Nieuwe recensies Non-fictie

Dansen rond de troon van Willem I
De hoven in Den Haag en Brussel 1813-1830
Joost Welten
met medewerking van Lena Reyners


Koning Willem I (1772-1843) was geen feestnummer. Deze hardwerkende vorst koos voor een sobere leefstijl. Toch maakt Joost Welten in dit boek duidelijk dat er onder zijn bewind sprake was van een levendig hofleven. Dat was te danken aan zijn levenslustige familieleden. Zijn moeder, zus, zonen en schoondochters, een enkele keer ook zijn echtgenote, vervulden met verve de sociale rol die de koning zelf verzaakte. “Zo ontstaat de interessante paradox dat er bij een spartaans levende, hardwerkende en sociaal onhandige vorst toch sprake is van een geanimeerd hofleven” (blz. 210).


Dat ‘geanimeerde hofleven’ was dus vooral aan vrouwen te danken. Vrouwen namen aan dit hof een dominante plaats in. In formele zin genomen hadden vrouwen in dit tijd geen politieke macht. Ze mochten niet eens stemmen. Vrouwen aan het hof hadden echter wel degelijk macht. Ze waren voorspreker bij de vorst, ze vertegenwoordigden de vorst bij officiële bijeenkomsten, ze verstrekten politieke adviezen en ze beschikten over een invloedrijk netwerk.


Het boek begint met de bespreking van het hofleven in Brussel en in Den Haag. Het hof wisselde in het Verenigde Koninkrijk tussen deze twee steden. Daarbij was het hofleven in Brussel veel uitbundiger dan in het sobere Den Haag.


Daarna bespreekt de auteur de paleizen van de koning. Het blijkt dat hij in Den Haag niet beschikte over een paleis dat overeenkwam met zijn vorstelijke statuur. De koning zat er niet mee. In Brussel was wel een ambtswoning beschikbaar met de allure van paleizen van andere Europese vorsten.


Daarna volgt een bespreking van eerst de positie van mannen aan het hof en vervolgens die van vrouwen aan het hof. Om welke personen ging het? Wat was hun invloed? Uit welke kringen kwamen zij? Hoe was hun rechtspositie geregeld? Wie waren de ambtenaren en officieren die welkom waren aan het hof?


Hierna bekijkt de auteur de vragen welke mensen het hof van de koning bezochten. Wie kwamen er op de audiënties? Wie werden uitgenodigd voor officiële diners en bals? In juridische zin was elke burger gelijk voor de wet, maar het hof brengt toch een sociale rangorde aan in de samenleving.
De koning zelf zit het liefste achter zijn bureau. Hij plaatst zichzelf in de rol van vader van de natie, legt daarom vaak werkbezoeken af en is dan voor iedereen benaderbaar.


Het laatste hoofdstuk behandelt de wisselwerking tussen hof en politiek. Vooral de positie van de Tweede Kamer en de Raad van State komen aan de orde.


Dansen rond de troon van Willem I
geeft de lezer een compleet beeld van het monarchale, politieke en sociale leven in de eerste decennia van de 19de eeuw. De op zich wat droge stof wordt boeiend gepresenteerd. Het hof van de koning stond bekend als ‘het saaiste van Europa’, maar die reputatie is niet terecht als we op dit boek afgaan.


Naast de onderhoudende tekst geven de vele schitterende afbeeldingen een grote meerwaarde aan dit boek. Ze passen uitstekend bij de tekst en zijn vaak voorzien van een uitgebreide toelichting. Behalve portretten gaat het ook om taferelen uit het dagelijkse leven. Je kunt zo maar een tijdje kijken naar de afbeelding van een schoorsteenveger in Amsterdam met de Westerkerk op de achtergrond (blz. 258) of die van de vismarkt in Leeuwarden waarbij de arbeiders platte petten en de burgers hoge hoeden dragen (blz. 260).


Door de onhandige politiek van Willem I viel het Verenigd Koninkrijk na 1830 weer uit elkaar. België en wat later ook Luxemburg herwonnen hun zelfstandigheid. Is dat te betreuren? Binnen de Europese Unie zou vandaag de dag een Verenigd Koninkrijk heel wat meer gewicht in de schaal leggen dan de drie aparte staten kunnen leveren. Maar het is niet anders. De koning had geen oog voor reële grieven aan Belgische zijde en was niet bereid tot ingrijpende hervormingen, zoals het invoeren van ministeriële verantwoordelijkheid en een keus voor Brussel als enige hoofdstad voor zijn rijk (blz. 410).


Het gekozen onderwerp, de behandeling ervan en de veelheid aan prachtige afbeeldingen, met daarnaast nog tabellen, plattegronden en kaartjes maken dat dit kloek uitgegeven boek een standaardwerk is over de regeerperiode van koning Willem I.


Joost Welten is historicus en gepromoveerd aan de Universiteit Utrecht. Hij is in het bijzonder geïnteresseerd in de Franse Tijd en heeft meerdere boeken over deze periode geschreven. Voor het omslagontwerp en de fraaie boekverzorging tekende Barbara Jonkers. Met het geheel legt uitgeverij Sterck & De Vreese veel eer in.


ISBN 9789464710540 | Hardcover | Omvang 519 blz. | Uitgeverij Sterck & De Vreese | 4 juli 2023

© Henk Hofman, 11 september 2023

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER

 

Ambiorix tegen Caesar
De feiten en de mythe
Robert Nouwen


Elk volk heeft graag helden en zo ging ook het onafhankelijke België in de 19 de eeuw op zoek naar personen die gepresteerd hadden. De Fransen waren trots op Vercingetorix, de Nederlanders op Julius Civilis, de Duitsers op Arminius.


In 54 v.C. slaagde Ambiorix, stamhoofd van de Eburonen, erin anderhalf legioen van Caesar uit te roeien, ergens niet ver van Tongeren. De Romeinen namen wraak, Ambiorix vluchtte de Rijn over. Robert Nouwen (°1959), gespecialiseerd in de Romeinse tijd, reconstrueert hier de tijd van de Gallische oorlogen (58-51 v.C.) en de aandacht die Ambiorix kreeg na 1830.


We zijn Caesar dankbaar voor zijn uitspraak over de dapperheid van onze voorvaderen en we vergeten dan graag dat hij ze toeschreef aan het feit dat ze ver van de cultuur leefden en dat zijn oorlogen minstens 650.000 doden plus vele krijgsgevangenen gekost hebben.


Onze bronnen voor die periode zijn beperkt: Caesar zelf, nog enkele andere Romeinse en Griekse schrijvers en de conflict-archeologen die zich toeleggen op de restanten van oorlogen. Geen van alle bronnen zegt iets over het uiterlijk van Ambiorix: zijn indrukwekkend standbeeld in Tongeren, de oudste stad van België, is dus de vrucht van de fantasie van de Franse beeldhouwer Jules Bertin (1826-1892), die destijds een aantal jaren in België woonde en het beeld mocht maken in 1866.


Nouwen begint met de geschiedenis. De Eburonen woonden tussen de Rijn en de Rupel, met de regio Tongeren-Maastricht als kerngebied. Hun hoofdstad Atuatuca weten we nog altijd niet liggen. De Atuatuci waren een naburige stam. De beruchte nederlaag van de Romeinen in 54 v.C. vond niet in Tongeren zelf plaats. Het Romeinse Tongeren werd volgens de archeologen pas rond 10 v.C. gesticht.
En ook voor het plateau van Caestert, ca. 15 km ten oosten van Tongeren, is er geen archeologisch bewijs van een Romeins winterkamp of slagveld (p. 29). De lokalisatie van Atuatuca blijft dus een raadsel. We weten enkel dat het midden in het land van de Eburonen lag en dat Caesar er in 54 en 53 legioenen legerde (p. 29). De Eburonen waren veetelers en kleine boeren. Hun veldjes van 5 tot 40 are pachtten ze van de adel. Ze konden er hun gezin mee voeden, maar geen 6 à 7.000 Romeinse soldaten mee te eten geven (p.33).


Caesar vocht met slechts 40.000 man tegen 336.000 Galliërs en Germanen (p. 59-60). Hij versloeg ze stam na stam. Na zijn overwinning op de Atuatuci in 58-57 v.C. bevrijdde hij de zoon en de neef van Ambiorix, die daar als gijzelaars in slavernij leefden (p. 64). De grootste slachtpartij richtte hij aan in 55 v.C. toen hij de Germaanse Usipetes en Tenctteri versloeg op Nederlandse bodem, tussen Maas en Waal. Volgens Plutarchus en Appianus werden er toen 400.000 manschappen gedood (p. 69), wat mij sterk overdreven lijkt.


In 54 v.C. volgde de confrontatie met Ambiorix. Over hem is weinig bekend, terwijl er van Caesar zoveel portretten zijn. Volgens Caesar en Dio Cassius was hij sterk en sluw. Aanvankelijk was hij pro-Romeins, zoals wel meer Gallische leiders. Hij bevoorraadde het Romeinse leger en steunde het militair (p. 75-77). Maar hij was volgens Nouwen ook een opportunist.


In 54 v.C. was er door de droogte een graantekort. De Romeinen eisten van de Eburonen hun deel op en dat leidde tot de opstand. Tot dan waren de Eburonen gespaard gebleven, nu moesten ze ineens duizenden soldaten van voedsel voorzien. Voor het anderhalf legioen dat in Atuatuca lag, was dat 7 à 15 ton per dag (p. 83). Dat konden ze niet aan. De sluwe Ambiorix lokte de Romeinse troepen uit hun kamp en in een hinderlaag (p. 92). De Romeinse gezanten, die met Ambiorix kwamen praten, werden vermoord. Anderhalf legioen werd afgeslacht. Caesar had zich compleet vergist in Ambiorix. Deze begaf zich snel naar de naburige Atuatuci en Nerviërs om hen bij de opstand te betrekken. Ze waren samen met 60.000, maar Caesar versloeg eerst de Nerviërs, dan de Menapiërs en Trevieren, ten slotte de Eburonen. Ambiorix kon vluchten, maar Caesar roeide zijn stam grotendeels uit.


Daarna leek Gallië rustig, maar dat was slechts schijn: de Galliërs wilden in 53/52 v.C. hun vrijheid heroveren. Vercingetorix, leider van de Arverni, overtuigde ook andere stammen in het huidige Frankrijk om in opstand te komen, maar in 52 v.C. werden ze verslagen. Vercingetorix werd naar Rome gevoerd, daar 6 jaar gevangen gehouden en dan vermoord (p. 126).


In 51 v.C. versloeg Caesar de Bellovaci en trok een laatste keer naar de Eburonen in de hoop Ambiorix alsnog gevangen te kunnen nemen, maar opnieuw ontsnapte deze. Als wraak roeide hij dan de rest van hun stam uit en verwoestte hij (opnieuw?) hun woongebied. Bij een andere stam liet hij de handen afhakken van opstandelingen om zo de Galliërs schrik aan te jagen. Einde 51 v.C. was Gallië uitgeput, leeggeplunderd en volledig in Romeinse handen (p. 122).


Nouwen noemt Caesar één van de moorddadigste mannen uit de geschiedenis, die niet thuishoort in de galerij der groten. Hij schat het aantal gedode Galliërs op minstens 650.000 à 700.000. Dat cijfer ligt tussen de ‘400.000’ van Velleius Paterculus en Strabo en de ‘1.192.000’ van Plinius de Oudere. Plutarchus spreekt van ruim 1 miljoen doden en 1 miljoen gevangenen die dan slaaf werden. En dit op 5 à 10 miljoen Galliërs, verdeeld over 300 stammen (p. 125-126).
Deze cijfers kunnen overdreven zijn: ze dienden voor de propaganda van de triomftochten. Het aantal Romeinse doden is niet bekend: het zouden er (maar) 40.000 zijn of 1 op 15 à 25 Galliërs (p. 128). Caesar roofde ook een massa gouden munten en sieraden. Hij en zijn medewerkers werden zeer rijk (p. 129-131).


Na de dood van Caesar (44 v.C.) moesten de Romeinen geregeld opstanden onderdrukken. Daarvoor was een uitgebreid wegennet nodig. In Gallië werd dat aangelegd door Agrippa, medewerker van Augustus. En aan de Rijn werden 6 à 8 legioenen gelegerd (p. 135-136). Na nog wat uitleg over nieuwe Germaanse stammen in Gallië, antwoordt Nouwen met de nodige bewijzen bevestigend op de vraag of Ambiorix wel bestaan heeft (p. 141). Hij vertelt dan over de romantische verheerlijking van Ambiorix in de 19 de eeuw. Daarbij hoorden ook standbeelden, schilderijen, folkloristische optochten.


Grote aandacht gaat naar het standbeeld in Tongeren, waarvan heel de ontstaansgeschiedenis verteld wordt. Beeldhouwer Jules Bertin was een Fransman, die tijdelijk in Tongeren woonde. In 1866 werd het plechtig ingehuldigd, in aanwezigheid van koning Leopold II en zijn vrouw Maria-Hendrika. Zoals Ambiorix het verzet belichaamde tegen de vreemde overheerser, zo deed Leopold dat tegen de agressieve politiek van de Franse keizer Napoleon III (1852-1870) (p. 197).


In 2005 eindigde Ambiorix als vierde in ‘De Grootste Belg’, na Pater Damiaan, Eddy Merckx en Paul Janssen (p. 208). Hij werd ook vertolkt in allerlei stripverhalen, namen van verenigingen en straten, cafés, een merk van schoenen etc. Het boek eindigt met een uitgebreide bibliografie en noten.


Beoordeling
Robert Nouwen heeft grondig onderzoek doorgevoerd van de geschreven en de archeologische bronnen. Bij die geschriften horen zowel de Griekse en Latijnse schrijvers als de auteurs uit de 19de en 20ste eeuw. Behalve over Ambiorix, Boduognat, Vercingetorix en andere helden, krijgen we ook veel informatie over de structuur en omvang van het Romeinse leger en over de Gallische legers, die numeriek in de meerderheid waren, maar tactisch moesten onderdoen voor Caesar. Het boek vertelt dus niet enkel over Ambiorix, maar over alle Gallische oorlogen van 58 tot 51 v.C.


Toch enkele opmerkingen. Meer gedetailleerde kaartjes van Gallië en een lijst met begrippen zoals ebur (p. 20), terra sigillata (p. 26), celtic fields (p. 33) zouden welkom zijn, zeker voor de niet- Latinisten. Met een betere redactionele ondersteuning zouden kleine foutjes en lapsussen vermeden kunnen worden. Zo is een ballista (p. 52) een katapult, een stenenwerper is een ballistarius; fysisch (p. 73) moet fysiek zijn; Orléans (p. 118) mag met accent; Domitianus regeerde van 84 tot 96 n.C., niet v.C. (p. 95). Nouwen noemt het bewind van Augustus “Een keerpunt in de West-Europese geschiedenis” (p. 140), maar hij legt niet uit waarom.
Conclusie: dit is een zeer boeiend boek dat voor het grote publiek wat meer inzicht schenkt in de figuur en betekenis van Ambiorix en van Caesar.


ISBN 978-94-647-1055-7 | Paperback | 238 pagina's, foto’s, kaarten, literatuur, noten | Uitgeverij Sterck & De Vreese, Gorredijk (Nederland), mei 2023

© Jef Abbeel,  augustus 2023  www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Aemilia
Vlaggenschip van Maarten Tromp
Graddy Boven


Het vlaggenschip van Maarten Harpertsz. Tromp is vernoemd naar Amalia van Solms, de vrouw van stadhouder Frederik Hendrik.


Het is een prima idee om over dit schip een boek te schrijven. De Aemilia was betrokken bij een paar belangrijke gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis. Het maakte jacht op de Duinkerker kapers, speelde een hoofdrol in de zeeslag bij Duins (1639), vervoerde in 1641 de zoon van Frederik Hendrik naar Engeland in verband met een voorgenomen huwelijk met Mary Stuart en ondersteunde in 1644 Frankrijk bij de verovering van Duinkerken. Al die jaren stond de Aemilia onder het commando van Maarten Tromp.


Het boek opent met twee hoofdstukken over de bouw van het vlaggenschip en het dagelijks leven aan boord. De leefomstandigheden van de 160 zeelieden op de krappe ruimte die de oorlogsbodem bood, waren beroerd.


“Een oorlogsschip lijkt op een mierenhoop. Opvarenden krioelden onophoudelijk door elkaar heen. Veel te weinig ruimte, geen privacy, een bonte verzameling hangmatten die te dicht bij elkaar hing, lawaai, onrust, onfrisse lucht en stress. Hopeloos vermoeiend. Het mocht dan ook een wonder heten dat de bemanning precies wist wat te doen in welke situatie dan ook.”


Het derde hoofdstuk gaat over de Duinkerkerker kapers, die een plaag waren voor de handelsvloot en de vissersschepen van de Republiek. De Aemilia blokkeerde de haven van Duinkerken dan wel escorteerde Nederlandse koopvaardijschepen.


Het vierde hoofdstuk beschrijft tot in details de zeeslag bij Duins, waar een tweede Spaanse Armada werd vernietigd. Je leest het verslag met ingehouden adem. Wat een vakmanschap van Tromp die met een veel kleinere vloot een overmacht aanvalt en verslaat. Deze zeeslag maakte een definitief einde aan de Spaanse hegemonie op zee. De schrijver geeft aan dat ’s lands regering de marine schromelijk had verwaarloosd en dat maakt deze overwinning van een zwakkere en kleinere vloot des te indrukwekkender. In het hele land werd de overwinning gevierd.


“Kerkklokken werden geluid, dankbeden uitgesproken, en vreugdevuren en tonnen vol pek ontstoken. In Den Haag werd een groots vuurwerk gehouden. In het buitenland gaven Nederlandse gezanten de overwinning grote aandacht. Tromp was de nieuwe volksheld!”


Op blz. 60 en 61 van dit vierde hoofdstuk beschrijft Graddy Boven een incident dat in 1641 plaats vond. Tromp had Duinkerker kapers gevangengenomen. De Engelsen eisten uitlevering van de gevangenen. Na intensief overleg stemde Tromp toe. Daarna werden alle kapers door de Engelsen doodgeslagen. Wist Tromp welk lot deze gevangenen stond te wachten of had hij dit kunnen voorzien? Misschien weten we niet wat het antwoord op deze vraag is. Graddy Boven beperkt zich tot de feiten en geeft er verder geen commentaar bij.


De laatste drie hoofdstukken beschrijven de verdere geschiedenis van de Aemilia tot 1647 toen het schip werd verkocht en uiteindelijk in Napels gesloopt werd.


Eigenlijk biedt dit boek meer dan een verslag van de geschiedenis van Tromps vlaggenschip. Die geschiedenis maakt deel uit van de strijd van de Republiek om vrijheid en onafhankelijkheid. Een strijd die op het scherpst van de snede werd gevoerd, want de Republiek had nooit genoeg aan één enkele overwinning, maar kon zich tegelijk geen enkele grote nederlaag permitteren. Dan was het einde verhaal geweest. We lezen over een trage overheid, verwaarlozing van ’s lands defensie, corruptie, maar ook vakmanschap van zeeofficieren en manschappen en een stalen wilskracht om een grote overmacht het hoofd te bieden.


Zijn overwinningen legden Tromp geen windeieren. Hij werd beroemd en een rijk man. In ’s Graveland liet hij een grote boerderij bouwen die door zijn zoon Cornelis Tromp werd uitgebouwd tot Trompenburgh. In het rampjaar 1672 hebben de Fransen deze buitenplaats in de as gelegd.


Zoon Cornelis werd ook admiraal op ’s lands vloot. Hij was minder capabel dan zijn vader, was opvliegend van karakter en kon het moeilijk verkroppen dat Michiel de Ruyter tot opperbevelhebber werd benoemd. Maarten Tromp en Michiel de Ruyter kregen van hun matrozen de erenaam ‘Bestevaer’.


Kortom: een prachtig boek waar schrijver, vormgever Jantinus Mulder en uitgever mee voor de dag kunnen komen. Het boek is royaal voorzien van illustraties, waarvan vele in kleur en de auteur produceerde een prima tekst. Dit alles maakt het boek tot een uitzonderlijk fraai lees- en kijkboek.


Graddy Boven is conservator van het Marinemuseum in Den Helder, hoofdredacteur van Scheepshistorie, en bestuurslid van de Stichting Michiel de Ruyter.


ISBN 9789464562149 | Hardcover | Omvang 88 blz. | Uitgeverij Walburgpers/Lanasta | augustus 2023

© Henk Hofman, 22 augustus 2023

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER

 

Mijn moeder zou het oorlog noemen
Waarom in Rusland bijna niemand nog zijn mond durft open te doen.
Vera Politkovskaja


De schrijfster (°1980) is de dochter van de in 2006 vermoorde mensenrechtenactiviste Anna Politkovskaja (°1958). Anna streed tegen de misdaden van het regime, tegen de corruptie, tegen Poetin. Dochter Vera, alleenstaande moeder van een tienerdochter (°2007), is ook journaliste.


Toen de oorlog tegen Oekraïne uitbrak, werd haar dochter op school lastig gevallen en besloten ze samen te vluchten. Ze wonen nu in Italië, waar dit boek oorspronkelijk verscheen, met een andere titel. Ze zegt dat iedereen in Rusland haar moeder vergeten is, maar dat in het Westen pleinen en straten naar haar genoemd zijn en dat haar boeken wereldwijd gelezen worden. De moeder werd geboren in New York, waar haar vader, Stepan Mazepa, Oekraïens diplomaat was bij de VN.


In 1980 studeerde ze aan de universiteit van Moskou af als journaliste. Ze werd meteen een lastige journaliste. Ze onderzocht in de jaren 90 hoe oligarch Goesinski zo rijk was geworden. Tussen Anna en haar man Aleksandr, ook een kritisch journalist, was er dikwijls ruzie. Hij bracht o.a. verslag uit van de kernramp in Tsjernobyl (1986).


In 1991 maakten ze het einde van de SU mee en de staatsgreep. En in 1999-2000 de machtsovername door Poetin, die in 2014 de Krim annexeerde en dan binnenviel in Oost-Oekraïne. In 2020 hervormde hij de grondwet, zodat hij kan aanblijven tot 2036. In 2020 werd Navalny vergiftigd met novitsjok, omdat hij te veel wantoestanden bekend had gemaakt. Schrijfster Vera begrijpt niet waarom hij na zijn herstel in Berlijn terug naar Rusland kwam, waar hij opgesloten werd voor de rest van zijn leven, in een “koud en vochtig betonnen hondenhok van 2,5 op 3 meter” (p. 48-49). In januari-februari 2021 werd in 200 Russische steden geprotesteerd om Navalny te steunen, waarna 11.000 mensen gearresteerd en slecht behandeld werden. Behalve Navalny zijn er nog honderden politieke gevangenen in Rusland.


Op 24 februari 2022 begon dus de ‘speciale militaire operatie’ en de militaire censuur. Het woord ‘oorlog’ mocht niet gebruikt worden. In 9 maanden werden 20.000 vreedzaam betogende Russen aangehouden, sommigen zwaar beboet, een aantal  gevangen gezet.
Aanvankelijk werden vooral jongens uit arme gebieden naar Oekraïne gestuurd. Maar op 21 september 2022 werd de gedeeltelijke mobilisatie uitgeroepen: 318.000 reservisten werden opgeroepen. Sindsdien beseffen vele Russen dat het toch wel oorlog is.


Vrijwilligers krijgen 3.500 à 3.700 euro, tien keer hun normaal maandloon (p. 74). Toch ligt het aantal deserteurs hoog en het aantal doden nog hoger. Deze laatsten heten ‘Lading 200’. In de koelcellen van Charkov liggen al maandenlang duizenden lijken te wachten op repatriëring.
De schrijfster denkt dat Rusland niet gaat winnen. Dat moeten we nog afwachten, want hun leger is veel groter dan het Oekraïense.


Ze maakt dan een sprong terug in de tijd, naar 1999, de Tweede Tsjetsjeense oorlog (1999-2009). Haar moeder was er verslaggeefster en maakte er in 2001 een schijn-executie mee. Door haar kritiek op de wandaden van het Russische leger werd ze steeds feller met de dood bedreigd door militairen en door de Tsjetsjeense dictator Kadyrov.


Vera beschrijft ook de gijzeling in het Doebrovka-theater (oktober 2002). Een vriend van haar was één van de gegijzelden en haar moeder moest bemiddelen. De gijzelnemers eisten de terugtrekking van de Russische troepen uit Tsjetsjenië en het einde van de oorlog. Helaas liep de zaak dramatisch af: 130 dode gijzelaars en 50 dode Tsjetsjeense terroristen.


Toen op 1 september 2004 een nieuwe gijzeling plaatsvond met dezelfde eisen in een school in Beslan, wou Anna weer bemiddelen, maar ze werd in het vliegtuig vergiftigd. Ze herstelde daar nooit meer van. De gijzeling eindigde met naargelang de bron 314 à 450 doden en 800 gewonden (p. 159-162).


Op 7 oktober 2006, de 54ste verjaardag van Poetin, werd Anna vermoord. Op de begrafenis was geen enkele Russische autoriteit, wel huilende burgers, journalisten, tv-camera’s en ambassadeurs uit verschillende landen. De opdrachtgever van de moord was mogelijk Ramzan Kadyrov, die haar haatte en die vele andere mensen liet folteren en doden. In 2014 werden vier Tsjetsjenen en een Rus schuldig verklaard, maar Kadyrov werd nooit verhoord (p. 196-198). Met Anna’s dood verdween ook haar onderzoeksjournalistiek. Nadien werden nog andere mensenrechten activisten vermoord.
In maart 2022 stopte ook de kritische Novaja Gazeta op bevel van censor Roskomnadzor.


De schrijfster zegt dat Poetin geen democratisch Oekraïne aan zijn grenzen duldt en dan allerlei nep- argumenten aanhaalt om er binnen te vallen en te moorden. De Russisch-taligen, die zogezegd verdrukt werden, kregen de eerste bommen te verwerken en schaarden zich dan aan de kant van de Oekraïners. Slechts weinigen onthaalden de invallers met brood en bloemen.
Gewone Russen in en buiten Rusland ondervinden alle nadelen van de sancties. In mei 2022 werd de datsja van de familie, een huis vol herinneringen, bewust in brand gestoken, uiteraard door onbekenden. Daarmee eindigt het boek.


Beoordeling
De schrijfster heeft een vlotte pen en een goed geheugen. Ze vertelt vooral over haar moeder en haar familie, in mindere mate over de oorlogen in Tsjetsjenië en in Oekraïne. De inhoud is overwegend pijnlijk en maakt de lezer weemoedig en triestig over de toekomst van Rusland.


ISBN 978-94-638-2273-2 | Paperback | 217 pagina's, foto's | Uitgeverij Balans, Amsterdam/Pelckmans, Kalmthout, april 2023

© Jef Abbeel,  augustus 2023   www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Pax
Oorlog en vrede in het gouden tijdperk van Rome
Tom Holland


Na ‘Rubicon’ (over Julius Caesar) en ‘Dynastie’ (over Augustus en zijn opvolgers) vormt Pax het derde deel van een trilogie over het Romeinse Rijk.
Succes-auteur Tom Holland (°1968) beschrijft uitvoerig de periode van 68 n.C. (zelfmoord van Nero) tot ca. 138 n.C. (dood van Hadrianus). Zijn verre voorganger Edward Gibbon noemde in 1776 de 2de eeuw n.C. de periode waarin de mensen het gelukkigste waren: overal was er vrede en voorspoed, tenminste in Europa en westelijk Azië. Holland spreekt hem niet tegen.


Hij begint met Nero, die voor meer dan genoeg onrust zorgde. Het jaar 69 was het toppunt met vier keizers: Galba, Otho, Vitellius en Vespasianus. De auteur lijkt te genieten van de vele moorden en slachtpartijen dat jaar. Vespasianus ontpopte zich wel tot een vredesvorst.


Terloops vertelt de auteur ook veel over de standenmaatschappij, over de slaven, die een kwart van de bevolking uitmaakten in Italië, de uitbarsting van de Vesuvius, de dood van Plinius op zijn 56ste, de dieren in het Colosseum, de gecastreerde jongens. In totaal gaat het meer over zulke onderwerpen dan over de politieke of militaire prestaties van de keizers.  We vernemen wel dat consul Agricola in 83 Schotland veroverde en de Orkneyeilanden bereikte. De lof daarvoor ging vooral naar keizer Domitianus, die kort daarvoor de Germaanse Chatten ten oosten van Keulen verslagen had. Germanië leek nu definitief onderworpen, net zoals Brittannië.


Maar er was nog het gevaar van de Daciërs aan de Donau: zij hakten twee legioenen in de pan. De annexatie van Caledonië door Agricola werd dan compleet opgegeven: de troepen waren nodig om de vernietigde legioenen te vervangen. De forten werden zelfs afgebroken. Het was een diepe vernedering voor Rome en voor hun beste generaal Agricola. Het duurde tot 92 vooraleer de Daciërs de wapens neerlegden en ze de Romeinse heerschappij (tijdelijk) erkenden.


Rome werd ondertussen steeds meer een multiculturele stad met vreemdelingen uit gans het rijk, van wie velen het burgerrecht kregen, o.a. de Judese rebellenleider Flavius Josephus, die vervolgens een succesvol geschiedschrijver werd.


In 96 werd Domitianus vermoord door vrijgelaten hoffunctionarissen en meteen opgevolgd door zijn vriend Nerva, die wel alle standbeelden van zijn voorganger liet verwijderen. Hij adopteerde meteen zijn erfgenaam, Trajanus. Een goede keuze, want Nerva stierf al na 16 maanden.


Hoewel de Daciërs door Domitianus koest waren gehouden, kwamen ze onder Trajanus opnieuw in opstand. Hij slaagde erin ze tussen 105 en 107 te verpletteren en bracht goud, zilver en een half miljoen krijgsgevangenen mee naar Rome (p. 264). Dat cijfer lijkt me wel heel hoog.


In 115-117 veroverde hij ook nog Mesopotamië op de Parthen. Maar op de terugweg kreeg hij een hersenbloeding, waardoor hij gedeeltelijk verlamd raakte. En doordat hij zo’n immens leger nodig had om de Parthen te verslaan, ontstonden er elders problemen. Zoals in Egypte tussen Judeeërs en Grieken, in Cyrene (Libië) en nadien in Babylon, telkens omwille van Judese opstanden. Judeeërs zaten overal (p. 299), ook toen al.


Trajanus, de allerbeste keizer (p. 300), stierf op de terugreis. Hadrianus riep zich meteen uit tot imperator. Hij had een lange militaire carrière achter de rug en was de meest intellectuele van alle keizers (p. 301). Hij liet de door Trajanus veroverde gebieden Armenië, Mesopotamië en het westen van Dacië evacueren. In 122 maakte hij een lange reis naar de Rijn, Brittannië, Afrika en Klein-Azië om de grenzen van de Romeinse macht vast te leggen. Athene, zijn lievelingsstad, bezocht hij meerdere keren en hij liet er de tempel van Zeus voltooien.


Rond 135 kwamen de Judeeërs opnieuw in opstand onder leiding van Simeon Bar Kochba. Bijna gans Judea werd in een woestijn veranderd en het werd omgedoopt tot Syria Palestina.


In 138 benoemde Hadrianus op zijn sterfbed Antoninus Pius tot zijn opvolger. In 139 werd zijn as bijgezet in een groot mausoleum. Tijdens Antoninus was er vrede in heel het rijk. Met deze keizer eindigt de auteur. Na zijn lang verhaal volgen er nog een tijdstabel van 753 v.C. tot 138 n.C., een lijst met ‘dramatis personae’, noten, een uitsluitend Engelstalige bibliografie en een register.


Beoordeling
Tom Holland is enorm belezen, kent eindeloos veel details over het uitzicht, karakter  en privéleven van de keizers en hun medewerkers, heeft een vlotte pen.
Over die keizers en hun intriges vertelt hij te veel onnodige details, waardoor zijn boek eerder mooi proza is dan nuchtere historiografie. Dat is zeker zo wanneer hij voorspellingen en wonderen beschrijft, zoals een blinde die opnieuw ziet nadat keizer Vespasianus op zijn ogen heeft gespuugd en een kreupele die weer stapt nadat Vespasianus zijn hiel tegen zijn been heeft gehouden (p. 148-149).
De auteur haalt de goden er heel dikwijls bij als verklarende factor, net alsof ook hij overtuigd is dat die nu eens boos waren op de Romeinen, dan weer goedgezind (p. 242, p. 245, p. 335 etc.).
Zijn boeiend boek zal wel succes kennen.


ISBN 978-90-253-1648-8 | Hardcover | 399 pagina's Kaarten, foto’s, tijdstabel, dramatis personae, noten, bibliografie, register | Uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam/L&M, Antwerpen | juli 2023

© Jef Abbeel     juli-augustus 2023

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Dit volk heeft zijn God op aarde
Ooggetuigen van de Russische geschiedenis
Hans Driessen, Michel Krielaars en Eva Peek


Dit is een uitgebreidere versie van “Ooggetuigen van de Russische geschiedenis”, dat in 2007 verscheen. De aanleiding is de oorlog van Rusland tegen Oekraïne, die bij velen de ogen heeft geopend voor terugkerende constanten: wreedheid, geklungel, blinde gehoorzaamheid aan en verafgoding van de leider, corruptie, onverschilligheid van vele Russen. Het lijkt wel alsof de Russen altijd een despoot nodig hebben, een idee dat Poetin ook graag verkondigt. De nieuwe titel komt uit de brieven van de Custine, de Franse gezant in Rusland van 1839 tot 1843. De getuigen zijn zowel Russen als buitenlanders.


Het boek begint in 1091 in Kiev met een fragment uit de Nestorkroniek, de oudste geschiedenis van Oekraïne en Rusland, geschreven in het Kievse Holenklooster. Moskou anno 1476-1477 werd gekenmerkt door 9 maanden bittere koude per jaar en mateloos drinken. Een wrede massa-executie van edelen in 1570 doet de lezer beseffen waarom Ivan IV de bijnaam ‘De Verschrikkelijke’ kreeg.


In 1697-98 bezocht Peter de Grote West-Europa om bij te leren, de Russische marine op te bouwen en om bondgenoten tegen de Turken te zoeken. Een Duitse dame getuigt over haar ontmoeting met deze “lange, mooie man”, die “wel wat beter gemanierd zou mogen zijn.” (p. 57). Hij liet de Europese geschiedenis vertalen uit het Latijn en eiste dat de vertaler ook de passages opnam waarin de Russen niet mooi voorgesteld werden (p. 71).


De brand van Moskou (1812) wordt beschreven door een Franse legerdokter. Hij werd aangestoken door vrijgelaten Russische gevangenen. Enkel het Kremlin en de kerken ontsnapten omdat ze van steen waren. Na de opstand van de Dekabristen in 1825 werden er vijf opgehangen; de andere 595 kregen 20 jaar dwangarbeid in Siberië. De ophanging verliep moeizaam: de galg was te hoog, de touwen te kort, dan braken er drie touwen en de koordenwinkel was dicht …


In 1839-1843 maakte de Custine een reis door Rusland. Hij constateerde allerlei wreedheden, waarbij het publiek liet begaan. Hij zegt: “Dit volk heeft nog steeds zijn God op aarde, de keizer wordt verafgood door zijn onderdanen.” (p. 116-120).


Tsaar-bevrijder Alexander II werd in 1881 vermoord, omdat zijn hervormingen niet snel genoeg gingen. Daarna veranderde Rusland weer in een dictatuur met een oppermachtige geheime politie. Nicolaas II werd in 1894 tsaar tegen zijn zin. Tijdens de feesten kwamen meer dan duizend mensen om het leven in het gedrang, maar het feest ging door.


Het meest aangrijpende getuigenis is dat van een pogrom in 1903, in Kisjinjov, nu Chisinau in Moldavië. Een politieagent en twee patrouilles soldaten keken toe toen relschoppers Joden afmaakten en van een dak naar beneden gooiden te midden van het hoongelach van de toeschouwers. De getuige zegt niet hoeveel er afgeslacht werden: het waren er 49, plus vele gewonden en groepsverkrachtingen.


Op ‘Bloedige Zondag’ (9 januari 1905) wilden hongerige arbeiders een petitie aanbieden aan de tsaar, maar ze werden beschoten en er vielen honderden doden. Raspoetin werd de rampzalige raadgever van de tsarina en van de tsaar. Hij bezocht meerdere prostituees per dag. In 1916 werd hij vermoord omdat hij tijdens de oorlog te veel macht kreeg. In maart 1917 trad de tsaar af. Het afscheid van zijn troepen verliep emotioneel.


John Reed beschrijft de plundering van het Winterpaleis en de gevangenneming van de Voorlopige Regering in oktober/november 1917. Hij zegt er niet bij dat die ministers geëxecuteerd werden.
Na de Oktoberrevolutie volgden jaren van vreselijke armoede, honger, nachtelijke huiszoekingen door de Tsjeka, waarbij onschuldigen opgepakt werden en nooit meer terugkeerden. Joerovski beschrijft hoe hij de tsaar en zijn zoon doodschoot en hoe zijn vuurpeloton de rest van de familie uitmoordde op 16-17 juli 1918. Hij zegt er niet bij dat het bevel van hogerhand kwam, nl. van Sverdlov en Lenin.


Een Joegoslavische communist beschrijft het ‘Arbeidersparadijs Moskou’ in 1926 : “In het meest achterlijke land van Europa is iedereen arm en in lompen gekleed”. Hij constateerde ook dat de partij iedere opposant uitroeide en dat er snel tienduizend bevoorrechten waren.


Nina Loegovskaja beschrijft de akelige huiszoeking in 1933, waarbij haar onschuldige vader opgepakt werd. Even akelig verliepen de huiszoekingen bij de koelakken en de massale hongersnood die volgde op de collectivisatie.
De Joegoslavische communist Djilas vertelt dat Stalin alle wandaden van het Rode Leger goedpraatte: vrouwen verkrachten, Duitse vluchtende vrouwen en kinderen doodschieten. Het herhaalde zich in 2022 in Boetsja.


De persoonsverheerlijking van Stalin kende geen grenzen: ‘het grootste genie’ was God geworden. Chroesjtsjov beschrijft de dood van Stalin en de tegenstand die hij in 1956 ondervond toen hij diens misdaden bekend ging maken.


In 1974 werd Solzjenitsyn verbannen omdat hij schreef dat de terreur al tijdens Lenin was begonnen. De kernramp in Tsjernobyl toonde hoe weinig voorzorgen er genomen waren.  Gorbatsjov vertelt hoe klungelig de staatsgreep tegen hem verliep in augustus 1991 en Jeltsin beschrijft hoe hij hem beëindigde.


Bij elke verkiezing koopt Poetins partij alle zendtijd op, zodat de bevolking enkel voor hem reclame krijgt. In 2012 was er groot protest tegen de vervalste verkiezingen, maar dat werd met massaal geweld onderdrukt. Sindsdien is de repressie enkel verergerd, met vele doden als gevolg. De annexatie van de Krim, met goedkeuring van Gorbatsjov,  bezorgde Poetin een grote populariteit. Sindsdien is hij een heilige. In januari 2022 had Rusland nog geëist dat de NAVO al zijn troepen zou terugtrekken uit Oost-Europa en geen nieuwe leden meer zou toelaten.


De inval in Oekraïne leidde tot duizenden oorlogsmisdaden, waarvan de 458 doden in Boetsja de bekendste slachtoffers zijn. Vele Russen geloven dit niet en zeggen dat het Westerse propaganda is. Wie de bloedbaden wel bekend durft te maken in Rusland, krijgt jarenlange gevangenisstraffen.


Beoordeling
Dit boek is een degelijk, maar selectief overzicht van bijna duizend jaar Russische geschiedenis. Een aantal  getuigenissen zijn zeer aangrijpend, maar sommige zijn weinig relevant. Het taalgebruik in de oudere teksten is vaak ouderwets. Bij elk van de 152 getuigenissen  staat een korte toelichting van de auteurs. Een kaart met de vele plaatsnamen ontbreekt: de lezer moet zelf zoeken naar Preobrazjenskoje (p. 59-64), Nyenschanz (p. 62), Otsjakov (p. 77), Guttstadt (p. 89) etc. Globaal is het een zeer boeiend boek.

 
ISBN 978-94-933-0481-9 | Paperback, 456 pagina’s | Uitgeverij Pluim |  Amsterdam/Antwerpen, augustus 2023

© Jef Abbeel, Turnhout, september 2023 www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Jean Ray, de biografie
Geert Vandamme


Een flinke joekel, maar uitstekend uitgewerkt: primaire biografie, secundaire biografie, zelfs een tertiaire biografie! Een index, logischerwijze. En voetnoten. En wat voor voetnoten. Gewoonlijk bevatten die alleen bronvermeldingen, maar bij Geert Vandamme hebben ze niet alleen ook meer verduidelijkingen over de hoofdtekst, maar van zowat iedereen die in de hoofdtekst wordt vermeld staan er in de voetnoten ook het geboorte- en overlijdensjaar met een kort biografietje, zodat wordt verduidelijkt wat ze precies waren: schrijver, schilder, leraar ... Soms staat er bij: verder is niets over hem/haar bekend. Wat erg vreemd is als hij dat moet schrijven over iemand die in een of ander tijdschrift of dagblad een artikel of verhaal heeft gepubliceerd. Soms moet hij het zelfs opmerken over mensen die een heel boek hebben uitgegeven. Wat gaat er toch veel in de geschiedenis verloren...


Het absolute pluspunt vind ik dat Vandamme er geen roddelboek van heeft gemaakt: het is geen boek dat van begin tot einde bulkt van de seksuele geruchten die evengoed door jaloezie en vijandigheid van de bronnen kunnen zijn aangedragen, als dat ze waar kunnen zijn. Je kunt natuurlijk geen biografie schrijven zonder te vermelden of iemand getrouwd was of niet, of hij kinderen had of niet en dies meer, maar Vandamme heeft zich goed geconcentreerd op het leven van de schrijver Raymondus Johannes Maria de Kremer (RDK) als schrijver. Daar is trouwens al meer dan genoeg over te vertellen. - Jean Ray en John Flanders waren een van zijn vele pseudoniemen -


Opvallend is ook hoe Geert Vandamme erin slaagt om de parallellen te zien tussen wat RDK schrijft en zijn leven, want dat is voor een auteur natuurlijk wel van belang. En het is toch wel een verrassing om te zien dat bij iemand zoals RDK, die bekend is van zijn detectives, avonturenverhalen en vooral horror, er toch zo veel in zijn stukken zijn dat op zijn echte leven kan terugkeren.


Zijn er minpunten?
Ha ja, natuurlijk. Vandammes taalgebruik is niet 100%, maar de fouten zijn ook niet overdreven. We komen regelmatig woordgroepen met twee voltooid deelwoorden tegen (zoals: hij is neergeschoten geweest geworden) maar al bij al valt dat aantal fouten nogal mee.
Het meest problematisch is de periode van RDK's jaren toen hij de leeftijd voor het lager onderwijs had: daarvoor moet Vandamme zich te veel baseren op wat RDK daarover zelf heeft geschreven. Er zijn verder geen getuigenissen van wat er toen allemaal is gebeurd. O.a. de passages over de zogenaamde Bende van St. Jacobs (geen criminele bende) kunnen niet worden gecontroleerd met andere bronnen, maar ze geven misschien wel een geslaagd beeld van de omstandigheden.


Eén foutje: in voetnoot 333 op p. 495 trekt Vandamme uit een brief van De Ghelderode aan Thiry de conclusie dat Ghelderode en RDK telefonisch met elkaar in contact stonden. Maar volgens mij kunt je dat niet uit die brief afleiden. André Verbrugghen, een kenner van RDK die in de biografie trouwens vaak wordt vermeld, geeft me daarin gelijk.

Zijn er pluspunten?
Er is één geweldig pluspunt dat alle andere minpunten direct irrelevant maakt: in voetnoot 90 op p. 302 word ik vermeld. Eindelijk: mijn leven is geslaagd. Ik kan nu rustig doodgaan.


ISBN 9789496070552 | Paperback | 632 pagina's | Poespa Producties | 2022

© Peter Motte, 26 augustus 2023

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Le roi génial et bâtisseur de Lumumba
(Nederl. titel Mijn ‘waarheid’ over Leopold II, e-book)
Tome 4, Le Livre Blanc
Marcel Yabili


De auteur is advocaat in Lubumbashi en schreef al een reeks boeken over Congo en ook over Congo en China. De naam Yabili betekent ’l’homme modérateur’, de man die bemiddelt, de moderator.


Dit boek is deel 4 van een reeks van 5 en begint met de beelden van Leopold II en Lumumba in Brussel, op korte afstand van elkaar, en zo hoort het ook volgens de schrijver. Want Lumumba noemde Leopold II ‘le roi bâtisseur’, de koning-bouwer/stichter van Congo.


Yabili zegt meteen dat niet de miljoenen Congolezen herstelbetalingen vragen, maar een klein aantal Belgen van Congolese of Rwandese/Burundese afkomst, die ver van Congo wonen, o.a. Zana Etambala. De mislukking van de parlementaire commissie noemt hij excellent nieuws (p. 15).
Hij ergert zich aan Adam Hochschild, die in 1998 Leopold een voorloper van Stalin, Hitler en Pol Pot noemde (p. 16). En aan de Belgen die hun eigen kolonisatie de slechtste van alle noemen, hoewel Congo in 1960 aan de top van Afrika stond op het gebied van alfabetisering, onderwijs en medische zorg.


Hij vertelt ook dat Groot-Brittannië in 1903-1904 de onafhankelijke Congostaat wou verdelen en zichzelf het zuiden ervan wou toekennen, terwijl het in zijn eigen kolonies Sierra Leone, Nigeria, Zuid-Afrika even wreed optrad en overal valse foto’s verspreidde van ‘afgehakte handen’ in Congo, terwijl het om een ongeval ging (afgebeten door een everzwijn) en er geen verband was met de rubberwinning (p. 35-45). De firma’s ABIR (Anglo Belgian Indian Rubber Exploration Company), opgericht in 1892, en de  Anversoise, die zich schuldig maakten aan andere wandaden, werden in 1906 trouwens genationaliseerd.


Aan de hand van kaarten toont Yabili de vooruitgang aan die Congo maakte in de 23 jaar van Leopold. Die kaarten worden door menig historicus niet vermeld. Hij citeert daarbij twee Engelsen, Frederick Starr en May French Sheldon, die heel het land doorkruist hadden, terwijl aanklager Casemont slechts een klein stukje van de Congostroom aan de evenaar had bezocht.


Yabili ontkent ook de cijfers van Stanley, die het had over 25 miljoen inwoners en een verlies van 10 miljoen: hij kon in 1880 nog geen telling houden, want Congo was nog niet verkend. Hij extrapoleerde zijn cijfers over de Congostroom naar heel Congo. Mark Twain en Hochschild baseerden hun pamfletten op deze schatting, waarin geen enkele ‘uitgeroeide stam’ met naam genoemd werd (p. 59). Pas in 1908 verscheen een kaart van Congo met alle volkeren of stammen (p. 60-61). Demograaf Jean-Paul Sanderson schat de toenmalige bevolking op 10 à 15 miljoen en de daling na 1885 op enkele honderdduizenden i.p.v. miljoenen.


Uit recente studies is gebleken dat de bevolking van Centraal-Afrika soms gedecimeerd werd door malaria, slaapziekte, lepra. Zie “Prolonged disease epidemic possibly caused population collapse in Central Africa” op https://www.africamuseum.be/en/research/news/disease_epidemic_Central _Africa_1500_years_ago”. De eerste missionarissen die naar Congo trokken, scheutisten, Witte Paters e.a., hadden daar een gemiddelde levensverwachting van 9 maanden. Door de medische zorgen die de Belgen er brachten, steeg het aantal inwoners van 10 à 15 miljoen rond 1908 naar 102 miljoen nu.


De enige Congolees die ooit in een menselijke dierentuin vertoond werd, was de pygmee Ota Benga, in 1904 in Saint-Louis en in 1906 in New York. Hij was naar Amerika gebracht door de protestantse missionaris Samuel Philips Werner en Casemont zat op dezelfde boot (p. 68). Op de wereldtentoonstelling van Antwerpen in 1894 kon men wel een Congolees dorp met 7 bewoners bezoeken en op die van Brussel/Tervuren in 1897 waren er drie dorpen met 267 Congolezen (p. 136, 157).


Leopold II was in België geen bestuurder, in Congo wel, hoewel hij er nooit kwam. Hij creëerde er een ‘Bulletin Officiel de l’EIC’ , een staatsblad van de ‘Etat Indépendant du Congo’. Het telde 10.000 pagina’s en vormde een tegengewicht voor zijn absolute persoonlijke macht (p. 74). Dat Bulletin is nu gedigitaliseerd en voor iedereen gratis beschikbaar op www.kaowarsom.be .


De onafhankelijke en neutrale Congostaat werd uitgeroepen in Vivi (Congo) in 1885 en erkend door de mogendheden (p. 80-82). Na Ethiopië en Liberia was Congo het derde ‘onafhankelijk’ land van Afrika van 1885 tot 1908. Het gaf zijn eigen postzegels uit en had zijn eigen inkomsten en uitgaven.


In 1889 werden de rubberoogst en de jacht op olifanten gereglementeerd om het behoud te verzekeren. Ook het gebruik van de zweep werd gereglementeerd. In 1890 kreeg Leopold een eerste brief van een Amerikaans missionaris, die meldde dat er misbruiken waren tegenover de bevolking (p. 113). Vanaf 1892 werd er in het oosten oorlog gevoerd tegen de Arabische slavenhandelaars en het museum van Tervuren gebouwd. In 1893 kwamen 529 Chinezen meewerken aan de spoorweg Matadi-Kinshasa. In 1906 nationaliseerde Leopold de ABIR en de Anversoise en kreeg hij veel lof van de Franse ontdekkingsreiziger Brazza voor zijn bestuur van de EIC (p. 197). In het Britse witboek van 1908 kreeg hij kritiek, maar hij pleitte onschuldig (p. 205-208).


Yabili zegt dat Leopold een staat creëerde uit het niets en dat zijn werk niet af was toen hij die staat in 1908 overdroeg aan België: daarvoor was het land veel te groot. De opbrengsten van de rubberoogsten werden ook benut om de strijd tegen de slavenhandelaars te financieren. De premies die de agenten kregen voor hogere oogsten of vangsten werden al in 1895 afgeschaft. Emile Storms, die in het museum van Tervuren negatief voorgesteld wordt, streed samen met de Witte Paters wel tegen de slavenhandelaars. Yabili uit ook kritiek op het sluieren van de standbeelden in het museum (p. 241-242). In Congo blijft Leopold wel overeind, ook aan de universiteit van Kinshasa, die in 2023 nog een boek aan hem opdroeg (p. 246, 259).


Het boek eindigt met een bibliografie, waarin ook de tegenstanders van de kolonisatie aan bod komen.


Beoordeling

Yabili heeft opnieuw zijn best gedaan om de desinformatie over Leopold II en de Belgische kolonisatie tegen te spreken. Dat deed hij ook al in zijn degelijk boek uit 2020: ‘Mijn waarheid over Leopold II: nepnieuws ontkracht’. Ik betwijfel of hij daarmee succes zal hebben, niet omwille van zijn argumenten, maar wel omdat hij de antikoloniale tijdsgeest tegen zich heeft.


Vele chronologische en economische tabellen illustreren zijn tekst en een massa voetnoten verwijst naar de bronnen. Het boek is eerder schools opgesteld met bij elk hoofdstuk een aantal vragen die de lezer mag beantwoorden. De auteur toont vooral aan dat de Congolezen in Congo anders denken over de kolonisatie dan de diaspora in België.


ISBN 978-23-835-4001-4 | Paperback, Kaarten, tabellen, foto’s, noten, bibliografie | 276 pagina's | Uitgeverij Médiaspaul, Montréal, april 2023

©Jef Abbeel, augustus 2023  www.jefabbeel.be

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Dit volk heeft zijn god op aarde
Ooggetuigen van de Russische geschiedenis
Samenstelling: Hans Driessen, Michel Krielaars en Eva Peek


De titel van dit boek is ontleend aan een uitspraak van de Franse gezant markies De Custine. Die constateerde tijdens een reis door Rusland in 1843 dat met medewerking van de alomtegenwoordige Russisch-Orthodoxe Kerk de tsaar door zijn onderdanen werd verafgood. Een persoonscultus die zich na de Russische Revolutie van 1917 heeft voorgezet: Lenin, Stalin en nu Poetin.


