Boekenarchief R-S

Thomas Rosenboom

http://www.thomasrosenboom.nl

Literatuurgeschiedenis.nl de twintigste/eenentwintigste eeuw teksten bespreekt Publieke werken

 

De rode loper
Thomas Rosenboom


Op de dag van de laatste examens maakt Lou Baljon kennis met schoolgenoot Eddie van de Beek. Ze blijken eenzelfde doel te hebben, ze willen de bijstand in.


'Een ideale uitkering', zei Eddie, terwijl hij zijn ellebogen op het stuur plaatste. 'Iets hoger nog dan een studiebeurs, je zit meteen ook in het ziekenfonds en je behoudt je vrijheid.'
Lou knikte. 'Dat laatste gaf voor mij de doorslag, je kunt er tenminste nog wat naast doen.'


Ze praten nog wat en Eddie geeft allerlei tips en adviezen aan Lou die hij inderdaad zal opvolgen. Later blijkt dat deze ontmoeting van invloed is op het verdere leven van Lou. Eddie wordt de enige vriend die Lou zal hebben.
De gesloten, forse jongen met zijn witte lange wollige haar en vlasbaardje maakt moeilijk contact. Hij voelt zich het meest op gemak in de repetitieruimte van Shout, de bekendste popgroep van Arnhem. Hij besluit roadie van de groep te worden, hij verzorgt het materiaal en laadt de muziekinstallatie in de bus voor en na de optredens van de band. Als hij eenmaal in de bijstand zit zal hij beginnen met rijlessen zodat hij de bus later ook zelf kan besturen. Lou is gek van muziek en bovendien erg handig, hij maakt allerlei mooie muziektorens zodat alles er erg professioneel uitziet en zorgt continue voor handige foefjes zodat de optredens van een leien dakje kunnen verlopen.
Lou gaat op kamers wonen in Arnhem en wordt daar bemoederd door zijn hospita, die er o.a. elke dag op toeziet dat hij zijn eten naar binnen werkt.
Eddie blijft in Zevenaar wonen en wil de journalistieke kant op, hij gaat proberen artikelen te schrijven en die her en der te slijten aan de geïnteresseerden.


Maar zoals altijd blijft niets zoals het is, de band gaat ter ziele, Lou komt vanwege ernstige herniaklachten in de WAO. Eddie is inmiddels getrouwd met de goedlachse Riet en heeft een baan als journalist en noemt zich Eddie van de Week. Het is deze Eddie die Lou, zoals altijd, een idee aanlevert om verder te gaan. Waarom begint hij geen muziekstudio? Een uitstekend idee vinden beiden en aanvankelijk loopt de studio ook redelijk. Lou maakt om toch wat extra geld te verdienen trouwreportages en vanwege zijn aparte kijk, krijgt hij uiteindelijk veel opdrachten, maar het werk past hem niet, het staat hem tegen, het is steeds weer zoveel van hetzelfde. Bruidje, bruidegom, auto, feestje... Hij stikt er bijna in.
Opnieuw is het Eddie die hem een idee aan de hand doet, waarom begint hij geen bioscoop? Geen gewone bioscoop maar een horrorbioscoop, Eddie weet wel een mooie ruimte in Zevenaar, een kraakpand. Soepeltjes, met medeweten van de gemeente, kraakt Lou een enorme garage en gaat daar ook wonen.
Maar ook hier speelt de tijd hem parten, na het aanvankelijke succes weten de mensen het wel, bovendien kunnen ze tegenwoordig zelf films huren.
En dan is het Lou zelf die met een geniaal idee komt... De rode loper. Als man van zijn tijd heeft Lou gemerkt dat mensen zichzelf graag willen tonen. In de moderne maatschappij gaat het niet meer om wie je bent of wat je kunt, het gaat om gezien worden. Als je maar op televisie, in de krant, kortom, als je maar op een of andere manier in beeld komt dan bén je iemand.
Lou speelt daar handig op in. De rode loper zal mensen hun moment van roem geven...


Dit boek lijkt bijna niet door de schrijver van Publieke werken te zijn geschreven. De taal en stijl zijn zo totaal anders. Met zijn boek Zoete mond ging Rosenboom al een beetje meer de moderne richting op. Maar dat boek speelde zich ook af in een latere tijd dan Publieke werken.
De rode loper begint nog later, in de jaren zeventig,  en strekt zich uit tot ca. het jaar 2000. Natuurlijk is de taal navenant evenals de gebruiken in genoemde tijd. Toch mis je de mooie zinnen en de archaïsche taal waar Rosenboom juist zo uitstekend gebruik van wist te maken. Daardoor sprong hij er voor mij uit als schrijver. Hij wist zo'n schitterende sfeer te creeëren die je vasthield en meevoerde naar de laat negentiende eeuw.
Dit boek De rode loper is goed, maar mist wel dat speciale. Lou is een aardig en vriendelijk personage die ondanks zijn contactproblemen toch steeds iets van zijn leven maakt. Maar veel meer wordt hij niet. Lou is en blijft een achtergrondfiguur, zelfs de bandleden merken hem nauwelijks op.
Het personage Lou beklijft niet zoals de vileine vioolbouwer of de apotheker uit Publieke werken of de dierenarts uit Zoete mond.
Het boek leest prettig weg, dat zeker, maar het zijn vooral de 'kleine' personages die bijblijven zoals Lena en de wethouder dankzij hun bijzondere gedrag. Maar Lou is als een aardige buurman die je soms ziet, een praatje mee maakt en gedag zegt maar meer ook niet.
Knap om zo iemand neer te zetten. Maar een iets meer uitgesproken personage was mij persoonlijk aangenamer geweest.


ISBN 9789021443270  | paperback | 234 pagina's| Querido  | oktober 2012

© Dettie, 19 maart 2013

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

altDe rode loper
Thomas Rosenboom

‘Een mooie ukelele is nog geen gitaar’


In de jaren zeventig verlaten twee jongens de middelbare school. Ze hebben hun diploma behaald, maar zijn niet echt van plan om daar iets mee te gaan doen. Nee, ze gaan de bijstand in!
Lou Baljon wil roadie zijn bij zijn favoriete rockband, Shout, beroemd in Arnhem. Eddie is van plan om journalist te worden, door gewoon te gaan schrijven. De twee jongens zullen elkaar hun verdere leven blijven volgen. Voor Lou is dat de enige vriend, want al trekt hij dagelijks op met de leden van de band, later zal blijken dat ze niet eens weten wie hij is. Zij vragen niets, hij vertelt niets. De muziek is het enige dat telt.
Als de band uit elkaar valt is het Eddie die hem in een andere richting duwt: Lou begint een studio, waar hij in de praktijk leert hoe het leven van een geluidstechnicus is. Om naast de uitkering wat bij te verdienen maakt hij ook foto’s: zijn trouwreportages vallen in de smaak, ook verenigingen vragen hem voor showfoto’s. Hij is ‘anders’, artistiek. Hij trekt zich niets aan van conventies, doet zijn eigen ding.
Als de studio niet echt van de grond komt, is daar Eddy weer: in Zevenaar staat een grote garage leeg, als hij die nu eens zou kraken en er een bioscoop van zou maken?  Dat wordt natuurlijk geen doorsnee bioscoop. Lou draait er horrorfilms. Je kan er gif op innemen: ook dat werkt niet. Maar dan krijgt Lou - met behulp van Eddy natuurlijk - een geniaal idee: de rode loper…


Het is het verhaal van een eenzame man, niet in staat contact te maken, gevangen in een onbenaderbare eigenheid. Wat gebeurt er als hij een vrouw ontmoet die net is als hij, mogelijk nog een graadje erger?
Rosenboom bouwt een beetje spanning in door al vanaf het begin het verhaal van de rode loper in de roman te brengen, waarbij de lezer geen idee heeft waar dat op slaat. Er zit een rode draad in het verhaal waar Rosenboom niets mee doet: het liedje ‘Blackbird’. Maar hij kan vertellen, zeker, het boek leest als een trein. Maar het is een sneltrein die voorbij raast, en niet stopt. Natuurlijk is het een maatschappijkritisch boek: het steekt de draak met de eenzelvigheid van nu, waar mensen van gekkigheid niet weten wat ze moeten doen.


‘Steeds meer mensen voelen zich te goed voor hun eigen middelmatigheid, dus bedenken ze iets geks, drie keer achter elkaar de Alpe d’Huez op fietsen of te paard naar Istanboel, en die heldendaad mogen familie en vrienden dan sponsoren. Toppunt van narcisme is het om de opbrengst aan het goede doel te schenken, want dan kom je zeker als de nieuwe Robin Hood in de krant. Ondertussen zetten ze fietsfoto’s van zichzelf op Facebook, en de liefdadige ruiter houdt onderweg naar Istanboel een blog bij. Terug in Nederland vinden ze het maar vanzelfsprekend dat de rode loper voor ze wordt uitgerold, daar was het ze allemaal om begonnen.’


Een goed verhaal is nog geen boeiende roman. Ik heb betere boeken gelezen van Rosenbooms hand.


ISBN 9789021443270  | paperback | 234 pagina's| Querido  | oktober 2012

© Marjo, 27 februari  2013 

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Zoete mond
Thomas Rosenboom


Bijna zeshonderd pagina's dik is dit boek. Het vertelt het verhaal van twee mannen, twee heel verschillende mannen. Omdat Rosenboom hun verhalen om en om vertelt, weet je als lezer dat ze iets met elkaar te maken hebben, maar pas ergens halverwege besef je dat hun levens min of meer parallel blijken te lopen. Het komt tot een korte aanraking (deel twee) en dan gaan de evenwijdige lijnen weer uiteen (deel drie).


Rebert leren we kennen na zijn middelbare schooltijd - bij Rosenboom geen psycho-analyse, geen geneuzel over hoe het allemaal zo heeft kunnen worden - hij gaat landbouwkunde studeren in Wageningen. Hij blijkt de enige te zijn die iedere dag heen en weer treint vanuit Arnhem, waar hij een kamer huurt. Waarom niet in Wageningen dan? Maar ja, dat kan het verhaal niet lopen zoals het nu lopen zal. Nu gaat het echte studentenleven aan hem voorbij: hij moet de trein halen. Hij geraakt in een isolement. Hij heeft alleen een kat.
Dat beest blijkt de opening naar het leven dat hem boeit, hij laat de huidige studie vallen en gaat dierenartsenij studeren in Utrecht. Hij blijft sporen, en blijft alleen. Zijn studie en het werk dat hij in zijn vakanties bij de dierenarts doet maakt zijn leven aangenaam vol. Hij kan er niet eens bij stil staan dat hij geen vrienden, laat staan vriendinnen heeft.


Maar Rosenboom is hem goed gezind: bij de behandeltafel van de dierenartspraktijk zal hij de liefde van zijn leven ontmoeten, Tineke. Zijn vrouw heeft veel vrienden, die automatisch ook de zijne worden. Denkt hij. Maar als Tineke door een auto-ongeluk om het leven komt, samen met haar vriendin en diens dochtertje, blijkt hij weer helemaal alleen te staan. Hij valt in een gat, waar hij slechts met moeite uit weet te krabbelen. Naast de versterkte wijn, lijkt zijn enige houvast zijn beroep, maar ook daar gaat het mis. Hij besluit te verhuizen, een nieuw leven beginnen, alles achterlaten. Hij heeft toevallig geld genoeg om niet te hoeven werken. Hij zal nooit meer echt dierenarts zijn.


Hij verhuist naar Angelen. Daar komen we zijn tegenspeler tegen, die we al lezend in de tussentijd ook gevolgd hebben: Jan de Loper, een excentriekeling, die voor de oorlog veel succes had met zijn bizarre gedrag. Hij had geen zin om het bedrijf van zijn ouders over te nemen en vertrok naar Nederlands-Indië, waar hij ging wandelen over de eilanden, met een inlander als gezelschap. Ook hij heeft geld, ook hij is alleen. Die eenzaamheid overvalt hem na de oorlog, als de mensen niet meer lachen om zijn grappen. Nieuwe uitvindingen, vooral de komst van de televisie, winnen het van zijn potsierlijkheid, hij raakt in de vergetelheid.
De komst van een dierenarts maakt nieuwe hoop in hem wakker: eindelijk iemand die zal begrijpen wat hij van het even wil. Maar de dierenarts wil niets van dat 'zonderling heertje' weten, gaat niet in op zijn jolig gebrachte uitnodigingen.
Wat is het wat hen zoals in het begin gezegd, toch bij elkaar brengen zal? 


Vermeldenswaard is nog dat Rebert in Angelen een korte hype zal veroorzaken: door zijn toedoen gaan kinderen lopen met hun dieren, met konijnen vooral, en een enkele kip. Ik verbaasde me erover dat er geen sprake is van honden of katten, maar omdat de schrijver verzint dat alle dieren in een zandbak bij elkaar worden 'uitgelaten' kan dat natuurlijk niet. Zo heb ik het hele boek door duidelijk de schrijver in beeld: het boek gaat niet uit zichzelf leven.


Dit boek is een echte 'Rosenboom' en toch ook weer niet.
Waar de lezer hem herkent, dat zijn de dwalingen, de uiteenzettingen over onderwerpen die niets of slecht terzijde te maken hebben met het verhaal. Rebert bedenkt een systeem om energie op te wekken, maar doet er niets mee.  Maar er is ook een ellenlang hoofdstuk waarin de dierenarts met zijn vriend het IJsselmeer over zeilt, een paar uren waarin tot in alle details vertelt wordt hoe zij samen de boot en de golven bedwingen, uren waarin hun vriendschap groeit. Tegelijk weet de lezer dat er iets moet gebeuren, maar weet niet hoe en wat. Als een thrillerschrijver werkt Rosenboom hier met cliffhangers en een spanningsboog! Het is jammer dat hij dat niet volhoudt, het komt de leesbaarheid ten goede, maar aan de andere kant zou het niet bij het verhaal gepast hebben.


De figuur Jan de Loper is gebaseerd op Kees de Tippelaar. Ook daar kennen we Rosenboom weer. Zoals ook de witte walvis waarmee het boek opent en eindigt werkelijk de Rijn is opgezwommen in 1966. Wit is een belangrijke kleur in het boek, waar ik eigenlijk eerder zwart zou verwachten. Ik vind het nogal een somber boek. Dat wordt versterkt door de bekende archaïsche taal, maar zit ook in het verhaal dat verteld wordt. Het gaat allemaal niet zo rooskleurig met de hoofdpersonen, ze kabbelen het leven door, en komen nergens. En daar is het boek geen ' echte Rosenboom' : zijn de figuren in andere boeken fanatiekelingen, dat zijn ze hier niet. Zelf zegt hij dan ook desgevraagd dat zijn boek rustiger is, minder gedreven, anders. Of het een kentering is in zijn schrijverschap, dat zegt hij nog niet te weten.


ISBN 9789021437170 Paperback 549 pagina's | Em. Querido's Uitgeverij | augustus 2009

© Marjo, februari 2010

Lees de reacties op het Leestafelforum en/of reageer, klik HIER

 

Zoete mond
Thomas Rosenboom


Het hoofdmotief in Zoete mond vormt de rol van dieren in een mensenleven. Dieren komen in het hele boek voor en zijn steeds een belangrijke scharnier in het leven van hoofdpersonage Rebert van Buyten. Als hij op kamers woont in Arnhem laat zijn huisgenoot zijn kat bij Rebert achter. Met het beest heeft hij een haat/liefde-verhouding en hij komt erdoor in contact met de dierenarts. Dat contact mondt uit in de beslissing om zijn studie landbouwkunde te staken en diergeneeskunde te gaan studeren.


Rebert van Buyten is eenzaam en hoort er nooit helemaal bij. Als hij in Wageningen studeert, woont hij in Arnhem bij een oom die kamers verhuurt. Hij woont dus niet ‘echt’ op kamers en bovendien is hij niet in de gelegenheid om deel te nemen aan het studentenleven. Zijn omgang met zijn nieuwe huisgenoot Marc is niet heel vriendschappelijk. Weliswaar ook niet vijandig, maar Marc leidt een heel eigen leven. Hij studeert mode en trekt vooral op met zijn medestudenten. Toch blijft Rebert geïnteresseerd in Marc, die homoseksueel is, maar ja, dat hadden niet-homoseksuelen nog niet door in de jaren zestig, ook al lag het er nog zo dik bovenop. Via Marc hoopt hij in contact te komen met een meisje, een balletdanseres bijvoorbeeld, maar dat lukt niet.


Als Rebert in Utrecht studeert, blijft hij in Arnhem wonen. En daardoor blijft hij in een isolement. Toch biedt de studie diergeneeskunde enige lichtpuntjes. Als hij zijn kandidaats heeft gehaald, kan hij als assistent bij de Arnhemse dierenarts werken en doordat hij dierenarts wordt, en enig aanzien verwerft,  vindt hij eindelijk een meisje met wie hij zelfs trouwt.
Maar helaas is zijn geluk, en het gevoel toch een beetje bij de wereld te horen, van korte duur: hij verliest zijn vrouw vroeg. Uit verdriet verhuist hij naar het dorp Angelen, waar hij wil wonen zonder ooit nog zijn beroep uit te oefenen. Door een incident met een hond op straat komt het daar toch van. Veel kinderen uit Angelen bezoeken hem geregeld na schooltijd met hun doorgaans kerngezonde konijn of schildpad. Daardoor wordt hij een beroemdheid in Angelen, waar verder niet zo gek veel gebeurt. Hij komt in conflict met de andere plaatselijke beroemdheid, Jan de Loper. Die dankt zijn roem voornamelijk aan een serie verschrikkelijk flauwe grappen, die tientallen jaren geleden misschien leuk waren, maar nu alleen nog maar ergernis opwekken. Bij Rebert tenminste, en zijn afkeer wordt zo groot, dat hij op een verschrikkelijke manier wraak neemt op Jan de Loper. Daar krijgt hij spijt van, want de gevolgen van zijn daad zijn nogal verstrekkend. Weer speelt in die ommekeer in zijn leven een dier een rol, een witte walvis in de Rijn namelijk. Hij kiest voor een manier van boetedoening die voor hem heel, heel zwaar is. En zo zorgt Rosenboom voor een prachtig slot, waarin alles voor Rebert, en ook voor Jan de Loper, toch min of meer goed afloopt.


Voor de Rosenboomkenners is de eenzame man die tegen zijn wil overal buiten staat wel bekend. Anders in dit boek is dat hij niet alleen door eigen toedoen mislukt in zijn streven. Gebeurtenissen van buiten hebben daar ook invloed op. Bovendien is Rebert op sommige momenten best sympathiek, wat je van personages in vorige boeken van Rosenboom niet direct kunt zeggen.
Het wel en wee van Rebert van Buyten komt zo goed naar voren in het verhaal, dat het moeilijk is om het boek weg te leggen. Je wilt weten hoe het verder gaat. Rosenboom gebruikt, zoals eerder ook wel, een archaïsche taal. Bijvoorbeeld: hij zag er glunder uit. Dat taalgebruik stoort niet, maar past juist in het verhaal dat zich voor het belangrijkste deel midden in de jaren zestig afspeelt.  De lezer kan niet anders dan een afkeer krijgen van Jan de Loper, net als Rebert, en dat verandert in mededogen, als Rebert enige compassie gaat voelen. Om die emotie precies op het goede moment bij de lezer op te wekken, moet je goed kunnen schrijven. Dat kan Rosenboom.


Dit boek is echt een boek voor bij kerstboom en centrale verwarming, als je veel tijd hebt om te lezen. Je wilt het namelijk niet weg moeten leggen om wat anders te gaan doen.


ISBN 9789021437163 Hardcover 546 pagina's | Em. Querido's Uitgeverij | augustus 2009

PetraO., december 2009

Lees de reacties op het leestafelforum en/of reageer, klik HIER

 

Denkend aan Holland



Half februari 2005 hield Thomas Rosenboom de jaarlijkse Kellendonklezing van de Radboud Universiteit Nijmegen, waarin hij het luidruchtige gedrag van ons volkje op de hak neemt. Zijn betoog verscheen onlangs in boekvorm onder de titel Denkend aan Holland.


Het boek begint met het gedicht van Marsman:
Denkend aan Holland
zie ik breede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hooge pluimen
aan den einder staan;
[...]


Rosenboom stelt dat dit Holland niet meer bestaat, cynisch maakt hij er de volgende regels van:
"Denkend aan Holland zie ik groepen jongeren breed voor me op de stoepen staan."


Rosenboom laat zien hoe het mis heeft kunnen gaan in Nederland.
Vroeger werd tegen kinderen gezegd: "De volwassenen zijn aan het praten, daar moeten jullie je niet in mengen." Kinderen moesten mee naar de kerk en leerden zo een uur lang stil te zijn. Een oefening in geduld volgens Rosenboom. Kinderen van nu kennen geen geduld meer, kunnen alleen maar schreeuwen en willen alles NU.


Hij vergelijkt Nederland met het buitenland.
In het buitenland fluistert men nog in bijv. een restaurant om anderen niet tot last te zijn. Er wordt gelachen in plaats van gebruld.
In het buitenland kunnen kinderen ook nog mee naar een museum, die beginnen niet meteen rond te hollen en te roepen en schreeuwen.
Maar dan de Nederlander:
"Hij denkt dat hij overal recht op heeft en dat alles om hem draait.
Bovendien is hij ongeremd en verwacht dat andere mensen hem geweldig vinden. Het kan niet missen: we hebben het hier over de Nederlander.
Tussen de buitenlanders, die over het algemeen veel rustiger zijn, pik je hem er direct uit. En dat is jammer voor de Nederlander."


Het is de schuld van de opvoeding, kinderen wordt geen rem meer opgelegd.
In het buitenland zag hij een man aan komen rijden op een brommertje met een kind voorop. De man ziet een kennis, stopt, en maakt een praatje. Het kind bekijkt de kilometerteller, legt zijn handen op het stuur en zegt zacht broem, broem en rijdt denkbeeldig brommer.
Maar nu in Nederland... het kind begint te jengelen, vraagt constant de aandacht en krijgt deze ook! Ach ja, hij heeft al echt een eigen willetje hè, wordt er dan gezegd.
Voor het kind wordt in winkels ballenbakken en/of kinderopvang gecreëerd, vakanties staan in het teken van het kind. Het kind heeft het voor het zeggen niet de ouders. Er is geen rem meer met alle gevolgen van dien...


Deze ongeremdheid werkt door tot in de volwassenheid:
"Denk maar aan de joelende en hossende voetbalsupporters. Om voetbal gaat het daarbij allang niet meer. De inhoud van het feest is onbelangrijk geworden, die wordt simpelweg overschreeuwd met het eendimensionale "olé, olé, olé, olé"."
"Wie springt en schreeuwt uit zich niet, maar kan zich juist niet uiten, die voelt niets meer, alleen maar zijn eigen opwinding."

Als je niet meedoet kan het 'feest' zo omslaan in agressie. Huisartsen kunnen een klap krijgen als ze die pil niet voorschrijven enz.


Kortom, Rosenboom stelt dat mensen weer ingeperkt/afgremd moeten worden. Kinderen moeten zich weer leren beheersen en de ouders moeten niet meer alles toestaan onder het mom van, een kind moet zich ten alle tijden kunnen uiten.
"Het is te vergelijken met de tango dansen. Dan mag je heel veel dingen niet: hossen, of met je armen wieken. Maar vanuit die beperking bereik je een veel grotere mate van expressie dan wanneer je zogenaamd 'vrij' danst op van die stampmuziek."


Uitgever: Querido  37 bladzijden ISBN 90-2147-624-x

© Dettie, september 2005

Lees de reacties op het Leestafelforum en/of reageer, klik HIER


 

Publieke werken



Vorige week heb ik dit boek met mijn IRL leesgroep gelezen. In één woord prachtig, tenminste dat vond ik. Het speelt zich af in 1888, heel precies, dat heeft te maken met bepaalde ware gebeurtenissen. Toch is dit een roman en op deze gebeurtenissen na geheel verzonnen.

Het boek begint als de familie Bennemin, die een grote rol in het boek speelt, moet verhuizen naar een nieuw stuk veenland. Dit speelt zich ongeveer af in 1840-1850. Het land waar zij nu turf steken is bijna uitgeput. Zij zorgen dat ze ‘s avonds laat op de nieuwe plek aankomen en bouwen een huis want zij moeten ‘s morgens “onder rook en vuur” zijn zonder dat zij betrapt worden, anders moeten zij betalen voor hun plek.

Hoofdpersonen
De twee hoofdpersonen zijn Walter Vedder, vioolbouwer te Amsterdam en Christof Anijs, apotheker in Hoogeveen. Het zijn neven. De structuur van het verhaal is helder. Elk ‘krijgt’ steeds een hoofdstuk. Het perspectief wisselt dus elk hoofdstuk.
Het taalgebruik is schitterend en past zo goed bij het verhaal. Zijn vorige roman “Gewassen vlees” heb ik nooit gelezen dus ik weet niet of hij het daar ook gebruikt.

Hoogeveen
In Hoogeveen staat een mooie apotheek, (hij heeft ook echt bestaan en de apotheker heette Radijs.) geëxploiteerd door Anijs die echter geen academische opleiding heeft maar een diploma. Dan komt er een tweede apotheek bij in Hoogenveen en deze apotheker heeft wel een academische opleiding, de bul hangt aan de muur, Anijs voelt zich bedreigd. Hij wordt als het ware ingehaald door de nieuwe tijd.

Amsterdam
Zijn neef Vedder, de vioolbouwer, die eerst kastenmaker of schijnwerker was, wordt ook geconfronteerd met de nieuwe tijd. Op de plek waar zijn huis staat gaat een groot hotel gebouwd worden. Tegenover het Centraal Station moet het Grand Hotel Victoria komen te staan. Hij krijgt een aanbod van twintigduizend gulden, wil daarover onderhandelen en overspeelt zijn hand. Hij vraagt vijftigduizend gulden, en houdt daar tijdens de hele onderhandelingsperiode aan vast. (Ook voor zijn oudere buren, die hem een volmacht tot onderhandelen geven.) Zo komen Vedder en de maatschappij “Hotel Victoria” natuurlijk nooit tot elkaar. De bouw van het hotel gaat dan ook door, ook al zijn zij niet tot overeenstemming gekomen.

Venstervrijen
Het is van het begin af duidelijk dat dit op een verschrikkelijke manier mis moet gaan maar onderweg heb je zoveel plezier. Prachtige beschrijvingen van de gebruiken in het veen, wat tot de ondergang is gedoemd. Echte gruwelijkheden, de woorden ‘venstervrijen’ en ‘kolden-vrijer’ krijgen een betekenis die je niet snel zult vergeten. En dan het gekonkel in een gemeente als Hoogeveen, waar rangen en standen verstikkend zijn. Alles volgens de regels, die in de nieuwe tijd hun kracht verliezen. En een prachtig beeld van de groei en bloei van de stad Amsterdam, die als je het een beetje kent echt heel erg leuk is om te lezen. De plaatsen die nog steeds bestaan, het idee dat het Concertgebouw toen nog buiten de stad lag.

Allemaal lezen
Het is een dik boek maar volgens mij staat er geen letter te veel in. De karakters van de twee hoofdpersonen worden mooi uitgewerkt, het is alsof je ze kent, ze zijn zo menselijk. Je kunt niet anders dan symphatie voor hen voelen. Zij willen grote daden verrichten. Goed doen, goed zijn. Op een vreemde manier lukt dat ook nog, maar eigenlijk per ongeluk. Ook de anderen personages komen goed uit de verf en de verhaallijnen, er zijn er behoorlijk wat worden allemaal zo mooi bij elkaar gebracht. Dit is een boek dat iedereen zou moeten lezen.

Kijken
Als je in Amsterdam bent moet je maar eens gaan kijken. Tegenover het Centraal Station staat een groot wit hotel en in de gevel zitten twee huisjes er in gebouwd. Een laag en breed, de ander smal en hoog. In de een zit een souvenierwinkel. De oplossing is schitterend. Als je dit boek gelezen hebt kijk je met andere ogen naar deze twee huisjes. Ik hoop dat het voor de echte eigenaren een beetje beter is afgelopen, je vraagt je af…..

ISBN 9021479788 Ingenaaid, 488 pagina's Verschenen: november 2001 Querido

© Lizzy, september 2002

Lees de reacties op het Leestafelforum en/of reageer, klik HIER

 

Publieke werken


Publieke Werken beviel goed.


Neef Vledder in Amsterdam, tegenover het Centraal Sation woont hij op de plaats waar het Victoriahotel gebouwd gaat worden, hij krijgt een bod op zijn huis...en neef Anijs in Hoogeveen, die boven zijn stand getrouwd is en een apotheek heeft, maar zich bedreigd voelt door de komst van een nieuwe, veel beter opgeleide apotheker, en die de aansluiting mist bij de notabelen, maar hoog in aanzien staat bij de arme sloebers in het veen. En nog een derde neef, een duister figuur, die bijna steels uit Amerika overkomt en weer verdwijnt...


Het wisselen van de verhaallijnen werkt altijd goed, geeft toch een soort cliffhanger-idee. In het middengedeelte vertraagt de boel, maar als je dan even doorbijt, wordt het laatste stuk ongemeen spannend.. Je weet dat die twee neven dingen bekokstoven die niet kunnen, je weet dat immers die huisjes daar in Amsterdam er nog steeds staan dus niet verkocht zijn, en toch..en toch..hoe loopt het af??
Jammer dat er dingen blijven hangen.
Pleegzoon Theo speelt een raar spelletje, je komt er het fijne niet van aan de weet. De viool waar zogenaamd de ruis in gevonden moest worden? Hoe zit dat?
Ook zou ik graag meer geweten hebben "van de andere kant", hoe de arme sloebers dachten over al dat gekonkel, hoe de hotelbouwer dacht over die koppige vioolbouwer. De onderhandelingen komen eigenlijk maar van één kant, alleen Vledder is aan het woord, wat denkt de tegenpartij?? En zijn er opmerkingen genoeg, maar: het was de moeite waard om door de soms archaïsche taal heen te bijten, die alleen maar vervelend was in het tragere stuk.


ISBN 9021479788 Ingenaaid, 488 pagina's Verschenen: november 2001 Querido

© Marjo, 30 september 2005

Lees de reacties op het Leestafelforum en/of reageer, klik HIER