De bekoring
“Toen ze terug was, bestelde zijn vader bij Neckermann een wandmeubel met ingebouwde tv en grammofoon. Dat was haar grootste wens.”
Zo eindigt het boek van Hans Münstermann waarin hij prachtig de sfeer van de jaren rond 1960 heeft weergegeven. Inderdaad, het is de tijd waarin de wederopbouwgeneratie van dressoirs overgaat op wandmeubels en de fauteuils plaatsmaken voor een nieuwe, moderne bankstellen, de jaren waarin een beter leven gloort aan de horizon. De genoemde platenspeler en de televisie, bieden de mogelijkheid aan het benauwde, burgerlijke leven te ontsnappen, want het leven is nog steeds beperkt en ondanks de materiele vooruitgang is het denken nog niet veranderd...
Het verhaal is opgebouwd uit drie verhaallijnen, met elk hun eigen perspectief.
In het heden komt Andreas, met zijn zoontje, terug van de bakker en vertelt zijn vrouw hem dat zijn moeder is overleden. Op het moment dat Andreas deze woorden hoort ziet hij zichzelf weer staan in de gang van zijn ouderlijk huis aan de Harmoniehof in Amsterdam-Zuid en komen de herinneringen aan 16 juli 1960 en de periode daarna naar boven. Zoals bij het overgrote deel van de huisvrouwen in die tijd speelt het leven van zijn moeder, Marianne, zich af binnen de sferen van de k’s: de keuken, de kerk en de kinderen. Ze voelt zich gevangen in de sleur van het dagelijkse bestaan en heeft genoeg van de eisen die haar man en kinderen aan haar stellen. Op 16 juli, een mooie zomerdag, is de maat vol en besluit ze de deur achter zich dicht te trekken. Het beeld van zijn moeder, die keurig verzorgd met een koffer in haar hand in de gang staat, grift zich in het hoofd van Andreas en zal hij vanaf die dag met zich meedragen. Marianne vertrekt met de tram en reist naar de man die ze onlangs heeft leren kennen en die ze ziet als een alternatief voor haar leventje als slovende huismoeder.
Door het verhaal van tramrit heen volgen we de kinderen op de dag van moeders vertrek, die ook nog eens de verjaardag van Andreas is. Zijn verjaarspartijtje valt in het water door de afwezigheid van moeder en de fiets die hij ’s avond krijgt is opeens niet zo mooi meer.
Marianne krijgt twee desillusies te verwerken: de knappe, donkere Arie heeft na een korte tijd genoeg van haar en maakt haar duidelijk dat ze moet vertrekken. Als ze op straat staat zoekt ze haar heil bij een artiest die ze een keer heeft zien optreden, maar na een wilde nacht met haar te hebben beleefd laat ook hij haar in de steek.
Er blijft haar niets anders over dan terug te gaan naar huis en zich weer te voegen in het oude patroon.
Tijdens haar afwezigheid hebben de kinderen zich min of meer aan de situatie aangepast en hebben ze zich ingesteld op het feit dat moeder niet meer terug zal komen. Andreas is dan ook niet zo blij met zijn moeders terugkeer als hij verwacht had, de woede komt nu pas echt naar boven.
Inmiddels komen broers en zussen verschillende keren bij elkaar om zaken rond de begrafenis (of crematie?) te bespreken. Als vanzelf gaan de gedachten en gesprekken van alle betrokkenen terug naar die dag in 1960 toen moeder ook vertrok, weliswaar voor een tijdelijke afwezigheid zoals later bleek, maar toch ..… een voorbode van het definitieve afscheid. De aanwezigen blijken elk op een eigen manier naar deze episode in hun jeugd te kijken: van begrip voor de ontsnappingspoging bij Brunhilde tot volslagen onbegrip en woede bij Edward, die niets anders doet dan schelden op dat “kutwijf”
Boven het verleden zweeft het derde verhaal: de gedachten van architect Van Eepen die de huizen in Amsterdam-Zuid gebouwd heeft met de bedoeling om ook minder goed gesitueerden een frisse, gezonde woonomgeving te bieden. Hij snapt niet dat Marianne er niet tevreden mee is en, hoewel hij op zijn sterfbed ligt, volgt hij haar om te zien waar ze heen gaat en hoopt dat zij zal terugkeren naar haar/zijn eigen buurt. Overigens is deze architect ook de hoofdfiguur in het boek dat Andreas aan het schrijven is en waarin hij danig vastgelopen is.
Het boek is opgebouwd uit vijf hoofdstukken, waarbinnen de talloze perspectiefwisselingen plaatsvinden. De snelle overgangen, waarbij soms niet duidelijk is waar iets zich afspeelt en wie er een rol speelt, maken het lezen niet echt eenvoudig. Aandacht is geboden! Vooral de overgang naar de gedachten van de architect doet vaak wat gekunsteld aan.
Regelmatig gaat Münstermann zich te buiten aan vreemde uitweidingen en gedachtespinsels, waarvan de functie mij niet duidelijk is. Wat te denken van het idee over schaamhaar dat personen en gebouwen compleet overwoekert, van de discussies over het maken van goede chocolademousse tijdens de verschillende samenkomsten van de familie in het sterfhuis, van de gedachten over een piramide waarop moeder opgebaard ligt? Het verhaal wordt er niet beter of mooier van, het zou zelfs aan kracht winnen door weglating van deze uitwassen.
Want, toegegeven: Hans Münstermann kan wel degelijk een mooi verhaal vertellen en op een buitengewoon treffende manier sfeer oproepen. De beschrijvingen van de buurt en van de tramrit zijn werkelijk schitterend. Ik vraag me overigens af of het niet mooier is voor mensen die de omgeving en de stad kennen én voor mensen bij wie de beschrijving van de vijftiger/zestiger jaren herinneringen oproept, dan voor “buitenstaanders” . Is het voor hen net zo leuk, aangrijpend en bijzonder?
Het boek heeft een goed verhaal als basis, blinkt uit door prachtige sfeertekeningen, maar bevat helaas veel onnodige toevoegingen. Wie zei ook al weer: “In de beperking toont zich de meester”?
Paperback | 205 Pagina's | Nieuw Amsterdam | 2006 ISBN: 9046800180
© Janna, februari 2007