekeurige zuiveringen, met 1937-1938 als hoogtepunt. De naziterreur doodde de Joden, de Sovjetterreur het eigen volk. In 1938 werden zelfs 42.000 medewerkers van de zuiveringen zelf geëxecuteerd, met Jezjov, baas van de geheime politie, als bekendste.
Toen Gorbatsjov zelf in 1989 de archieven van 1937-1938 ging bekijken en bij de slachtoffers zijn twee grootvaders vond, kon hij zijn ogen niet geloven. Hij stelde de Rehabilitatiecommissie aan, die in haar eerste jaar 367.690 namen van onschuldigen of 2 % van de 20 miljoen slachtoffers in eer herstelde, helaas postuum (blz. 162).
De laatste terreurgolf was die van 1953 met duizenden Joodse slachtoffers, die in de gevangenis gefolterd werden. Beria was toen de laatste topmoordenaar die zelf doodgeschoten werd. De abonnees op de Grote Sovjet Encyclopedie moesten de vier pagina’s over Beria eruit snijden en vervangen door 4 over de Beringstraat (blz. 170-71).


Hfst. 9 begint met de oorlog van Jeltsin tegen het separatistische Tsjetsjenië in 1994-1996. Dan volgen opiniepeilingen: 75 % van de Russen betreurde (en betreurt) het uiteenvallen van de SU. De homo sovieticus was nog niet uitgestorven en verlangde (en verlangt) nog altijd naar een sterke leider. Bij de verkiezingen van 1996 wensten de Russen een einde aan de economische instabiliteit, aan de oorlog in Tsjetsjenië en herstel van de grootsheid van Rusland. Jeltsin sloot dan snel vrede met de Tsjetsjenen. De andere twee doelen bereikte hij niet. Toch werd hij verkozen. De schrijfster geeft geen verklaring, Fedorovski doet dat wel in zijn “Au coeur du Kremlin”: steun van Clinton, Soros en miljoenen dollars van oligarchen (Berezovski, Chodorkovski e.a.)  plus geknoei met de uitslagen.
Op 17 juli 1998 sprak Jeltsin bij de herbegrafenis van de laatste tsaar en zijn familie: “De slachting in Jekaterinenburg is één van de beschamendste bladzijden uit onze geschiedenis. Wij hebben deze misdaad 80 jaar verborgen gehouden”. Hij benadrukte ook de noodzaak van nationaal berouw voor de misdaden van het Sovjettijdperk (blz. 194).


Hfst. 10 vertelt dat Jeltsin na zijn herverkiezing op zoek ging naar een opvolger en dat leek toen Boris Nemtsov te worden. Deze had (te) ver gaande plannen: de oligarchen hun Kremlinpasje afnemen en hun Kremlinnummerplaten en hun blauwe zwaailichten. De oligarchen hadden de media aan hun kant, die Nemtsov belachelijk maakten. En de hoge ambtenaren deden hetzelfde toen hij voorstelde dat ieder zijn Mercedes zou vervangen door een Wolga. Zijn populariteit daalde van 50 naar 0 % ! In augustus 1998 was de staat failliet: leraren en anderen kregen een heel schooljaar geen salaris! De maffieuze hoofden van de Sovjetindustrie waren weg met het geld en ook zij keerden zich tegen Nemtsov. Hij nam ontslag.


In 1999 bombardeerde de NAVO de Russische bondgenoot Servië, dat aan Kosovo geen onafhankelijkheid gunde. Vele Russen beschouwden de bombardementen als een aanval op en vernedering voor Rusland. 92% vond ze illegaal. Kosovo werd in hun ogen een protectoraat van het Westen (blz. 217). In augustus 1999 duidde Jeltsin weer een nieuwe premier aan: de onopvallende Poetin.-  Niemand vermoedde toen dat hij op 7 mei 2018 voor de 4e keer  de eed van president zou  afleggen. - Maar zijn populariteit steeg snel van 31 naar 80 procent! De bevolking hoopte dat hij een einde zou maken aan de bomaanslagen, die in dat jaar aan 293 mensen het leven kostten.


hfst 11 (start Deel IV) heet de Wederopstanding.
Op 31 december 1999 nam Jeltsin ontslag en droeg op tv de almacht over aan Poetin, onder toeziend oog van de patriarch. In augustus 2000 zonk de Koersk. Noorse hulp werd afgewezen en president Poetin zette zijn vakantie tijdelijk voort. Alle inzittenden kwamen om.


Dan vertelt de schrijfster over de vijandigheid tegenover homo’s en aanverwanten en over de Tsjetsjenen die in 2002 een theater bestormden. Het leger greep in, doodde de Tsjetsjenen, maar ook 129 gijzelaars. Poetin pakte de tv-stations af van Goesinski en Berezovski, nationaliseerde ze en paste de uitzendingen aan. In 2004 werd Chodorkovski gearresteerd: hij had politieke ambities, hij gaf geld aan politieke partijen en had kritiek op de groeiende corruptie. Hij werd veroordeeld voor “belastingontduiking en corruptie”. De staat pakte zijn bedrijf Joekos af: het was de grootste olieproducent ter wereld. Dank zij de stijgende olieprijs kwam er tussen 2000 en 2007 veel geld binnen in Rusland, dat een consumptie-explosie beleefde.


In hfst. 12 vertelt de schrijfster dat 11 september 2001 in Rusland voor gevoelens van wrok en angst zorgden: vele Russen vreesden voor een 3e wereldoorlog. In 2004 verloor de Poetin-getrouwe Janoekovitsj de verkiezingen in Kiev (Oekraïne) tegen Joestsjenko. Boris Nemtsov werd Joestsjenko's  adviseur en noemde Kiev een voorbeeld voor Rusland: daar vochten de mensen voor hun rechten, voor waarheid en vrijheid. Moskou gaf de schuld aan de Amerikanen en aan Soros: zij financierden Oost-Europese revoluties. In 2010 werd Janoekovitsj wel president, in 2014 weer niet en vluchtte hij naar Rusland.


In hfst. 13 zitten we in 2008, toen Poetin voor 4 jaar premier werd met de macht van president. Hier gaat het over de negatieve demografie, de bevolking daalde met 0,7 miljoen per jaar, het grootste probleem volgens Poetin. Er zijn verklaringen: te weinig geboortes, roken, wodka, milieu, gebrek aan hoop op een betere toekomst. Poetin gaf vanaf 2006 een premie van 8.000 $ aan elke vrouw die een tweede kind kreeg (blz. 291). Ook in dit hoofdstuk gaat het weer over de strijd om rechten voor lhbt-groepen (homoseksuelen, lesbiënes, biseksuelen en transgenders).


En dan gaat de schrijfster (voor de zoveelste keer)  een paar jaar terug in de tijd, naar 2005, toen Poetin verklaarde dat de implosie van de SU de grootste geopolitieke ramp was van de 20° eeuw. En naar 2007, toen Poetin in München het arrogante Westen verweet dat het zich tegen de afspraken in had uitgebreid tot aan de grenzen van Rusland. Hij zei er niet bij dat die nieuwe landen zelf om NAVO-bescherming hadden gevraagd.
Bovendien waren er landen zoals Estland: dat in 2007 maatregelen nam tegen de Russen, die 25% van de Estlandse bevolking vertegenwoordigden en voortaan examens moesten afleggen over de Estse taal en geschiedenis om burger te kunnen worden. De Russen beschouwden dit als discriminatie en actiegroepen zoals de Nasji (“de onzen”) belegerden de Estse ambassade en pleegden cyberaanvallen op Estse ministeries, banken, politieke partijen en het parlement, wat zeer pijnlijk was voor Estlands trots als land met de verst gevorderde ICT.
In 2008 viel Rusland binnen in Georgië om Zuid-Ossetië en Abchazië te steunen in hun afscheidingspogingen en om te verhinderen dat Georgië lid zou worden van de NAVO. De Russen vonden dat ze hetzelfde deden als de NAVO met Kosovo. De oorlog had succes: de populariteit van Poetin steeg naar 88 %, die van Medvedev naar 83: voor beiden een record.


In Deel V wordt de titel van het boek verder verklaard. De schrijfster vertrekt van wat zij noemt “de collectieve aansprakelijkheid” tijdens de Grote Terreur (blz. 312-313): dat lijkt me een rare uitspraak want de slachtoffers waren zeker niet verantwoordelijk voor hun lot. Ze beweert vervolgens dat het totalitaire systeem uit de Sovjettijd terug aanwezig is: centralisering van het bestuur, opheffing van lokale autonomie en van de onafhankelijkheid van de Wetgevende en de Rechterlijke macht, militarisering van de partij en van de jeugd, media in handen van de staat, een heilige leider, geen economische of sociale vrijheid maar een geleide economie, een ideologie die alle aspecten van het leven en van de maatschappij controleert, staatsterreur, één massapartij, strikte censuur.
Toegepast op haar land, geeft ze wel toe dat het nu niet meer het totalitaire regime van weleer is: de partij is ontmanteld, de militarisering is verminderd, de terreur is verdwenen, Russen mogen reizen, een eigen bedrijf hebben etc. Voor vele Russen eindigde de toekomst toen de SU in elkaar stortte, hoewel het eerste decennium van Poetin voor welvaart en stabiliteit zorgde.
Maar op 8 augustus 2008, de dag waarop de oorlog tegen Georgië begon, kwamen de Russische aandelen in vrije val.


Dan springt de auteur weer op iets totaal anders: de oppositie van Boris Nemtsov tegen Poetin en tegen de Moskouse burgemeester Loezjkov en op de betogingen van Nemtsov. De reactie bleef niet uit: hij belandde in de gevangenis en werd op straat aangevallen door jongeren van de Kremlinjeugd.
In het kader van de klopjacht op pedofielen, belandde een andere onschuldige in de gevangenis: Vladimir Makarov. Hij zou zijn dochtertje van 7 aangerand hebben. Er was geen enkel bewijs en ook geen enkele aanklacht. De wet tegen drugs en homo’s werd strenger en sommigen riepen zelfs op om homo’s en pedo’s te vermoorden of chemisch te castreren (blz. 355).


In dit 16° hfst. duikt Alexej Navalny voor het eerst op (blz. 362). Hij toonde de corruptie aan van de “Partij van Schurken en Dieven”, waarmee hij de regering en de ambtenaren bedoelt, die met overheidsgeld vastgoed en dure auto’s kochten. De politie trad en treedt keihard op tegen zijn betogingen.
Op 10 december 2011, “dag van de wederopstanding”, waren er protesten van honderdduizenden in alle Russische steden, waarbij men o.a. eiste: einde aan de stemfraude, vrijlating van de politieke gevangenen. Op 21 februari 2012 trad Pussy Riot dan uitdagend op in de Christus-Verlosserkathedraal. Twee weken later werden twee van hen gearresteerd.


In de laatste hoofdstukken lijkt het alsof er enkel nog betoogd werd tegen de “totalitaire essentie van de maatschappij” (blz. 411). De schrijfster geeft wel toe dat sociale wetenschappers zeer twijfelen of Rusland totalitair is. Zij gebruikt voor het Rusland van Jeltsin en Poetin de term “hybride regime”: er zijn geheime verkiezingen, maar de kiezer heeft weinig te zeggen: gouverneurs en senatoren worden benoemd, de president heeft volgens haar geen tegenstander (hoewel er telkens minstens 4 tegenkandidaten zijn). Anderen spreken van een postcommunistische maffiastaat (blz. 415): de elites komen voort uit de oude nomenclatura; zij hebben zich meester gemaakt van de macht en van de rijkdom.


Hfst. 19 gaat over het verbod op homoseksuele propaganda, dat sinds 2013 bestaat. Niemand mag beweren dat homorelaties gelijkwaardig zijn aan het traditionele gezin. De homoproblematiek krijgt in dit boek zoveel aandacht dat je bijna gaat denken dat er in Rusland enkel homo’s en anti-homo’s zijn. En die tweede groep heeft de neiging om homofilie gelijk te schakelen met pedofilie. Volgens Levada keurde 73 % dat verbod goed (blz 433).


In hfst. 20 vernemen we dat Poetin amnestie schonk aan Chodorkovski en anderen om de Winterspelen van Sotsji binnen te halen. Daarvoor had hij ook Jacques Rogge uitgenodigd op het Kremlin en zijn beklag gedaan dat zijn land sinds de val van de SU geen bergen meer bezit. De schrijfster rept met geen woord over de georganiseerde doping, waarvoor Rusland gestraft werd.


Dan gaat het weer over Oekraïne. In Kiev waren er demonstraties in januari-februari 2014. Russische journalisten trokken er naar toe, ze merkten dat iedereen er Russisch sprak en snapten niet waarom dit land zich losgemaakt had van Moskou. Er vielen meer dan 100 doden. President Janoekovitsj vluchtte naar Rusland. Masja, één van de hoofdpersonages, trok naar de Krim en constateerde daar dat Russische soldaten het schiereiland kwamen redden van de Majdan-revolutie. De bevolking straalde van geluk. Er viel geen enkel schot.


Op 16 maart 2014 koos 96,7 % voor de aansluiting bij Rusland (blz. 459). De Krim was volgens Masja het symbool van de Russische zomervakantie, van hun jeugdherinneringen (en van hun ontmaagding). Levada peilde in Rusland zelf: 88 % was voor de annexatie, ook alle presidentskandidaten van 2018 inclusief Navalny. Slechts 1% was absoluut tegen. In het parlement stemde één man tegen. Die moest het land verlaten. Nu was Nemtsov de enige bekende tegenstander van de annexatie. De ultra-conservatieve ideoloog Doegin verkondigde dan dat verraders zoals Navalny en Nemtsov uitgeroeid moesten worden, want “ze waren in dienst van de Amerikanen” (blz. 472). Gessen beweert dat Doegin de ideoloog van Poetin is, maar deze inspireert zich veel meer op Ivan Iljin (1883-1953), een zeer gelovige anti-bolsjewist, voorstander van orthodoxie, nationalisme en autocratie. Hij wordt niet eens vernoemd in dit boek.


Op 7 april 2014 was met Russische steun in Oost-Oekraïne de Volksrepubliek Donetsk opgericht. Vanaf mei werd er gevochten tussen rebellen en het Oekraïense leger. Westerse sancties en Russische tegensancties volgden.
Nemtsov ging hevig te keer tegen Poetins oorlog in Oekraïne. Hij sprak over “broedermoord door een onstabiele geheim agent, een zieke, cynische en oneerlijke man” (blz. 482-486). Hij ging ook een rapport opstellen over corruptie bij de Winterspelen, over de oorlog in Oekraïne en over het neerschieten van het Maleisische vliegtuig in juli 2014 door een Russische raket (blz. 491). Nemtsov kreeg steeds meer tegenstanders en werd op spandoeken een verrader genoemd (blz. 491-492). Gevolg: op 27 februari 2015 werd hij vermoord op een brug bij het Kremlin. De dag daarna trok een treurmars van 50.000 mensen door Moskou. Zijn dochter Zjanna zei aan de BBC dat ze Poetin persoonlijk verantwoordelijk hield voor de moord. Kort daarna werd nog een andere activist vergiftigd.


In het laatste hoofdstuk vernemen we dat het Levada Center in september 2016 geklasseerd werd als “buitenlandse agent”, een verschrikkelijk scheldwoord in Rusland. En bij elke enquête moeten de sociologen dit etiket  vermelden.
Het boek eindigt als volgt: “Rusland en de Russen waren al een eeuw aan het sterven, in oorlogen, in de goelag en in de geringschatting van het menselijk leven” (blz. 508). De epiloog is een opsomming van pijnlijke feiten.
Levada hield in 2017 een enquête over de belangrijkste persoon van alle tijden in heel de wereld: Stalin won opnieuw, zoals in 2012. Poetin werd 2e, samen met Poesjkin.


Beoordeling:

Dit boek heb ik met wisselende aandacht gelezen. De hoofdstukken over politiek, economie en dagelijks leven zijn zeer boeiend, maar de volgorde is niet altijd chronologisch, vaak zelfs chaotisch.  De vele stukken over holebi’s, over filosofie, psychologie en psychoanalyse  eisen veel geduld van de lezer. De schrijfster interviewt 7 intellectuelen, die allemaal anti-Poetin zijn en dus niet representatief zijn voor heel de bevolking en ze verweeft hun persoonlijke belevenissen met de politieke problemen.

Ze geeft duidelijk weer dat een deel van de Russen hoegenaamd niet van Poetin houdt, terwijl 75 % hem op handen draagt. Rusland een “totalitaire staat” noemen, lijkt mij ook een brug te ver: er zijn meerdere politieke partijen, minstens 5 kandidaten bij elke presidentsverkiezing, er is minder censuur dan in echte totalitaire staten, Russen mogen onbeperkt reizen, wat ze 70 jaar lang niet mochten. De oppositie en de betogers worden helaas wel hardhandig aangepakt en de houding tegenover wie afwijkt van de lijn (homo’s, drugsgebruikers, …) is verre van tolerant.
En het feit dat 2664 Russen, vooral jonge mensen, in 2017 asiel aanvroegen in de VSA, een verdubbeling tegenover 2012, is geen goed teken. Het heeft wel meer met economie dan met politiek te maken. Het boek schetst dus een erg negatief beeld van Rusland, dat de meeste Russen niet zullen delen.


Terloops toont het ook aan hoe groot de rol van de Joden is, een constante sinds minstens 1917 en in de Russische kunst en literatuur al veel langer. Nemtsov, Chodorkovski, de meeste oligarchen, de schrijfster zelf plus enkele geïnterviewden zijn Joden.


Nog een paar details: er staan veel Russische begrippen in (pirosjki, vybory,bogema, sjasliek…)  die één keer uitgelegd worden, maar niet opgenomen zijn in een verklarende woordenlijst en ook niet herhaald worden in het register: daar staat geen enkel van die woorden in. Drukfouten zijn zeldzaam; vele pagina’s heb ik zelf moeten nummeren; aan het uitvoerig register heb ik zelf een 20-tal ontbrekende begrippen en namen van personen toegevoegd; het viel me op hoeveel de hoofdpersonages, toch allemaal intellectuelen,  roken en drinken. Het notenapparaat is zeer uitgebreid (38 pagina’s) en bewijst dat de schrijfster haar werk grondig gedaan heeft. De zwakste kant in haar betoog is dat ze enkel tegenstanders van Poetin aan het woord laat.


ISBN 9789403106106 | Paperback | 576 pagina's | Uitgeverij De Bezige Bij Amsterdam/Standaard Uitgeverij Antwerpen | februari 2018

© Jef Abbeel,  april-mei 2018

Lees de reactie op het forum en/of reageer, klik HIER