Boekenarchief H

Richard Harvell

De klokken
Richard Harvell


Flaptekst:
Mozes Froben wordt geboren in de Zwitserse Alpen, waar zijn dove moeder de klokkenluidster is van de mooiste en luidste klokken van het land. Door de muziek heeft Mozes een perfect gehoor ontwikkeld. Maar zijn vader is bang voor hem, en hij gooit Mozes het dorp uit. Van nu af aan zullen alleen zijn oren hem tot gids zijn in een boze en gevaarlijke wereld. Hij wordt van een wisse dood gered door twee monniken, die hem meenemen naar de machtige abdij van Sankt Gallen. Mozes krijgt door zijn absolute gehoor een plaats in het koor. En het is daar dat hij zijn grote gave ontdekt: de kunst om mensen met zijn geniale stem te betoveren. Juist die gave brengt hem zijn grote ongeluk: zijn koordirigent Ulrich wil die stem behouden en ontneemt Mozes zijn mannelijkheid. Mozes is musico geworden, castraatzanger. Hij zal voor altijd de stem van een engel hebben, maar hij moet zijn schaamtevolle lot verbergen voor zijn vrienden en zelfs voor het meisje op wie hij verliefd is geworden. Als zij naar Wenen verhuist, vindt Mozes dat hij de waarheid niet langer kan ontkennen en besluit hij haar te volgen. Zijn weg zal hem brengen naar de premirère van een van de mooiste operas aller tijden: Orfeo ed Euridice van Gluck...

---

Ik heb zelden problemen met de cover van een boek. Op het eerste zicht lijkt de foto een monnik in zwarte habijt te zijn maar het is een jonge vrouw met zwarte sweater en kap. Daar is niets op tegen maar de achtergrond met het verwarmingselement, het moderne raam en het gordijn maakt het geheel ongepast bij een verhaal dat speelt in de 18de eeuw.
Het tweede storende element is de domme keuze van de titel. De klokken in het boek refereren naar echte kerkklokken die als een rode draad door het verhaal zijn bedoeld (doch onvoldoende uitgewerkt). Maar als je schrijft over een castraatzanger, mag je toch wel even nadenken. Mocht de keuze opzettelijk zijn, dan is het eenvoudigweg platvloers. Ik kan hier echt geen verantwoorde symboliek in zien.


De roman zelf is goed geschreven, misschien hier en daar wat archaïsch in woordkeuze en stijl.
Het verhaal boeit van begin tot eind. Wat men voor de zangkunst over had dat men jongetjes castreerde is niet te vatten… het leed.
De duidelijkst uitgewerkte rode draad in de roman is het verhaal van Orpheus en Euridice, die uiteindelijk leidt tot de première van de gelijknamige opera van Gluck. De rol van Orpheus werd oorspronkelijk geschreven voor castrato-mezzosoprano maar later herschreven voor tenor.
Ik zocht op You Tube naar het lied “Che faro senza Euridice” (Waar moet ik heen zonder Euridice) het lied dat Mozes, het hoofdpersonage in het boek, op het podium zingt en vond verscheidene uitvoeringen, door tenoren én door mezzosopranen. De mooiste vond ik uiteindelijk deze
 

Che farò senza Euridice
Dove andrò senza il mio ben.
Euridice, o Dio, risponde
Io son pure il tuo fedele.
Euridice! Ah, non m´avvanza
più socorso, più speranza
ne dal mondo, ne dal cel.


Ook Mozes zal zijn geliefde vinden maar weer verliezen...
Om te besluiten: Het is een mooie roman in een historisch vrij juist kader en met enkele opmerkelijke passages. De moeite waard om te lezen als men niet te veel verwacht.


Voor uitleg over de opera, klik hier en hier

ISBN 9789044615845 399 pagina's | Uitgeverij Prometheus | september 2010
Vertaald door Pim Lukkenaer

Hermine, 8 maart 2011

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER