Johanna Nilsson 

Trooststeen


Hanna is een doodnormaal meisje van tien: ze woont met haar ouders, haar oudere broertje en haar jongere zusje in een leuk huis, gaat naar school, heeft een vaste vriendin en kan verder met iedereen normaal overweg, heeft heerlijke grootouders. Kortom: er is niets aan de hand. Dat verandert als Karin, haar vriendin, na de zomervakantie opeens overloopt naar het groepje populaire meisjes van de klas en Hanna in de steek laat. Hanna komt in een vicieuze cirkel terecht, ze wordt genegeerd door de klas, ze trekt zich terug, ze wordt nog meer genegeerd en ronduit gepest, weer trekt ze zich verder terug, het leven op school wordt een hel. Thuis vertelt ze er niets over en de juffrouw op school kan haar ouders alleen maar melden dat “Hanna in de pauze wel veel alleen is”. Alleen bij haar opa, met wie ze een heel goede band heeft, voelt ze zich veilig. Helaas, net op het moment dat ze met hem wil gaan praten over de situatie op school, overlijdt hij aan een fladderend hart. Nu kan ze alleen nog terecht bij haar trooststeen, een prachtige steen die ze in de vakantie aan het strand gevonden heeft en die ze altijd in haar zak draagt. Hanna vertelt thuis niets over haar problemen, al vragen haar ouders regelmatig naar haar contacten met Karin en andere vriendinnen. Van nature heeft Hanna andere belangstellingen dan haar klasgenoten, zij is niet, als veel aankomende pubers, gericht op zaken als verliefdheid, ongesteldheid en zoenen als wel in de wereld om haar heen. Als reactie stort ze zich nog meer op haar schoolwerk, wordt een echte studiebol en daardoor nog meer het mikpunt van de klas. Ook buiten school durft ze geen contact meer te maken: op de tafeltennisclub, waar mensen onbevangen tegen haar aankijken en graag met haar willen praten, sluit ze zich volkomen af. Het verhaal van Hanna loopt door tot de schoolreis voor de zomervakantie. Daarna zal ze met dezelfde klas (!) naar de bovenbouw gaan, ze is dan bijna twaalf jaar.
Dit chronologisch vertelde verhaal wordt afgewisseld door gedachten van Hanna als ze opgenomen is in een psychiatrisch ziekenhuis. Ze verblijft hier al twee jaar en ze is dan begin twintig. De periode tussen haar twaalfde jaar en haar opname in de instelling blijven vaag. Duidelijk wordt echter wel dat ze zich steeds meer terugtrok, niemand meer vertrouwde, niemand meer in de buurt wilde laten komen en daardoor zo eenzaam werd dat ze slechts door automutilatie contact kon houden met de werkelijkheid. Door pillen, spuiten en tweemaal in de week een gesprek met een gek achter een bureau is ze zover dat men haar rijp acht voor vertrek uit het ziekenhuis. Ze vertellen haar allemaal dat als ze door deze moeilijke periode heen is, ze gegroeid zal zijn en het leven weer aan zal kunnen. Op de laatste bladzijde loopt ze zonder om te kijken haar kamer uit én de wereld in.


Ik vond dit ronduit een schokkend boek, soms zat ik letterlijk met ingehouden adem en samengeknepen tenen te lezen. Johanna Nilsson bouwt de spanning in heldere taal bijzonder goed op. Daarnaast zijn de stukken die spelen in het heden, ondanks of juist door hun vaagheid, prachtig en poëtisch. Knap om zo’n afwisseling van stijlen te hanteren. Verder verwoordt ze heel goed de gevoelens van een meisje in de vroege puberteit en de keuze die Hanna later moet maken tussen “normaal” leven met alle pijn van dien en “gek” blijven door zich terug te trekken in zichzelf.


Uitgeverij De Geus, 2005 Gebonden, 286 bladzijden ISBN9044503332.
Oorspronkelijke titel: Hon gär genom tavlan, ut ur bilden Vertaler: Edith Sybesma

© janna2, augustus 2006

Reageren? Klik hier!