Non-fictie

Benjamin Moser

De wereld op zijn kop
Ontmoetingen met de Hollandse meesters
Benjamin Moser


Benjamin Moser is een Amerikaan die in 2002 omwille van de liefde naar Nederland kwam en zich in Utrecht vestigde. Om het land beter te leren kennen, bezocht hij musea en verdiepte hij zich in de schilderkunst van de 17de eeuw. Dat is nog eens een mooie manier om te integreren in een nieuwe samenleving! En het resultaat van zijn speurtocht mag er zijn.


In wervelend geschreven hoofdstukken passeren 17 schilders uit de Gouden Eeuw de revue. Het merendeel is bij het grote publiek goed bekend. Om een greep te doen: Rembrandt, Johannes Vermeer, Jan Steen, Frans Hals, Paulus Potter, Jacob van Ruisdael. De auteur verbaast zich over de enorme hoeveelheid aan Hollandse kunst. Telkens wanneer hij een museum binnenliep, ontdekte hij weer een nieuwe naam of een nieuw schilderij.


Moser ziet dat de Hollandse schilderkunst een unieke identiteit had. Onderwerpen werden vaak gekozen uit het alledaagse leven; paleis en kathedraal beheersten in de calvinistische Republiek de schone kunsten niet. Het is daarom ‘de wereld op zijn kop’. In het buitenland keek men vol onbegrip naar de Nederlandse gewoonte om gewone mensen en hun bezigheden af te beelden. Daar gold dat kunst verheven moest zijn boven het dagelijkse bestaan.


Valt er overigens over deze schilders en hun werk nog wat nieuws te melden? Zeker wel. De auteur komt met tal van nieuwe gegevens en blinkt uit in originele invalshoeken. Dat maakt het boek zo leuk om te lezen. Hieronder een paar voorbeelden.


In mei 1940 werd de Nachtwacht in allerijl naar een bunker in Castricum gebracht. Op zeker moment verscheen er een Duits vliegtuig en dook het escorte de berm in. Het meesterwerk bleef alleen en onbewaakt midden op de weg achter. Een bombardement bleef uit. Maar goed ook, want Hitler had grote bewondering voor Rembrandt vermeldt Moser.


Een interessante invalshoek zien we in de bespreking van De Stier van Paulus Potter. Dit schilderij heeft een ‘vorstelijk formaat’. Maar in plaats van een vorst is een stier afgebeeld. Er glinstert kwijl uit de bek van de stier. Vliegen zoemen rond. En er ligt een grote koeienvlaai bij de achterste hoef. ‘De wereld op zijn kop’. Maar er is nog meer. Moser ontdekt dat de stier geen realistische stier is, maar een samengestelde stier. De kop, het gebit, de hoorns, het achterlijf, ze komen van verschillende dieren. Vervolgens verbindt Moser zijn uiteenzetting met beschouwingen over het Nederlandse polderlandschap. Hij schrijft over ‘een unieke menselijke schepping’.


Het hoofdstuk over kerkinterieurs van de hand van Pieter Saenredam behandelt de kunst van het perspectief, wat te verwachten was, maar bespreekt ook de impact van de pestepidemieën die met enige regelmaat in deze eeuw de bevolking teisterden. In de Jacobikerk in Utrecht werden wekelijks veertig mensen begraven, maar toen Saenredam die kerk schilderde toonde hij alleen een man en zijn hond.


Decennialang hebben kunsthistorici schilderijen afgespeurd op een verborgen symbolische betekenis. Daar gaat Moser niet in mee. Hij benadrukt het tijdloze karakter van de schilderijen.


In het slothoofdstuk maakt Moser de balans op. Wat leerde hij als Amerikaan van de Nederlandse cultuur? Zijn boek laat zien dat hij vol bewondering is voor Nederlandse prestaties op het gebied van kunst en wetenschap (inpoldering). Maar hij verbaast zich over de berichtgeving in de media over de Verenigde Staten. Naïef, oppervlakkig en vaak met het geheven vingertje. “Veel Nederlanders hadden de neiging om me de les te lezen.” Dat kunnen we ons wel aantrekken.


In het boek staan ontzettend veel afbeeldingen in kleur. Maar liefst 317! Daar verdient de uitgever een compliment voor. Soms is het nuttig om een schilderij even op te zoeken op Internet. Je kunt dan inzoomen waardoor een detail dat in de tekst wordt genoemd beter zichtbaar wordt.


Moses ter Borch (broer van Gerard) sneuvelt tijdens de Tocht naar Chatham in 1667. Voor Nederlanders is dat een duidelijker aanwijzing dan ‘de strijd bij Harwich’ (blz. 121).


Op blz. 226 gaat het over de ‘transsubstantiatie’ van beelden. Dit begrip heeft echter betrekking op de Rooms-Katholieke mis. Bedoeld zal zijn: transformatie.


In een schilderij van Ruisdael van de renovatie van een huis aan de Amstel ziet Moser in drie naakte badende mannen een verwijzing naar homoseksualiteit (blz. 265). Een andere bron houdt het echter op werklieden die aan het eind van de dag zich afspoelen in de rivier. Hier zoekt Moser misschien op zijn beurt naar een verborgen betekenis die er niet is.


Twintig jaar heeft Moser aan dit boek gewerkt. Het eindresultaat is bewonderenswaardig!


Benjamin Moser (1976) komt uit Texas. Hij studeerde geschiedenis en promoveerde in 2009 aan de Universiteit van Utrecht op de Braziliaanse schrijfster Clarice Lispector. Hij schreef een biografie over Susan Sontag en een monografie over Frans Hals. Deze boeken verschenen eveneens bij Uitgeverij De Arbeiderspers. Moser is medewerker van The New York Review of Books en The New York Times Book Review.


De vertaling is verzorgd door Toon Dohmen. Omslag Jan van Zomeren. Het binnenwerk is vormgegeven door Yolanda Huntelaar.


ISBN 9789029547666 | Paperback | Omvang 358 blz. | Uitgeverij De Arbeiderspers | november 2023
vertaald door Toon Dohmen

© Henk Hofman, 21 november 2023

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER