Boekenarchief C-D

Christine Crutsen

Op 't boekje
Drie generaties vrouwen
Christine Crutsen


‘Weet je wat erg is? Armoe! Honger! Verwaarlozing! Geen poen hebben!’


Drie generaties vrouwen? Drie generaties armoede!
Het begint met Merie, die geboren wordt in 1888 in Krejjedörp. Dat is de Maastrichtse naam van het Quartier Amélie, een arbeiderswijk, gebouwd in 1881 op een terrein aan de Maas, vlak bij de Spoorbrug Maastricht. Het bestond uit 59 geschakelde woningen in vijf rijen aan drie straatjes. Ieder huisje had drie kamers, een keukentje, een zolder en een achtertuintje.
De huisjes waren bedoeld als eengezinswoning voor een gezin met kinderen. In die tijd waren er dan met gemak tien of meer. En waren die er niet, dan werd het huis gedeeld met andere – ook kleinere – gezinnen.


‘Boe kumpos diech vandan?’
‘Vaan ’t Vrouweveld’
‘Daan bist teich gein echte Mestreechse!’
‘Ik bin gebore in ’t Eekstersträötsje’
‘Dat is geen straot, dat is ein gats. Lui vaan reputasie woende dao neet.’


Het wijkje was een initiatief van Petrus Regout, zoon van de oprichter van de aardewerkfabriek de Sfinx waar vooral glaswerk en serviesgoed geproduceerd werd. De glasblazers van de fabriek mochten hun intrek nemen in Krejjedörp, hetgeen vooral ten voordele van de fabriek was: het was vlakbij.
Het was zwaar en gevaarlijk werk. Arbeiders stierven jong aan de ‘pottemannekesziekte’, een variant van de dodelijke ontsteking van de longen, zoals mijnwerkers dat ook hadden.


Ook de vader van Merieke Machiels stierf jong. Haar moeder werkt als huishoudster bij een gegoede familie.
Op 6 december worden Merieke en broertje Joep naar die familie gebracht door de buurvrouw. Hun wandeling door de stad geeft een prachtig beeld van het leven in die tijd. Het is koud, ze zijn dik maar ontoereikend ingepakt. Onderweg zien ze de hondenkarren, magere, verwaarloosde scharminkels van honden die zware lasten dragen. Paarden die karren trekken, maar ook mensen die sjouwen met hun handel. Als buurvrouw nodig moet, gaat ze even opzij, wijdbeens en laat het lopen.
Ze lopen over de markt, waar de kramen nog vol zijn, waar konijnen en fazanten dood hangen te wachten op een koper, of waar dieren met bange ogen verstopt zijn onder de karren en kramen.


Na de dood van hun vader wil hun moeder hen niet meer, de kinderen gaan naar een klooster. Ze gaan er naar school, en dat is dan ook het enige waar ze enig voordeel van hebben: leren lezen en schrijven. Het regiem is streng, en bidden dient ook al nergens toe, ontdekt Merieke.
Als ze veertien is, mag ze weg. Werk zoeken. In de aardewerkfabriek werkt ze voor 90 cent per dag, van 7 tot 7, met anderhalf uur pauze, zes dagen in de week. En droomt. Van een gezin, van kinderen. In haar onwetendheid en verlangen naar warmte is ze een makkelijke prooi.


‘Binnenkort pas ik hier niet meer in. Maar ik heb niets anders. Als ik ’s avonds mijn jurk gewassen heb, moet ik hem s ’morgens vochtig aantrekken. Dan kleum ik de hele dag. Mijn schoenen zijn kapot.’ Ze schopt er een uit. ‘Kijk, met touw bij elkaar gehouden. Ik heb niks, ik ben niks. Geen mens, geen vrouw en zeker geen moeder.’(-) Ik ben een schurftige del vol luizen en vlooien. Ik moet vernietigd worden als ongedierte, als ratten en muizen, ik kan onmogelijk een kind grootbrengen, ik heb niemand iets te bieden.’


Sjarel, de vader is ook pas veertien, en weet evenmin als Merieke hoe ze uit deze armoe kunnen komen. Hij doet zijn best, werkt hard, maar drinkt ook om te vergeten. En kinderen komen als vanzelf. Drie zoons, en de omstandigheden in de wereld worden slechter. De Eerste Wereldoorlog breekt uit.
Dan wordt Bets geboren, in 1920, de tweede generatie over wie dit boek vertelt. Merie stuurt haar naar de nonnen, maar weet: ook voor haar dochter zal er weinig soelaas zijn. Zelfs al worden langzaam sociale voorzieningen ingesteld, en wordt er meer omgekeken naar woon- en leefomstandigheden in achterstandswijken.


Bets stapt in dezelfde valkuilen als haar moeder voor haar deed, kiest de verkeerde man, krijgt teveel kinderen, en grote pech: opnieuw oorlog. Merie trekt bij haar dochter in, kan ze mooi op de kinderen passen, want Bets moet de kost verdienen. Lewie is ondergedoken op het platteland. Als hij terugkomt naar de stad trekt hij een jas aan die hij van een dode steelt. Maar dat was een Duitser.
Terwijl Merie met haar kleinkinderen schuilt voor het bombardement dat in 1944 Krejjedörp verwoest, sterft Lewie omdat hij wordt aangezien voor de vijand.


Wordt het na de oorlog, als er sociale voorzieningen komen beter voor de vrouwen? Nauwelijks. Merie belandt in een ouderenwoning waar ze zich niet thuis voelt. Bets probeert nieuwe relaties, waar ze niet beter van wordt. En dochter Sjanet (1944) ziet het allemaal aan en heeft haar eigen dromen: die ene goede man, die zoekt ze. Is het Sjeng?
Maar in deze blijvende armoe kan ze een gezin met vier kinderen niet aan. Ze hebben niets, moeten verhuizen naar buiten de stad, Sjanet wordt depressief in een tijd dat daar geen aandacht voor was. Haar jongste kinderen worden in een pleeggezin geplaatst, en Sjanet raakt opnieuw in verwachting. Marion wordt geboren, gevolgd door Miets. Kinderen die zelf niet opgevoed zijn, kunnen ook geen kinderen opvoeden.


Je kan het je niet voorstellen. Ja, rond 1900, toen waren het andere tijden, toen was er armoe. Maar na de tweede wereldoorlog, toen was er toch vooruitgang? Toen kreeg iedereen toch kansen? Waarom konden deze vrouwen die niet aangrijpen? Het is niet dat ze het niet willen, ze doen hun best, voor zichzelf, voor hun kinderen en toch…


Christine Crutsen maakt duidelijk hoe dat kan zonder direct psychologische verhandelingen te gaan houden.
Op ’t boekje is een indringend verhaal over drie vrouwen die er maar niet in slagen om een goed leven te krijgen. Op de achtergrond lezen we over de (ontbrekende) sociale omstandigheden, over de fabrikanten die er niet voor terugdeinsden om te profiteren van de armelui. Over de gevolgen van de oorlogen. Een verhaal waarvan je hoopt dat het fictie is. Maar we weten beter.
Als je geboren wordt voor een dubbeltje, zul je nooit een kwartje worden.


Christine Crutsen schreef Naakt met cactus (1998) Na het feest (1999), In ijzeren zwijgen (2001), Een koningswens (2007), Nestgeur(2009), PIT (2012)


ISBN 9789493048249 | paperback | 300 pagina's | Uitgeverij Tic | oktober 2020

© Marjo, 19 november 2020

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER