labberkoeltjeLabberkoeltje
Hanz Mirck

Labberkoeltje? Wat is dat?
Het woord blijkt wel degelijk te bestaan. Het betekent zoiets als flauwe wind, zuchtje wind.
Hans Mirck is een bekroond dichter. Toch is deze bundel geen poëziebundel.
Of is het dat wel?
‘Prozagedichten’, staat op de omslag.
Maar wat is een prozagedicht? Het is geen lopend verhaal met begin en einde en het is geen (al dan niet) rijmende poëzie, maar een mengvorm.
Het ziet er echter wel uit als een ‘normale’ tekst, waarin zinnen in een logische volgorde achter elkaar door lopen. De lengte is variabel, een halve pagina, of ook een stukje doorlopend op een volgende bladzijde.
Het is rijke taal: veel beeldspraak, verwijzingen, volop gebruik van bijvoeglijke naamwoorden.

Ok, dan Labberkoeltje. Het is al vrij snel duidelijk dat het vertelperspectief, als er dat is, voornamelijk de wind is. De teksten zijn gerubriceerd in de vier seizoenen, waardoor alle aspecten van de wind gebruikt kunnen worden. Van een beginnend flauw briesje tot een ware storm.
En is het dan niet logisch dat er een vergelijking in de teksten zit met het leven van de mens, met name dat van Hanz Mirck?
In een mensenleven kan het soms lekker ‘labberen’, maar net zo goed heftig tekeer gaan.


‘De schommel in de achtertuin was al lang niet meer in gebruik. Alleen de wind bewoog hem nog. De schommel moest weg, zei mijn vader. Symbolisch voor het afscheidnemen van je kindertijd. Een storm heeft hem omvergeblazen.’

‘Als het weer zover is zoek ik mijn weg naar zee. De zee kan zich niet verweren, zou je zeggen. De zee verzet zich niet, kun je ook zeggen. De schepen die ik tegenkom ben ik vergeten als ik ze voorbij ben. Daar waar ik mijn gang kan gaan loei en raas en bulder en jank ik van boosaardige blijheid, maar in het oor van de storm is stilte, het begin van het besef dat ik zoveel woede heb alleen om mezelf, omdat ik niet meer aan mezelf kan ontkomen, stil of stormend, het witte trillende schuim op het water dat bestaat uit miljarden knisperend openknappende luchtbelletjes, dat niets, dat ben ik.’


Hanz Mirck (1970) publiceerde tien dichtbundels en een roman. Zijn debuut Het geluk weet niets van mij werd genomineerd voor de C. Buddingh’ prijs, zijn tweede bundel Wegsleepregeling van kracht werd bekroond met de J.C. Bloemprijs en zijn laatste bundel Sirius werd genomineerd voor de Grote Poëzieprijs.
Mirck was stadsdichter van Zutphen en Apeldoorn en schreef jarenlang actualiteitsgedichten voor de VPRO- en EO-radio. Hij is docent Nederlands.

ISBN 9789492241856 | Paperback | 108 pagina's | Uitgeverij Magonia | augustus 2025 |

© Marjo, 29 september 2025

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER