Middaguur
Dörte Hansen
Wim Sonneveld kon het korter met zijn lied Het Dorp, maar de sfeer die Dörte Hansen creëert in haar boek is indrukwekkend. Haar hoofdpersoon is Ingwer Feddersen, die tegen de 50 loopt en die niet zou willen zeggen dat zijn leven geslaagd is.
Hij neemt een jaar verlof van de universiteit waar hij prehistorische geschiedenis doceert en verlaat de woning die hij deelt met een vriend en een vriendin, in een driehoeksverhouding, die in Ingwers ogen steeds schever wordt. Hij keert terug naar het dorp waar hij geboren is, waar zijn ouders nog wonen die wel hulp kunnen gebruiken.
Door steeds terug te grijpen in het verleden en te vertellen over het leven van Ella en Sönke vertelt Dörte Hansen over de onvermijdelijke teloorgang van Brinkebüll, een kleine gemeenschap op het Noord-Friese platteland. Ingwer heeft het echtpaar Feddersen altijd gezien als zijn ouders, maar ze zijn in werkelijkheid zijn grootouders. Hun dochter Marret, Ingwers moeder dus, was een vreemd meisje. Ongrijpbaar, losgeslagen, niet de slimste. Maar in deze kleine gemeenschap liet men haar betijen. Ook later, toen ze steeds maar liep te verkondigen ‘Die Welt geiht ünner’ deed niemand daar moeilijk over. Marret was Marret, zoals ook andere mensen in hun waarde gelaten konden worden.
Maar toen werd ze zwanger, van een onbekende die een korte tijd in het dorp was. Een landmeter. Dat is heel mooi gekozen van de schrijfster: een man die door zijn daden het begin aangeeft van de veranderingen. Eind jaren zestig wordt namelijk de ruilverkaveling doorgezet. Grote landbouwmachines doen hun intrede, en maaien met het graan ook jong leven weg, wegen worden aangelegd. De trouwe ooievaars komen niet meer terug, het aantal zwaluwen daalt.
Boerenbedrijven worden gemoderniseerd, het plaatselijke winkeltje biedt niet meer wat de mensen willen, zij hadden nu auto’s en gingen verderop boodschappen doen.
Geen warme bakker meer, geen hoefsmid, de vertrouwde geluiden en geuren verdwenen. Zelfs de laan met kastanjebomen moest ruimte maken voor een nieuwe weg. Men kon het op de vingers natellen: dat zou slachtoffers kosten, zo’n lange rechte weg, waar men te hard zou rijden. En zo was het ook.
De middagrust verdween met de komst van nieuwe mensen en de eisen die de nieuwe economische omstandigheden aan het dorpsleven stelde.
Marret verdween, en als laatste was ook de dorpsschool ten dode opgeschreven. Daarmee verdween ook de schoolmeester, die al zijn pappenheimers zo goed kende en het lesprogramma op hen toespitste.
De kroeg van Sönke en Ella bleef nog lang bestaan, tegen beter weten in. Sönke wilde perse hun platina bruiloft daar in zijn eigen zaal vieren. Ingwer zal hen er bij helpen. Hij verzorgt zijn oma die dementerend is, rijdt de oudjes naar het ziekenhuis en krijgt zijn opa zo ver dat hij zich laat wassen met warm water.
Al die kleine dingen die ook Sonneveld aanhaalt in zijn lied zijn tekenen van een veranderde samenleving. In de nieuwe tijd accepteert men het niet meer als iemand ‘anders’ is, men kent elkaar ook niet meer. Het is wat in vele dorpen gebeurd is, die tijd is voorgoed voorbij.
Melancholie voert de toon. Maar Hansen maakt ook duidelijk dat het niet allemaal alleen maar fijn en mooi was. De schoolmeester deelt volop tikken uit. Een vader mishandelt zijn kind, en hoewel iedereen het weet, doet niemand er iets aan.
De wereld vergaat. Heeft Marret gelijk? Was dit het begin van het einde? Maar zo is het leven. Zoals de schoolmeester in zijn vrije tijd zoekt naar overblijfselen uit de oudheid, en er letterlijk voor gaat staan als het hunebed omver gewalst dreigt te worden. Dat was ook een tijd die verdwenen is. Er kwam iets anders voor in de plaats. En zo zal het steeds gaan.
‘De meisjes droegen geen vlechten meer, dat viel hem op toen hij de twee klassenfoto’s naast elkaar legde. Op de kleurenfoto van zijn laatste jaargang zag hij alleen maar kortgeknipt haar, nu ook al ruilverkaveling op de meisjeshoofden, allemaal hoekig en gekortwiekt, maar wat begreep een oude onderwijzer van kleinemeisjeskapsels.‘
Hansen gebruikt volop plaatselijk dialect in de tekst. Haar personages zijn herkenbaar, ook de buitenbeentjes. Soms weidt ze wat veel uit over mensen die nauwelijks een rol spelen in het verhaal, maar over het geheel genomen is het een prachtige roman. Ze kan de feiten op een haast behoedzame manier vertellen, erg mooi!
'Ingwer Feddersen hoorde bij de grootste van de klas, op de foto stond hij achteraan. Een van het soort dat je makkelijk over het hoofd zag, dat maar weinig zei, maar alles meekreeg. Steensen bladerde terug naar Marrets eerste schooldag in 1955 en zag de overeenkomsten. Hij hield beide foto’s naast elkaar, bekeek het hoge voorhoofd van hen beiden en hun smalle neus. Hij vroeg zich af of behalve hij nog iemand een onderwijzershoofd herkende. Elle schudde zachtjes haar hoofd toen hij het haar een paar dagen later vroeg.’
Dörte Hansen (Husum, 1964) is een Duitse auteur, journaliste en taalwetenschapper.
Deze roman van de Duitse auteur sluit aan bij haar debuut "Het oude land' (2016).
ISBN 9789402702613 | hardcover | 304 pagina's | Uitgeverij Harper Collins | april 2019
Vertaald uit het Duits door Lucienne Pruijs
© Marjo, 10 juli 2019
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER