jeugd 6-9 jaar

Marina Theunissen

altDe zeven levels
Marina Theunissen


Thomas verveelt zich. Hij heeft geen zin om te voetballen met zijn vriendjes, en wil maar één ding: een computerspel dat Yuca heet. Laat hij dat nu nog krijgen ook! Dan mag hij dit wel denken:
’Het voelt alsof ik op een pak wolken loop. Mijn mama en papa zijn de liefste mensen van de hele wereld.’
Die avond als hij in zijn bed ligt, hoort hij een onbekende stem:


‘Ben jij het mama?’
‘Nee joh! Kijk eens uit je doppen. Zeg eerlijk: zie ik er uit als een mama?’


Nou nee: Thomas ziet een klein geel mannetje op zijn spelcomputer zitten, een ventje met een veel te dik rond hoofd, en een nog dikkere buik. Hij heeft abnormaal lange armen en pikzwarte ogen, en stelt zich voor als Yuca. Hij zegt dat Thomas mee moet, het spel in, en om dat te kunnen verwezenlijken heeft hij micronaise bij zich: Thomas wordt net zo klein als Yuca, ze stappen de computer is, en dan begint het spel. Langs de verschillende levels moeten ze diverse opdrachten vervullen, dingen als pianospelen op de toetsen van een brug om er over heen te kunnen komen of granaatappels verzamelen voor de ‘kweenies’ die hen anders niet door zouden laten. De eindopdracht is het redden van een prinses die in de handen van een reus gevallen is.
Het verhaal ontwikkelt zich als een echt computerspel, en deed mij erg denken aan ‘Commander Keen’, die jaren geleden in dit huishouden erg populair was. Als je niet binnen een bepaalde tijd slaagt in je opdracht of die verprutst moet je opnieuw beginnen. Hoeveel tijd je hebt kan, je zien aan de ‘synchronen’ die ergens bovenin hangen.


‘Pfff!’ Met mijn linkerhand veeg ik de zweetdruppels van mijn hoofd. ‘Dat was op het nippertje. Heb jij nog meer van die verrassingen?’
‘Dit is nu eenmaal het spel,’ grijnst Yuca. ‘Als je op voorhand alles weet, is er niets meer aan.’
‘Spel! Spel! Die reus zag er wel echt uit. Jij brengt mijn leven in gevaar. Weet je wat?’ Yuca kijkt niet eens naar mij. Erger nog, hij doet alsof hij me niet hoort.
‘Hier!’ zegt hij en haalt vanachter een struik twee knalrode rugzakken vandaan. ‘We gaan appelen plukken.’


Het verhaal begint niet zo goed. Een ik-verteller is voor veel kinderen lastig lezen, ze identificeren zich te veel met de hoofdpersoon. En als deze 'ik' zonder al te veel zeuren zomaar een duur cadeau krijgt van zijn ouders, is dat niet erg opvoedkundig. Maar je vergeet dat al snel.
Thomas speelt dus dat computerspel, en kinderen die zich regelmatig bezig houden met zulke spelletjes en misschien zelfs Commander Keen kennen, zijn gewend zich zodanig te identificeren dat het er niet meer toe doet. Bij een computerspel bèn je degene die de opdrachten moet vervullen, en dat ben je dus in dit boek ook.
De illustraties – veel! – zijn erg leuk, en ook druk: er valt veel op te bekijken. Voor een jonge lezer is deze tekst redelijk goed te behappen: de hoofdstukken zijn wel wat aan de lange kant, maar zoals ik zei: er zijn veel tekeningen, de zinnen zijn kort en er is veel witruimte. Met de leuke avonturen en de flitsende dialogen is dit een geslaagd boek geworden.
Maar… helaas is er een maar. Er worden veel Vlaamse termen en uitdrukkingen gebruikt, die voor Nederlandse kinderen vreemd zijn.
‘Ze raken me ei na’ ’ze ziet me graag’  ‘het zal voor een andere keer zijn’ ‘dit is geen moment om te grappen’ en nog meer.


‘Ach,’ zuchtte het vrouwtje. ‘Vroeger was alles veel eenvoudiger. Een beetje hocus pocus. Wat turen in een kristallen bol. Raad vragen aan een toverspiegel, of wat zwaaien met een toverstaf. Maar nu is het allemaal anders, met die ‘spitstechnologie!’ Nerveus veegt ze haar handen proper aan haar kanten schort. ‘

 
ISBN 9789079552801 | Hardcover | 126 pagina's | Kramat | juni 2012
Illustraties van Bart Mertens
Leeftijd 7-9 jaar

© Marjo, 11 januari 2013

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER