Non-fictie

Rozanne de Bruijne en Lieke Wijnia

Tussen hemel en oorlog
Kunst en Religie in het Interbellum
Rozanne de Bruijne en Lieke Wijnia (red.)


Deze publicatie is als catalogus verschenen bij de tentoonstelling Tussen Hemel en Oorlog die tot 15 juni 2025 te bezichtigen is in het Catharijneconvent te Utrecht.


Het Interbellum is de periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog en omvat dus de periode van 1918-1939. Het tijdvak wordt getypeerd als de Roaring Twenties. Het is het geboorteuur van de moderne vrouw, die zich voorgoed ontdoet van het knellende korset, het haar kort knipt en de rok inkort. Het lange sigarettenpijpje - elegant tussen de vingers geklemd - staat symbool voor vrijheid en zelfbewustzijn.


Historicus Johan Huizinga (1872-1945) schreef in 1935 over de Roaring Twenties: Wij leven in een bezeten wereld, …, de motoren draaien nog en de vlaggen wapperen, maar de geest is geweken.  Op bladzijde 16 van dit boek wordt op dit citaat van Huizinga gezinspeeld: “Eén ding staat vast: in deze ‘bezeten wereld’, waarin God door Nietzsche is doodverklaard, zijn religie en spiritualiteit nog steeds springlevend.”
Anders dan we zouden verwachten is dus de rol van religie en spiritualiteit niet verdwenen. Deze tentoonstelling maakt dat goed duidelijk: juist na de gruwelen van de Eerste Wereldoorlog waren kunstenaars op zoek naar vernieuwing en zingeving.


Na een inleiding op Kunst en Spiritualiteit in het Interbellum volgen dertien essays gegroepeerd rond vier hoofdthema’s. Hieronder noem ik ze, met per thema voorbeelden van besproken onderwerpen.


Deel I gaat over de zoektocht naar verwerking en houvast, religie en rouwverwerking na de Eerste Wereldoorlog. Dit deel geeft aandacht aan onder meer Symbolisten en Modernisten en kunstenares Käthe Kollwitz (1867-1945).


Deel II behandelt religieuze kunst in Nederland. In dit deel gaat de aandacht uit naar het werk van Jan Toorop (1858-1928) en het culturele tijdschrift De Gemeenschap (1925-1941). Dit tijdschrift profileert zich als een modern, maatschappelijk-betrokken en katholiek tijdschrift, dat zich echter ook openstelt voor niet-katholieke kunstenaren. Verder gaat het over het Museum voor Moderne Religieuse Kunst dat het Sint-Catharijneconvent krijgt als onderkomen.


Deel III richt de focus op spirituele invloeden in de abstracte kunst. Hier komt de betekenis van het Bauhaus aan de orde. Het Bauhaus (1919-1933) was een opleiding voor beeldende kunstenaars, ambachtslieden en architecten, eerst in Weimar gevestigd en later in Dessau. Verder treffen we in dit deel een beschouwing aan over katholicisme en esoterie in de kunst van de Avant-Garde.


Deel IV zoomt in op de jaren dertig. Het is de periode dat in Duitsland Hitler aan de macht is gekomen. Joodse kunstenaren komen in het nauw en Hitler veegt alle moderne kunst op één hoop als “Entartete Kunst”.


Alle medewerkers aan deze catalogus zijn gespecialiseerd in hun onderwerp en zijn verbonden aan een universiteit of een museum of werken als zelfstandig kunstenaar. De bijdragen zijn van een kwaliteit die passen bij hun statuur.


De catalogus is erg creatief ontworpen. Groot formaat waardoor afbeeldingen ook op groot formaat weergegeven kunnen worden. De vier delen zijn gevat tussen uitspringende katernen met reproducties.


De tentoonstelling en de catalogus markeren de opvatting dat kunst in het Interbellum geen (seculiere) breuk is met het verleden, maar eerder een herijking is van de (religieuze) traditie, zodat deze beter in de moderne tijd past. Alle avant-garde-kunstenaars waren opgegroeid binnen een gevestigde religie, hetzij protestants, katholiek, joods dan wel orthodox.


Voor de liefhebbers van kunst levert deze catalogus vele uren op van lees- en kijkgenot. Het raakt je als je verneemt dat Käthe Kollwitz een zoon verliest in de Eerste Wereldoorlog, door de nazi’s een expositieverbod opgelegd kreeg en in de Tweede Wereldoorlog een kleinzoon verloor. Haar verdriet balde zich samen in het beeld Piëta, waarvan een replica in 1993 op initiatief van bondskanselier Helmut Kohl in de Berlijnse Neue Wache werd opgesteld. Het is boeiend om te lezen welke uitleg Jan Toorop zelf geeft bij zijn houtskooltekening De Pelgrim. En de verwijzing naar Bauhütte, de gemeenschappen waarin Middeleeuwse ambachtslieden zich verenigden, geeft het inzicht dat het Bauhaus voor religieuze zingeving staat.


Letterlijk en figuurlijk is dit dus een veelkleurige bundeling te noemen. Naast de al genoemde kunstenaren komen we het werk tegen van Max Beckmann, Paul Klee, Wassily Kandinski, Pierre Cuypers, Piet Mondriaan, Carel Willink, Dick Ket, Jacques Lipschitz en nog veel andere kunstenaars. De naam van Marc Chagall (1887-1985) valt niet in deze bundel. Misschien omdat hij in die jaren in Parijs woonde en deze bundel vooral inzoomt op Duitsland, België en Nederland.


In het Voorwoord schrijft Josien Paulides, directeur Museum Catharijneconvent, dat in onze onzekere tijd nog steeds idealisten zoeken naar verbinding, hemelbestormers strijden voor een betere wereld en cultuuroptimisten blijven geloven in de kracht van kunst. “Religie en spiritualiteit zijn betekenisgevende factoren gebleven, ook in onze complexe samenleving.” (blz. 7).


Wie zich aan deze prachtige kunst wil laven, moet vooral de tentoonstelling bezoeken en/of dit boekwerk aanschaffen.


De publicatie is een samenwerking tussen uitgeverij Waanders en het Museum Catharijneconvent. Eindredactie: Maartje de Jong en Nick Oosterwijk. De beeldredactie berustte bij Eline Holl en Dione Zijp. Het grafische ontwerp is van Edwin van Gelder (ontwerpbureau Mainstudio).


ISBN 9789462626119 | Paperback | Omvang: 176 pagina’s | Uitgeverij Waanders, Zwolle in samenwerking met Museum Catharijneconvent | 20 februari 2025

© Henk Hofman, 31 maart 2025

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.