Boekenarchief T-U-V

Arjan Visser

altGod sta me bij want ik ben onschuldig
Arjan Visser


‘Het leven is wat je overkomt terwijl je andere plannen maakt’.


Deze uitspraak van John Lennon is wel van toepassing op het laatste boek van Arjan Visser.  Zijn plan was in Spanje een boek te gaan schrijven over een familiebedrijf waar zes broers de boel vergeefs proberen staande te houden. Maar dan bereikt hem het bericht dat een van zijn zussen, woonachtig in Spanje, in de problemen is geraakt. Alice zou in drugs gehandeld hebben, met man, zoon, en anderen. Nu is de spreuk ’twaalf ambachten dertien ongelukken’ op haar van toepassing en meestal rolt ze er wel weer uit, maar hij kan haar toch niet in de steek laten?


Spanje staat ook voor een onduidelijk verleden: dat van zijn vader. Alice lijkt wel op hun overleden vader, constateert hij: ook die viel van de ene zaak in de andere. Een daarvan was een sinaasappelhandel, waarvoor hij regelmatig naar Spanje reisde. Wetend dat zijn vader een vrouwenman was, waren er zeker ook vrouwen in het spel. Ook al ontkent zijn moeder dat.  Maar wie was dan dat meisje Fina dat een blauwe maandag bij hen in huis woonde, en later door haar moeder vermoord werd? Wat had hun vader met hen te maken? Heeft Arjan misschien halfbroers of halfzussen in Spanje? Je weet maar nooit...

Het plan voor het nieuwe boek verdwijnt voorlopig in de ijskast en schrijft hij een boek over zijn belevenissen in verband met de zoektocht naar Fina, en wat er met haar gebeurd is. En over de perikelen rond de van drugshandel verdachte zus, hetgeen een aardig inkijkje geeft in de rechtsgang in Spanje.


Arjan Visser is schrijver en journalist. Ergens stelt hij dat een verzonnen verhaal geloofwaardiger is dan de werkelijkheid. In de wetenschap dat herinneringen evenmin objectieve verhalen zijn - ze raken vervormd in het geheugen van degene die ze vertelt – is alles wat hij opduikt om daar zijn verhaal mee te vormen van begin af aan onbetrouwbaar. Gelukkig zijn er feiten uit kranten en andere paperassen, en een enkele foto, maar het is weinig. Steeds meer wordt duidelijk dat de schrijver zijn eigen verhaal vertelt. De warboel aan herinneringen van hemzelf en van anderen vergroten de onmacht om het verleden te reconstrueren. Maar zelfs het heden is geen kant en klaar verhaal.


Of we de waarheid ooit zullen leren kennen blijft onduidelijk. Het boek zwalkt heen en weer: is het een autobiografisch verhaal over de moeilijkheden waarmee een schrijver moet worstelen? Is het een misdaadroman over een moord van jaren her? Is het een familieverhaal waarbij een overeenkomst wordt gevonden tussen de vader en de dochter?
En al lijkt het zo dat de schrijver niet kon kiezen, dat is geenszins de indruk die je al lezende krijgt. Het is het verhaal van de journalist/schrijver, die ook de zoon en de broer van is.  Het een roept de interesse in het verleden op, het ander veroorzaakt de zorg voor de familieleden. En zoals het leven nooit sec die ene lijn volgt, zo doet dit boek dat ook niet.
En dan heb ik het nog niet gehad over de prettige schrijfstijl of de manier waarop de overleden vader in het heden zijn zegje doet.


Arjan Visser (Werkendam, 1961) is een Nederlands journalist en schrijver. In 1991 wint hij een literaire prijs met een kort verhaal; vanaf dat jaar vestigt hij zijn naam als journalist en interviewer, achtereenvolgens bij Libelle, Nieuwe Revu en dagblad Trouw.
Hij is voornamelijk bekend vanwege zijn lange interviewreeks De tien geboden, die gebundeld zijn verschenen. Met De Laatste Dagen won hij enkele prijzen.

ISBN 9789025447007 | Paperback | 240 pagina's| Uitgeverij Atlas Contact | februari 2016

© Marjo, 5 februari 2016

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

De laatste dagen


In 1910 ontvangt Prof Rijnierse, zenuwarts, een telegram van de officier van justitie met het verzoek zo snel mogelijk naar B. te komen, voor een geval van godsdienstwaanzin.
De professor gaat op reis en komt na een niet zo voorspoedige reis aan te B.


De feiten zoals ze hem verteld worden zijn als volgt:
Bij een boer, die de laatste tijd nogal ziekelijk was, werden bijeenkomsten gehouden, waarbij in de bijbel werd gelezen en psalmen werden gezongen. Daarbij aanwezig waren behalve de boer, zijn vrouw, zoon en dochter, ook een knecht ook een man, die al een tijd als vermist was opgegeven door zijn echtgenote, en die preken hield. En er waren twee dames uit het nabijgelegen dorp en een jong meisje.
Op een nacht was de dominee, die preken hield, vermoord omdat men dacht dat hij van de duivel bezeten was. De aanwezigen hadden hem getrapt en geslagen.
De boer en zijn zoon waren in hechtenis genomen. De boer bleek een zwaar ontstoken been te hebben, en raaskalde. De knecht was verdwenen. In de loop van het onderzoek genas de boer van zijn been en ook de wanen verlieten zijn hoofd. De zoon werd vrijgelaten en dreef de boerderij samen met zijn moeder. De knecht werd niet gevonden en zou vast een hersenspinsel zijn, ontstaan bij de andere wanen. En het onder zoek werd afgesloten.

"Vermoedelijk heeft ook bij velen, die aan de samenkomsten van de landbouwer deelnamen, aanvankelijk de wens bestaan om de diep verborgen waarheid te zoeken, maar zijn zij daarbij verdwaald in het doolhof van valse en ziekelijke voorstellingen, door een dweepzieke voorganger- zelf reeds met waandenkbeelden besmet- gegeven, die met de godsdienst niet alleen niets te maken hadden, maar zelfs geheel daartegenover stonden."

Dan volgt het verhaal, van wat er echt gebeurd is. Een vrij ingewikkeld web van personages, waarbij niet iedereen is wie hij denkt te zijn, ontvouwt zich. Aanvankelijk rustig maar steeds sneller gaat het tempo van de gebeurtenissen tot de climax, die je met een zucht terug in de alledaagse wereld laat ploffen. Pfft, wat een verhaal!

Visser zet een stel typen neer, die je in je familie niet hoopt te hebben, terwijl het eigenlijk ook heel gewone mensen zijn. Mensen die proberen een zinnige draai aan hun leven te geven, in een poging gelukkig te worden. Een gebrek aan (kunnen) communiceren leidt echter tot bizarre taferelen, waarbij Visser de delen van de puzzel prachtig in elkaar laat vallen en de lezer nogal eens op de verkeerde voet zet.

"De laatste dagen" wordt voorafgegaan door twee motto's, de eerste van Woody Allen, het tweede van Marcus Valerius Martialis.

Proffesor Levi: "Now, then, the first thing that happened to the early Israelites was that they conceived a God who cares. He cares, but at the same time, He also demands that you behave morally. But here comes the paradox. What's one of the first things that God asks? That God asks Abraham to sacrifice his only son, his beloved son, to Him. In other words, in spite of millennia of efforts, we have not succeeded to create a really and entirely loving image of God. This was beyond our capacity to imagine."

En:

Je zou niet bang moeten zijn voor je laatste dag, maar je zou er ook niet naar uit moeten kijken'(in Latijn)

In het verhaal moet de boer zijn varken slachten.


"het begon op het moment waarop hij het varken vertelde dat zijn laatste dagen waren aangebroken. Dat was een ritueel dat hij iedere keer doorliep.
Simon geloofde dat de boodschap het onderbewustzijn van het varken zou bereiken, waardoor het dier minder hard zou schreeuwen als hij het mes in zijn keel voelde. De laatste dagen werd het varken door de boer vertroeteld; hij kreeg meer te eten en werd met warm water gewassen. Aan het begin van de slachtmaand, op 1 november, werd het varken geslacht. (--) Hij had het hem verteld, met zijn hoofd zo dicht mogelijk bij het varkensoor, maar zag aan de ogen van het dier dat hij de juiste toon niet had getroffen."


Paperback | 221 Pagina's | Uitgeverij Augustus | 2003 ISBN: 9045702614

© Marjo, 3 september 2006

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER

 

Hemelval


Hemelval is een totaal ander boek dan het debuut van Arjan Visser: De Laatste dagen. En toch is het wel een “echte” Visser: je wordt als lezer meegetrokken in een beklemmend en aangrijpend verhaal. Ditmaal over twee mensen die voort modderen in een leven dat hen min of meer overkomt en waar ze geen vat op krijgen. De trieste consequenties daarvan beroeren de lezer meer dan de hoofdpersonen: die aanvaarden hun lot. Niet op een negatieve manier, maar als iets waar je maar beter het beste van kunt proberen te maken. Toch is het geen somber boek: het ontroert zonder sentimenteel te worden. De sobere stijl waarin het geschreven is, past prachtig bij de inhoud, de symboliek en betekenismogelijkheden geven het verhaal een extra dimentie. De karakters zijn goed uitgewerkt.


Het boek bestaat uit twee delen. In het eerste “Heen” ligt het perspectief (via de verteller) bij Lode Bast. We leren hem kennen als 11-jarig jongetje op de dag dat er een gewonde duif op het plaatsje in de tuin neerploft. Zijn brute en hardvochtige vader staat niet toe dat hij het gewonde dier verzorgt. Maar Lode’s interesse in duiven is gewekt. En als zijn vader twee jaar later zelfmoord pleegt, breekt er voor moeder en zoon een prettiger tijd aan en laat zij het schuurtje om bouwen tot duivenhokken. Lode wordt duivenmelker en lid van “Tot Weerziens”. Lode trekt steeds meer met zijn duiven op, maar niet op een obsessieve wijze: ze zijn zijn vrienden, want alleen op de clubavonden heeft hij contact met de andere duivenmelkers en verder heeft hij geen vrienden. Ook het suffe kantoorbaantje met pestende collega’s en een baas die hij haat, maken dat hij na thuiskomst ’s avonds al snel de duiven opzoekt die naar hem uitkijken.


Als kort na zijn pubertijd ook zijn moeder overlijdt, ontdekt hij dat het stil en eenzaam is in huis en dat hij er beter aan doet iemand te zoeken om zijn leven mee te delen. Die moet dan natuurlijk wel zijn duiven accepteren. Zo valt zijn keuze op Geesje, het meisje achter de kassa van Super Van Zanten. Ook Geesje heeft de nodige narigheid achter de rug en ze ziet in Lode een kans op een veilige toekomst en de vervulling van haar droom: een kindje. Na een heftig begin dut hun relatie al snel in, vooral na de miskraam van Geesje. Ze kunnen elkaar niet bijstaan in dit verdriet. Lode blijft prijzen winnen met zijn duiven. Hij geeft een gewonnen auto aan Geesje en hoopt haar op te kunnen beuren met een busreisje naar Lourdes. Maar Geesje wil niet mee en dus gaat Lode alleen en neemt zijn lievelingsduif mee.
Dan verschuift het perspectief in “Weer” naar Geesje. Met het autootje reist ze rommelmarkten af, op zoek naar Swarovski kristal. Bij toeval ontmoet ze een louche gebedsgenezer waar ze een avontuurtje mee heeft, dat na verloop van tijd uitmondt in een ongezonde, hardvochtige relatie. Uiteindelijk eindigt het verhaal zoals het begon: met een dode duif op de tegels en een (toekomstig) kind met een liefhebbende moeder en een hardvochtige, brute vader. Er meer over vertellen zou teveel spanning wegnemen bij het lezen van dit boek.
Door de perspectiefwisseling komt mooi naar voren wat de twee hoofdpersonen voor elkaar hadden kunnen betekenen als ze in staat waren geweest elkaar te bereiken.


Omdat toch ook dit boek niet helemaal losgezien kan worden van de gereformeerde achtergrond van Arjan Visser is het interview voor Trouw met Iris Pronk over Hemelval een aardige aanvulling (Trouw, 7 maart 2006)
Uit de recensie van Rob Schouten (Trouw, 18 maart 2006):
Over sukkelaars gaat het, in Hemelval. Maar Arjan Visser beschrijft deze losers niet vanuit de hoogte. En ook niet melodramatisch. Dat is knap. Vroeger werden boeken als Hemelval tot het sociaal-realisme of gootsteenrealisme gerekend, maar Arjan Visser lijkt er niet op uit verlekkerd een troosteloos milieu of een illusieloos Nederland te schetsen. Bij hem staat het lot van een middelmatig individu op het programma. Hij bezorgt de lezer echt mededogen, en dat is een niet gering literair effect.


Paperback | 237 Pagina's | Uitgeverij Augustus | 2de dr. mrt. 2006 ISBN: 9045702932

© Librije, mei 2007.

Reageren? Klik hier!