De 152 ooggetuigenverslagen omvatten de periode vanaf 1091 tot 2023. 26 verslagen bestrijken de jaren 1091-1812 (in 1812 valt Napoleon Rusland binnen). Daarop volgen 52 verslagen die het tijdvak vanaf 1812 tot de revolutie in 1917 omvatten. Dan blijven er 83 verslagen over voor de periode van 1917 tot heden. Het ligt voor de hand dat naarmate de tijd verstrijkt het aantal verslagen toeneemt.


Ondanks de veelkleurigheid in al die verslagen valt er volgens de inleiding op dit boek een rode lijn te ontwaren.
- In de eerst plaats is er de constante verhouding tussen heerser en onderdanen: de heerser wordt verafgood en er is geen ruimte voor oppositie.
- In de tweede plaats is er de combinatie van wreedheid en incompetentie. De inval in Oekraïne is daarvan het laatste voorbeeld.
- In de derde plaats valt de inhaligheid en corruptie op van de leiders van staat en kerk.
- In de vierde plaats het lijden van de bevolking onder alle misstanden.


Elk verslag wordt ingeleid met een beknopt introductie van de hand van de samenstellers. Het is heel knap zo trefzeker als in een paar regels de context en de kern van een verslag wordt aangegeven.


De ooggetuigenverslagen zijn goed gekozen.
Aangrijpend is het verslag van een pogrom in 1903 in een kleine plaats. Twee mannen en een meisje proberen over het dak van hun huis te ontsnappen aan hun belagers. Ze worden gepakt en naar beneden gegooid. Daar worden ze doodgeknuppeld te midden van het hoongelach van de omstanders. Je kunt het niet lezen zonder een schrijnende pijn in je hart te voelen.


Een jong meisje maakt de stalinistische terreur invoelbaar in haar verslag uit 1932. Leden van de geheime politie doorzoeken het huis op zoek naar belastend materiaal. Wat vinden ze? Wordt het gezin of in ieder geval de vader gearresteerd?


Van een geheel andere orde is het hilarische verslag van een etiquetteschool uit 1900. De Russen hadden het te druk om te overleven en hun omgangsvormen waren verruwd. Op de etiquetteschool worden vijftig onderwerpen behandeld om daar verbetering in aan te brengen. Van tafelmanieren en het voeren van telefoongesprekken tot en met de omgang van een vrouw met haar man.


Zeer verhelderend is een verslag uit 2022 van een Russische diplomaat die brak met het regime van Poetin. Hij laat zien hoe de desinformatie waarmee het publiek wordt gehersenspoeld een tweesnijdend zwaard is. Langzamerhand beginnen de leiders zelf ook te geloven in hun eigen propaganda. De NAVO was een bedreiging voor de veiligheid van Rusland en tegelijk was het Westen zo decadent dat een inval van Oekraïne er wel op gewaagd kon worden. Blijkens de sociale media geloven ook veel mensen in het Westen in dit frame en zijn feiten ondergesneeuwd in desinformatie. Iedereen construeert zijn eigen waarheid en de werkelijkheid verdwijnt uit beeld.


Het ene interessante verslag na het andere krijgt de lezer voorgeschoteld. De moord op Raspoetin met details die in de schoolkoeken ontbreken. De dood van Stalin. Een absurd verhoor van een dichter door een rechter in 1961. Het aftreden van Chroesjtsjov. Het waardevolle is dat we nu niet de reconstructie van een historicus lezen, maar de beleving van tijdgenoten. Mensen die erbij waren, het zelf meemaakten en er middenin zaten.
Kortom: een prima boek en dus een aanrader.


Hans Driessen (1947) is slavist. Michel Krielaars (1961) was chef Boeken van NRC en correspondent in Rusland. Eva Peek (1992) is redacteur Boeken bij NRC en de Nederlandse Boekengids.


ISBN 9789493304819 | Paperback | Omvang 456 blz. | uitgeverij Pluim | juni 2023

© Henk Hofman, 9 augustus 2023

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER

 

Door hun ogen
Familieverhalen uit de Holocaust

Redactie: Femmetje de Wind


In 2014 kwam een leerkracht van de Amsterdamse Joodse basisschool op het idee om de kinderen uit haar klas te vragen hun groot- of overgrootouders te interviewen over hun ervaringen in de oorlog. Dat bleef ze vervolgens ieder jaar doen.
Toen kwam er een nieuw idee: ze benaderde Femmetje de Wind met de vraag of die van al die verhalen en interviews geen boek kon maken.
En dat boek is er nu. In omgekeerde volgorde volgen we die jaren.


De vraag die centraal staat is: hoe is het om als kind op te groeien in een familie waarin de oorlog nog steeds aanwezig is. Wat doet pijn, verdriet en schaamte met een mens? Hoe wordt een trauma als dit doorgegeven aan eventuele nazaten.
Konden ze er al meteen over praten? Of deden ze dat pas na jaren?


‘Als kind van een Holocaustoverlevende herken ik ook de pijn die mijn vader met zich meedroeg en die ik als kind onderhuids altijd heb gevoeld. De vraag wat van mij was en wat van hem deed niet ter zake. Ik nam het ongevraagd op me. Nog steeds ben ik bezig een manier te vinden om vorm te geven aan deze familiegeschiedenis.’


Dit zegt Femmetje de Wind in haar voorwoord.
Dan volgend de verhalen die door de kinderen in de loop der jaren zijn opgetekend, verdeeld per jaar. Bekende Joodse schrijvers werkten hier aan mee. Zij werden gekoppeld aan een overlevende en een kind, waardoor behalve het verhaal van de overlevende ook dat van de schrijver verteld wordt. Onder andere Grunberg, Vuijsje en Durlacher, Frits Barend, Judith Fanto en Nadav Vissel werkten hier aan mee.
Het boek sluit met een essay van Arnon Grunberg en een schrijven van rabbijn Soetendorp.


Wie al het een en ander heeft gehoord of gelezen over deze vreselijke periode in de geschiedenis, zal weten wat hem of haar te wachten staat. Toch is het indringender nu het verhalen zijn die door kinderen opgetekend worden naar de vragen die zij zelf stelden aan hun (over)grootouders.
Het gaat over angst, over vluchten en onderduiken. Over de gruwelijke ervaringen in diverse kampen en de wandaden van de Duitsers. Maar ook over ‘goede’ Duitsers en ‘foute’ Nederlanders.
Over de thuiskomst. Over de rol van het Jodendom, toen en nu.
Natuurlijk zijn er overeenkomsten tussen de verhalen, maar niettemin is dit een indrukwekkende verzameling verhalen. En dat is niet iets wat je even tussendoor wegleest.
Bij de meeste verhal4en staan foto's va de betrokkenen. Foto's van vroeger, maar ook van nu: de overlevende met de interviewer.


Femmetje de Wind is schrijver, journalist, columnist en uitgever. Ze studeerde Rechten en Vergelijkende Kunstwetenschap en werkte jaren als hoofdredacteur van verschillende magazines. In 2015 debuteerde ze met de roman Rivka – waar ze veel lof mee oogstte en die deels gebaseerd is op het oorlogsverleden van haar vader.


ISBN 9789048869794 | Paperback |320 pagina's | Uitgeverij Hollands Diep | april 2023

© Marjo, 4 augustus 2023

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER