R de Groen 

Een dagje in de stad
Ru de Groen


Als ’s avonds laat aangebeld wordt bij Stoffer Picavet denkt hij even dat hij het niet goed gehoord heeft. Er komt nooit iemand op bezoek! En dan zo laat. Als hij door het luikje in de deur kijkt of er inderdaad iemand staat ziet hij een gezicht dat hem vaag bekend voorkomt. Hij moet nog een keer goed kijken, maar hij beseft dat hij de stem herkent als de jongen vraagt:  ‘Mogen wij  binnenkomen?’


Wij? Inderdaad, er staat een meisje naast de jongen. Picavet doet dan de deur open, het zijn zijn neef en nichtje. Uit het Zuid-Hollandse eiland Goeree-Overflakkee, waar hij zelf ook vandaan komt. Maar hij heeft al bijna zeven jaar geen contact meer met zijn familie, en heeft het meisje Anna alleen als baby gezien.
De kinderen hebben een koffer bij zich. Maar waar zijn hun ouders? Hoe zijn die twee kinderen bij hem terecht gekomen?


De veertienjarige Jaap vertelt zijn oom over het hoe en waarom als zijn zusje al in bed ligt. En Picavet besluit de kinderen in ieder geval een leuke dag in Rotterdam te laten beleven voor hij ze weer terugstuurt. Want dat ze terug moeten, dat staat buiten kijf.
Hij neemt de kinderen mee naar zijn vriendin Mimi bij, die werkzaam is in rosse buurt van Rotterdam.
Het bezoek aan het voetbalstadion doen ze samen, dan neemt Mimi de jongen mee, en gaat Picavet met zijn nichtje naar de pinguïns kijken in Blijdorp.
Ze beleven inderdaad een fantastische dag, een dag om nooit te vergeten.


De lezer weet hoe dubbel dit is: als de kinderen voor de deur van Picavet staan is het 30 januari 1953. In het verhaal wordt alleen vermeld dat het stormachtig waait, en dat er getwijfeld wordt of de veerboot wel zal varen als ze naar de haven gaan op 31 januari.


Het is een knap geconstrueerd verhaal: aan de ene kant het goede in de vorm van Picavet en Mimi die de kinderen op een fijne manier opvangen, waarbij vooral het meisje laat blijken hoe ze geniet. En aan de andere kant een somber beeld van een stad die nog in puin ligt, en de beweegredenen van de jongen om te vluchten. De tijdgeest wordt prachtig overgebracht: bekrompenheid, armoede, alles wat hoort bij de jaren vijftig.
En dan de achtergrond, de naderende ramp…


Prachtig verhaal, een kleine roman die kan uitgroeien tot een klassieker, mede doordat het aantal pagina’s menige scholier zal verleiden dit op zijn lijst te zetten. Om dan toch tot de ontdekking te komen dat het zoveel meer is dan een novelle.


Ru de Groen (1957) debuteerde als schrijver met de roman Anna. Ode aan een kattenstaart. In 2017 verscheen zijn roman Zonen van De Farao. Hij is binnen het bedrijf Krikke Special Books uitgever van boeken in opdracht. Hij woont en werkt in Amsterdam.


ISBN 9789028280854  | Paperback met flappen | 109 pagina's | Uitgeverij van Oorschot | juni 2018

© Marjo, 17 augustus 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER