Demian
Hermann Hesse
Alweer de vijfde roman, uit 1919.
Dit is een bijzondere Hesse, in die zin, dat dit verhaal is voortgekomen uit de indrukken die Hesse heeft opgedaan tijdens de Eerste Wereldoorlog. Al meteen bij zijn eerste roman werkte Hesse de donkere kant van de mens uit, het ging bijvoorbeeld over eenzaamheid, uitheems voelen, grillige paden van de liefde, wat verder versterkt werd in volgende romans. Sinds Hesse de Oosterse filosofieën ontdekte en bestudeerde, buigt de donkere kant af naar de mystiek.
Emil Sinclair is een jongen, die zich niet zomaar bij vanzelfsprekendheden neerlegt; hij stelt vragen aan het leven die niet zomaar zijn te beantwoorden of die zelfs afkeurende reacties van leerkrachten kunnen oproepen. Zijn vragen hebben betrekking op God en hoe deze God in verhouding staat tot de mens. Daarnaast leert Sinclair ook de andere kanten van het leven kennen, als hij zich in de nesten werkt en afgeperst wordt door een jongen van een gemeenteschool. Sinclair's ouders zijn niet onbemiddeld en deze arme jongen, die Franz Kromer heet, wil dat geld alleen maar omdat hij zelf geen geld heeft. Maar Sinclair die nog niet de leeftijd heeft bereikt, waarop hij zakgeld ontvangt, moet tot stelen bij zijn eigen ouders overgaan, om aan de afpersing te voldoen. Zo lukt het hem beetje bij beetje wat van de schuld af te betalen, echter Kromer buit hem ook op andere manieren uit, totdat er een nieuwe, opvallende jongen, Max Demian, op school verschijnt. In begin blijft hij uit de buurt van deze vreemde sinjeur, maar Demian oefent een sterke invloed op mensen uit en voor hij het weet, heeft Demian al toenadering tot hem gezocht. Zelfs weet Demian zijn plaaggeest zo te bewerken dat Kromer Sinclair verder met rust laat. Dan ontspint zich een duw- en trek wedstrijd met Demian om zijn persoon. Sinclair wil zich losweken van de standaard opvattingen van zijn medemens, omdat hij in zijn binnenste voelt, dat hij anders dan anderen is. Demian maakt hem steeds meer attent op dingen, die hij al zelf heeft bemerkt, maar die hij nog niet kan plaatsen. Sinclair voert een lange strijd om los te komen van zijn burgelijke wortels, wat gepaard gaat met een neiging tot zelfvernietiging door de God Bacchus een tijd lang te vaak aan te roepen. Het herstel komt als hij Demian uit het oog verliest en het beeld van een jonge vrouw op straat een nieuwe heilige overtuiging in zijn innerlijk doet opstaan.
Een nieuwe fase gaat in als hij de oude theoloog Pistorius ontmoet. Sinclair komt er achter dat er een groep mensen bestaat die boven alles staan. Deze uitverkorenen proberen naar een betere wereld te streven.
Uiteindelijk door zijn dromen en een opgestuurd schilderij vind hij Demian terug en weet nu dat hij tot hen hoort, dat hij hen nooit meer zal verlaten. De eerste ontmoeting met Demian's moeder is een verpletterende ervaring voor Sinclair, het voelt als thuiskomen aan. Zijn Godvrezende ouders hebben hem altijd geleerd angst voor God te hebben, Demian en zijn moeder leren hem nergens bang voor te zijn, alleen dan is hij echt op weg naar zijn redding. Maar het geluk blijft niet duren, de Eerste Wereldoorlog is in aantocht en Sinclair, Demian en zijn moeder ontkomen niet aan haar greep.
Qua stijl is dit een breuk met het verleden. Alle voorgaande romans wentelden in weelderige beelden, hier schrijft Hesse voor het eerst voor zijn doen sober. Maar het is wel een doeltreffende soberheid, elk woord is raak en je raakt als lezer al snel in de ban van Sinclair en wordt helemaal koortsig als Demian uit het niets verschijnt en zijn haast messias-achtige uitstraling begint te werken.
Deze roman begint eenvoudig, maar wordt steeds complexer en Hesse maakt er zelfs een mystieke ervaring van, hiermee vooruitlopend op zijn novelle Siddartha uit 1922. Voor mij is dit een absoluut meesterwerk, krachtig geschreven, meeslepend, verrassend en diepgaand. Maar het is me nog niet duidelijk wat Hesse met dit boek wil zeggen. Het hele boek werkt toe naar de wereldoorlog die het juist herstelde broze evenwicht van Sinclair en de mens in het algemeen ruw verstoort en vernietigt. Toch meen ik dat aan het einde van het verhaal een sprankje hoop gloort.
Subtitel: Een geschiedenis van Emil Sinclairs jeugd Auteur(s): Hermann Hesse Uitvoering: Paperback, 255 bladzijden, 1971 (in deze uitvoering) ISBN: 90 234 1120 x Uitgeverij: De Bezige Bij
© rotor