Mevrouw Verona daalt de heuvel af
Oucwegne is een gehucht, bestaande uit drie heuvels.
De pastoor draagt de mis op voor zes personen. Er is een oude bioscoopzaal, waar nu een bar is - open als de barman genegen is - met een tafelvoetbalspel.
De gezondheidszorg is in handen van de dierenarts, een nogal mannelijke vrouw, afkomstig uit het dorp zelf, die haar diagnoses stelt als had ze dieren op de behandeltafel. Het laatste winkeltje wordt gesloten. De sterke man uit het dorp wordt op een kar geladen en naar een verzorgingshuis elders vervoerd.
Er worden meer jongens geboren dan meisjes, en het enige meisje dat nu aanwezig is in het dorp, stelt zich dan ook regelmatig beschikbaar voor alle jongens. Een nummertje trekken om een nummertje te maken. Soms gaan ze gezamenlijk naar een hoerenkast in een nabije stad. Maar vooral dromen ze ervan de mooie weduwe die op de heuvel woont het hof te maken. Helaas is ze onbenaderbaar, die mevrouw Verona. Ze houdt alleen van haar man, Meneer Pottenbakker. Beiden zijn als kunstenaars, muzikanten, in het dorp komen wonen, waar ze zonder problemen opgenomen werden in de gemeenschap.
Meneer Pottenbakker wordt ziek en als de dierenarts het vonnis heeft geveld, velt hij op zijn beurt genoeg bomen om zijn vrouw jarenlang te kunnen verwarmen. Daarna hangt hij zich op aan een boom, zoals zijn vader voor hem dat ooit had gedaan. Mevrouw Verona laat de boom omhakken, en geeft een vioolbouwer opdracht om er een cello uit te snijden. Dat zal twintig jaar duren en intussen smachten de mannen uit het dorp. Maar ook nu hij al jaren dood is leeft ze alleen voor haar eigen man.
En dan komt het moment dat ze de laatste blok hout op het vuur gooit. In de wetenschap dat ze oud en stram is, en dat het buiten februarikoud is, gaat ze de deur uit en daalt de heuvel af...
Het is tegelijk het verhaal van een liefde zonder weerga, als het verhaal van de teloorgang van een dorpsgemeenschap. Verhulst kan het prachtig beschrijven, soms erg poëtisch in beeldende zinnen, dan weer scherp en direct.
"bij het ingaan van de derde fles school er een ganse volière in Charlo, hij suskewiette erop los terwijl Meneer Pottenbakker aan de andere kant van de tafel bolletjes zwartte aan een razend tempo, als een stenograaf van de merels en de vinken."
Het motto is ook iets om bij stil te staan:
"Mijn hond is oud. Soms lijdt hij en zijn blik wordt smekend. Ik ben zijn God. Hij weet niet dat er achter de God die hij smeekt en die hem redden zal, een andere staat die hij niet ziet. Staat er nog een andere achter de onze? De hond kruipt voor mijn voeten. Voor wiens voeten moeten wij kruipen?"
Paperback | Uitgeverij Contact | 2007 ISBN: 9025425380
© Marjo, februari 2007