De koningin en ik
Het gegeven is leuk: in Engeland wordt (eindelijk!!) voor een republiek gekozen, en de nieuwbakken leider zet de koninklijke familie uit hun huizen.
Ze hebben nooit een beroep geleerd, dus ze komen in aanmerking voor een sociale uitkering. En moeten wonen in huizen van de sociale woningbouw. Tussen de asocialen dus. De koningin-moeder komt in een bejaardenwoninkje, de anderen bij elkaar in de straat in een klein huisje. De koningin treft het: haar huisje is net opgeknapt, ze kan er zo in.
Ieder lid van de familie reageert zo op zijn eigen manier op deze gedwongen verhuizing. De koningin houdt zich nog het beste: ze heeft geleerd zich altijd fatsoenlijk te gedragen, altijd belangstelling te tonen voor de ander, en vooral: zich te beheersen. Haar man Philip echter kan het helemaal niet aan: hij gaat naar bed en komt er niet meer uit. Eet niet, drinkt nauwelijks, en moet tenslotte opgenomen worden. Er is geen plaats in een gewoon zieken huis, dus hij belandt in een inrichting voor geesteszieken. Je snapt wat er gebeurt als hij zegt dat hij de prins-gemaal is..Diana blijft een frivool persoontje, ze stort zich op het verven en behangen van haar woning en kijkt nergens anders naar. Charles is in zijn sas: hij kan eindelijk zijn passie voor tuinieren uitoefenen. En de jongens hebben met de kinderen uit de straat de tijd van hun leven!
Natuurlijk kun je hiermee heel grappige situaties schetsen. De wereldvreemdheid van de koninklijke hoogheden en de reacties van de buurt, het is vaag slapstickachtig. Maar Townsend gaat te ver. Ze besteedt een paar hoofdstukken aan de hond die eveneens losslaat. En als het te lang duurt en te ver gaat, is het allemaal niet grappig meer...
ISBN 978-90-6801-361-0 paperback 257 pagina's Uitegevrij De Prom, 1993
© Marjo