Het huis van de zeven zusters
Het verhaal speelt zich af in een Limburgs dorp in de jaren veertig, vijftig en zestig van de vorige eeuw.
Na de dood van de moeder - ze sterft in het kraambed door de nalatigheid van een zuipende vroedvrouw - verlaat de vader uit wanhoop zijn zeven dochters en zijn bakkerij. Martha, de oudste, probeert zo goed en zo kwaad als het gaat haar jongere zusters op te voeden en de bakkerij draaiende te houden. Ze bestiert zaak en huishouden met harde doch rechtvaardige hand.
Geen van de zusters lukt het om een blijvende relatie op te bouwen: thuis is en blijft het huis, de bakkerij en de zusters. Als ze al vertrekken, komen ze na langere, maar meestal na kortere tijd weer terug.
Het verhaal wordt verteld door de ogen van Emma, de dochter van Martha die kort getrouwd is met Sebastiaan. Sebastiaan is de knuffelman van alle zusters en eigenlijk kan hij niet kiezen. Dat het uiteindelijk Martha wordt, is min of meer toevallig. Vrij snel na de geboorte van zijn kind neemt hij de benen. Zoveel zusterliefde, dat kan niemand aan. Zo vergaat het de zusters steeds: als de man niet vertrekt of sterft, verlaten ze hem zelf wel.
Het perspectief ligt, zoals gezegd, bij Emma. Het wordt niet consequent gehanteerd. De lezer krijgt evengoed inzicht in de gedachtenwereld van alle personages. Een perspectief kan in een roman best wisselen zonder dat het verhaal ongeloofwaardig wordt. Alleen maakt Eggels nogal eens fouten. Zo schrijft ze: "ik zei het met een van woede vertrokken gezicht...". Dat kan natuurlijk niet, want van jezelf zie je niet wat je gezicht uitstraalt.
Het meest storend is het overdadig gebruik van beeldspraak. Al op de eerste bladzijde begint het: "De hitte hing als een beschonken kerel om ons heen" en "..snikten we met haar mee tot het middenrif zich als een dweil in elkaar wrong...". Zo gaat het het hele boek door. Ik noem er nog een paar: "Zijn boerderij stond zo ver buiten het dorp dat zelfs de eenzaamheid zich verveelde" en "de oprechte gevoelens van de weduwe waren zo vals als de haren van de bovenmeester van de jongensschool"(noot: die bovenmeesterharen komen nergens anders in het boek voor). Bijna alles, gevoelens, gedachten, stoelen, tafels, de lucht, wordt gepersonificeerd. Noem het en het klopt, hijgt, lacht en huilt. Hier geldt dat overdaad schaadt. De vergelijkingen zijn bovendien gezocht, zodat ze niet natuurlijk overkomen. Ze werken niet beeldend, ze werken storend.
Eggels heeft bewust gekozen voor het vertellen in plaats van het tonen (dus het verhaal zichzelf min of meer laten vertellen). Zo krijg je gemakkelijker drie decennia in een boek, moet ze gedacht hebben. Het zorgt er echter voor dat het verhaal vluchtig is: grote gebeurtenissen worden in één alinea afgedaan en hup, we zijn alweer bij de volgende ramp die tien jaar later plaatsvindt. Dit draagt bij tot de indruk van oppervlakkigheid, die toch al meer en meer de boventoon ging voeren naarmate ik vorderde in het boek.
Het is lastig om een thema te formuleren en ik vrees dat dat er gewoon niet is. Gaat het om de kracht van de familieband? Het zou kunnen, hoewel tegelijkertijd blijkt hoe beknellend de band tussen de zusters is. Of gaat het om het belang van het maken van een eigen keuze voor de inrichting van je leven? Geen van de zusters maakt zo'n keuze, allemaal blijven ze voor eeuwig aan elkaar klitten. Het lijkt er dus op dat het om het verhaal alleen gaat, dat er geen diepere laag is.
Het boek heeft wel een paar elementen die het aantrekkelijk maken. In het begin ligt het lijk van Sebastiaan op de tafel die alleen wordt gebruikt om met feestdagen van te eten. Dat wekt nieuwsgierigheid: hoe komt dat daar? Het verhaal over het moeilijke leven in de bakkerij is op zich boeiend genoeg om het boek met plezier te lezen. Ook de geesten van levenden en overledenen die door het huis dwalen voegen wat toe aan de vertelling, hoewel ze niet zo achteloos en vanzelfsprekend verschijnen als, bijvoorbeeld, de geesten in Honderd jaar eenzaamheid van Garcia Marquez. Zo zijn er tal van gebeurtenissen te noemen die ervoor zorgen dat het verhaal toch lekker wegleest.
Een totale misser is de epiloog: hierin vertelt Emma hoe het met haar afliep. Dat willen we als lezer helemaal niet weten, want Emma speelt slechts een aangeversrol in het hoofdverhaal. Maar nu krijgen we gezeur over een slaande man, over moeilijkheden met zwanger worden en een weglopende zoon door de strot geduwd. In een Libelle-stijl.
Mijn conclusie is dat het boek je een paar aangename leesuren kan bezorgen, maar dat het niet veel om het lijf heeft. Daarvoor is het taalgebruik te slordig ("ondanks dat" in plaats van "hoewel") en te weinig speels. De beeldspraak is onbeholpen en soms zelfs lachwekkend. De vertelde geschiedenis is te eenduidig zonder meerdere lagen, en zonder eigen stem van de schrijver.
Paperback | 191 Pagina's | Vassallucci | 2000 ISBN: 9050001602
© PetraO, april 2007
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik hier!