Als je de stilte ziet
Thomas Verbogt
De ik-verteller en zijn zus zijn er mee opgegroeid dat er vaak zomaar vreemden over de vloer komen, soms ook blijven voor een tijdje. Wie of waarom weten ze niet. Dat neemt niet weg dat het onwennig is als Alexander Hempel bij hen komt wonen, voor onbepaalde tijd. Hij is een buurjongen, wiens vader opgenomen is in een inrichting. Zijn moeder is vertrokken naar haar zus.
Zijn komst volgt op een akelig voorval. De vader van de verteller greep in toen de buurman zijn vrouw mishandelde. De verteller stoof er op zijn beurt op af af toen hij zag hoe ook zijn vader neergeslagen werd. Wat er precies gebeurd is, dat herinnert de ik-figuur zich niet en daar wordt niet meer over gepraat. Ook Sander heeft het nergens over.
Maar er is iets. En hij beseft pas veel later dat zijn moeder wèl wist wat er gebeurd was.
Ik hoef er niet over te praten,’ zeg ik.
Mijn moeder schudt langzaam haar hoofd, pakt mijn hand en zegt: ‘Misschien wil je dat later wel. Als we er niet meer zijn.’
Sander is even oud als de verteller, zit in de parallelklas. Maar er was geen contact tussen hen. Hij wil dat nu wel, ze wonen immers bij elkaar in hetzelfde huis, maar vrienden schijnen ze maar niet te kunnen worden. Zijn pleegbroer gaat zijn eigen gang, net als de verteller.
Terwijl die zijn schooljaren doorloopt en gaat studeren, uitgaat met meisjes, en af en toe verkering heeft, is Sander altijd op de achtergrond aanwezig. Een schim op de achtergrond, ondoorgrondelijk, terwijl hij zo graag bevriend was geweest. Waarom hield Sander hem op afstand?
‘Had ik hem dat jaar gezegd dat je de stilte kon zien? Nee, dat was eerder. Hij had een andere stilte in zijn hoofd, hij hoorde daar zijn woede in, maar toch was het stil, dat moest.
Ik zeg dat ik me dat kerstdiner herinner, maar niet dat zij (=de zus) en ik het zo leuk hadden, dat we zo vrolijk met elkaar waren.
‘Maar het was niet altijd heel erg, zegt Marleen. ‘Tussen ons, bedoel ik. Soms waren we het leukste broertje en zusje die er maar te bedenken waren. Misschien wel vaker dan soms.’
Op het moment dat hij dit verhaal aan ons verteld is hij schrijver. Toneelstukken veelal. De zestig gepasseerd kijkt hij terug op zijn leven, en omdat Sander daar een belangrijke rol in had, draait het om deze jongen, die een wazige figuur blijft. Er was iets, maar wat? Door introspectie, door dingen op een rijtje te zetten probeert hij er achter te komen wat er dan wel was, maar het zal dus jaren duren voor dat duidelijk wordt.
Zoeken naar antwoorden op deze manier, dat is de stijl van Verbogt. Langzaam en om de kern heen draaiend komen we bij de apotheose. Ook voor de lezer geldt: je voelt dat er iets is, maar wat?
Een lichte spanning is er zeker, maar het zijn vooral de vaak weemoedige beschouwingen over het leven die boeien, en de zoektocht van de hoofdpersoon naar zijn plaats daarin.
In iedere roman van Verbogt draait het om iets wat onbelangrijk lijkt maar dat toch wezenlijk is. Iets wat geheimzinnig lijkt, maar dat eigenlijk alleen is voor de hoofdpersoon. Een hoofdpersoon die bescheiden en vaak onzeker in het leven staat, en die de wereld om hem heen met bijziende ogen gadeslaat: hij is zich niet echt bewust van de feiten, en mist daardoor het wezenlijke dat voor anderen duidelijk is. Menselijke verhalen, personages die het leven observeren en proberen te doorgronden. En altijd die heimwee naar wat ooit was, en de vaststelling dat je er- helaas - niets meer aan kunt veranderen.
Thomas Verbogt (1952) debuteerde in 1981 met de verhalenbundel De feestavond. Sindsdien schreef hij vele romans, verhalenbundels en toneelstukken.
ISBN 9789046826621 | Hardcover | 256 pagina's | Uitgeverij Nieuw Amsterdam | januari 2020
© Marjo, 8 maart 2020
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER