Het Witte Land
Rob Verschuren
Als kind heeft Bobby op een akelige manier kennis gemaakt met de eindigheid van het leven: als achtjarig jongetje ziet hij hoe een ekster een jonge merel uit het nest plukt en er mee wegvliegt. Eenmaal op de middelbare school is het de juf van Latijn en Grieks die verongelukt met haar auto. Als adolescent begeleiden haar woorden hem bij een hallucinerende ervaring, hoog in de Oostenrijkse Alpen.
‘Na een poosje wist hij niet meer waar zijn wezen eindigde en de wereld begon. Hij luisterde naar het kristallen zingen van de IJssirenen, dat van overal en nergens leek te komen. (-)
En verder zongen de Sirenen, over een plaats buiten de tijd, van waaruit je zowel het verleden als de toekomst kon zien, maar ook een plaats van duisternis, verborgen voor de mensen, waar zelfs de goden aarzelen te gaan. Hier houdt Kalypso, de nimf, de Verbergster, de sterfelijke held in haar holle grot. Maar de held versmaadt haar goddelijke liefde en Kalypso moet hem laten gaan, haar afscheidswoorden een profetie: Als je in je eigen hart wist hoeveel ontberingen je moet ondergaan voordat je terugkeert naar je land, zou je hier bij mij blijven en onsterfelijk zijn.’
De aloude levensvragen – is alles voorbestemd? Bepaal ik mijn eigen lot? – worden door het dagelijkse leven verdrongen, hij lijkt zich aan te passen aan het leven als ieder ander, krijgt een relatie, een baan, maar er ontbreekt iets aan zijn leven.
Op zijn vijfenvijftigste laat hij alles achter zich en vertrekt. Naar een niet nader genoemd land in het Oosten. De aanleiding? Een foto die hem fascineert, de foto van een vrouw, met wanhoop in haar ogen staat ze bij de restanten van een tsunami. Haar blik roept iets bij hem los, een verlangen, een soort heimwee.
Met op zijn e-reader 97 meesterwerken uit de literatuur stapt hij licht bepakt in het vliegtuig en laat zich begeleiden door Don Quichot, ook iemand die niet wist wat hij met het leven moest en er een eigen invulling aan gaf.
In de kuststad waar hij aanvankelijk neerstrijkt vindt hij niet wat hij zoekt. Weet hij eigenlijk waar hij naar verlangt?
Een gids brengt hem naar een andere wijk, een niet-toeristische plek, waar hij de dagen al dwalend doorbrengt. Hij dompelt zich haast willoos onder in de vreemde cultuur, de vreemde taal, de sfeer.
Tot hij bij een afvalloods komt en daar een jonge vrouw ziet zitten, in het wit. Iedere dag gaat hij naast haar zitten, stelt geen vragen, maar fantaseert rond haar persoon een tempel en een godin. En op de dag dat hij besluit niet langer passief te zijn, wacht hem een verrassing.
’Shit,’ zei hij.
‘Problemen, vriend?’ De stem van de kakkerlak was zacht en zoemend, het croonen van een Don Juan.
‘Kakkerlakken kunnen niet praten.‘
Het was een poosje stil op de vloer. Toen klonk de verlokkende stem weer. ‘Dat is gezien de omstandigheden een onnozele opmerking.’
Net als Bobby zelf begrijpt ook de lezer niet goed wat er allemaal
gebeurt. Hallucineert Bobby weer? Raakt hij net als Don Quichot de kluts
kwijt?
‘Hij vroeg zich af waar een zangvogel in een kooitje zijn lied vandaan haalde. Wat viel er te zingen voor een tot levenslang veroordeelde? Hij bedacht dat mensen niets anders waren dan vogels in kooitjes die door een zorgzame god ’s morgens naar buiten werden gebracht en aan een boomtak in zijn tuin werden gehangen, nu eens aan deze tak, dan weer aan gene, zodat de bewoners wat van de wereld konden zien, maar altijd tussen de tralies door.’
En maar zingen! Een prachtig beeld toch? Zo zit het boek vol met beelden, vergelijkingen, en fraaie stukjes proza. En er is even dat speldenprikje: ‘Over hem zou nooit een boek geschreven worden.’
Laat je meevoeren in deze zoektocht naar de eigenheid van de mens. Niet
de maatschappij moet je leidraad zijn, die zit in jezelf.
Opnieuw geeft Rob Verschuren ons een prachtige roman, een om nog lang over te mijmeren.
Rob Verschuren (1953, Malden) werkte als copywriter in de reclame. Zijn verhalendebuut verscheen bij In de Knipscheer ‘Stromen die de zee niet vinden’.
Sinds het midden van de jaren tachtig woont hij buiten Nederland, de laatste elf jaar in Vietnam, met zijn Vietnamese familie.
ISBN 9789062657995 | paperback | 156 pagina's | Uitgeverij in de Knipscheer | september 2020
© Marjo, 16 november 2020
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER