De zee
Max Morden, kunsthistoricus, heeft net zijn vrouw Anna verloren. Hij keert daarop terug naar het kustplaatsje waar hij in zijn jeugd de vakantie doorbracht in een zomerhuisje. Hij moest daar naar toe...
Als kind woonde Max met zijn moeder in pensions in Ierland nadat zijn vader na een vreugdeloos huwelijk naar Engeland was verdwenen. Max wil later een ander en beter leven. Dat is ook de reden dat hij contact zoekt met de beter gesitueerde familie Grace, vakantiegasten in een van de zomervilla's. Hij wil erbij horen. Hij is gefascineerd door hun levenswijze, hun zelfverzekerdheid hun directheid. De familie bestaat uit mijnheer en mevrouw Grace en de tweeling Chloe en Myles.
Aanvankelijk is Max verliefd op mevrouw Grace maar zijn verliefdheid slaat over op Chloe. De bizarre, onberekenbare, verleidelijke, brutale Chloe. Myles kan (of wil) niet praten. Toch heeft de tweeling een band waar niemand tussen kan komen. Samen treiteren ze Rose het kindermeisje, ze zwemmen samen, ze 'converseren' met elkaar. Max denkt dat hij geaccepteerd wordt door de familie maar achteraf weet hij dat hij als pion gebruikt is. Zijn omgang met deze familie zal een blijvende stempel op zijn leven drukken.
Dit is in het kort het verhaal, maar het boek zou niet de Man Booker Prize 2005 winnen als dit alles was.
Banville heeft er een bijzonder verhaal van gemaakt. Alles wordt verteld vanuit Max, je leest zijn gedachten en conclusies, zijn ervaringen, zijn beleving van een traumatische gebeurtenis.
Zijn gedachten zijn niet prettig, veel is negatief, geen van de personages komt sympathiek over.
Meedogenloos vertelt hij over de eigenaardigheden van de familie Grace, over het ziekbed van zijn vrouw, zijn dochter, waarvan hij aanneemt dat ze nog maagd is omdat hij haar erg lelijk vindt.
Ook weet hij dat hij zelf niet perfect is. Hij is niet geworden wat hij dacht te worden als hij eenmaal geld had. Door zijn huwelijk werd hij rijk maar een man van aanzien werd hij niet, daar was hij te kleurloos voor. Van Chloe en Myles maakt hij bijna zeewezens, Chloe heeft groene tanden, Myles zwemvliezen tussen zijn tenen, misschien dat dit hun vreemde gedrag kan verklaren? Waren zij wel écht?
Wat heel knap is van Banville is dat hij naadloos van de gebeurtenissen in die bewuste zomervakantie kan overstappen naar het sterfbed van zijn vrouw en naar het heden.
Het boek is opgedeeld in twee delen. Het eerste deel heb ik ademloos en met bewondering gelezen, prachtige zinnen, mooie gedachtegangen, je wordt meegezogen in de gedachten van de 'oude' Max die zaken reconstrueert en probeert een plek te geven.
Het tweede gedeelte is in mijn ogen een stuk minder op de laatste dertig bladzijden na. Ook hier zijn mooie zinnen maar op een of andere manier verandert de toonzetting, het wordt harder, grover.
Zo geloofwaardig als Banville in het eerste gedeelte de mijmerende, melancholieke, trieste man weet neer te zetten waarmee je meevoelt zo afstandelijk wordt het tweede deel. Het wordt zelfs een beetje gezeur, gebabbel zonder dat je begrijpt waarom dit verteld moet worden.
Gelukkig maken de laatste bladzijden weer veel goed.
De zee speelt natuurlijk een grote rol. Alles draait in feite om de zee in dit verhaal.
"Anna stierf voordat de dag aanbrak. Ik moet eerlijk zeggen dat ik het moment niet mee heb gemaakt. ik was naar buiten gelopen en ademde op het het bordes van het verpleeghuis diep de zwarte, glanzende ochtendlucht in. En op dat treurige ogenblik dacht ik aan een ander ogenblik, lang geleden, in zee, die zomer.. [...]
Ik stond tot aan mijn middel in volmaakt transparant water, zodat ik onder me duidelijk het geribbelde zand van de zeebodem kon zien, piepkleine schelpjes, scherven van een gebroken krabbenschaar, en mij eigen voeten, flets en vreemd, alsof ze onder glas tentoon gesteld waren. Terwijl ik daar stond zwol de zee plotseling op, nee niet plotseling, maar in een soort machtige deining, het was geen golf, maar een soepel voortglijdende watervloed die afkomstig leek uit de diepten, alsof daar beneden iets enorm bewogen had, en ik werd eventjes opgetild, een klein stukje meegevoerd in de richting van de kust en toen weer op mijn voeten gezet, alsof er niets gebeurd was. En er was ook niets gebeurd, een gedenkwaardig niets, de grote wereld had alleen weer eens zijn onverschillige schouders opgehaald.
Er kwam een verpleegster naar buiten om me te halen, ik draaide me om, en op weg naar binnen, achter haar aan, dacht ik dat ik de zee in liep."
Uitgever Atlas ISBN 9045013754 Bindwijze Paperback Verschijningsdatum maart 2006 Aantal pagina's 223
vertaald door: Jan Pieter van der Sterre.
© Dettie augustus 2006
Lees de discussie over dit boek op het forum en/of reageer, klik HIER!