Het onkind
Bodo Kirchhoff
‘Wie vertelt er wanneer iemand over vroeger praat, wanneer hij terugblikt op zijn eerste verrukking als kind, van wie is de stem die zegt: Er was eens – een onvergetelijke, onvervalste zomer in de Alpen.’
Het boek lijkt voornamelijk een autobiografische roman, hoewel de schrijver vanaf het begin stelt dat je niet weet wie er aan het woord is. Als een volwassene herinneringen ophaalt aan vroeger tijden, is hij dan dezelfde persoon als degene over wie hij vertelt? Een vraag die hij zelf beantwoordt met ja, maar doordat hij vooral gebruik maakt van het afstandelijke ‘hij’, blijft voor de lezer die vraag toch enigszins open. Tegelijk is er een directheid in zijn relaas, omdat hij net zo vaak onverwacht - soms midden in een zin - omschakelt naar ‘ik’, en heeft hij het af en toe duidelijk over ‘Bodo’.
De levenslijn met gebeurtenissen, zoals we die achter in het boek vinden, wijst er in ieder geval op dat de gebeurtenissen die Bodo Kirchhoff beschrijft kloppen met zijn eigen leven. Blijft de vraag of alle herinneringen ook de waarheid zijn, of de foto’s die hij beschrijft een goed beeld geven van de werkelijkheid. Of de dagboeken van zijn moeder een juist beeld geven van haar leven. Maar eigenlijk doet het er niet toe. Hij is wie hij is, en niemand kan ontkennen dat dat komt door zijn achtergrond, door de opvoeding die hij genoten heeft, door de invloed van zijn ouders, en zeker ook door het internaatleven.
‘De zoon heeft het in dat opzicht gemakkelijker, terugkijken op het verleden is iets waarmee hij is opgegroeid en hij weet dat elke blik op je vroegste verrukking een optillen van het doek is zonder dat je ooit het hele podium te zien krijgt – en dat de grote Weense geheugenonderzoeker met zijn nieuwe en tegelijk mythische kijk op de eerste liefdeservaring evenveel verwarring heeft gesticht als wegen heeft geopend om al vertellend dichter bij die ervaring te komen. Bijgevolg weet hij ook dat vertellen over je eigen leven, in welke vorm dan ook, altijd voor een deel van theater is, je kunt niet aan de kant gaan staan, je maakt zelf deel uit van de handeling en voert je oude drama op.’
Als Kirchhoff deze herinneringen neerschrijft bevindt hij zich in Alassio, aan de kust van Italië, in een speciaal door hem gereserveerde kamer met zicht op zee. Het is de kamer, weet hij, waar zijn moeder haar laatste gelukkige dagen heeft beleefd. Misschien zijn vader ook wel, maar dat komt niet duidelijk naar voren. Hij heeft ook in zijn leven veel minder contact gehad met zijn vader, ook voor de scheiding – toen de jongen nog op de lagere school zat – was de vader al veel afwezig.
Zijn moeder daarentegen heeft een grote stempel op de jongen gedrukt. Zij was actrice, vaak ook in buiten haar werk. ‘Zij had de tragiek hoog in het vaandel.’
Zij heeft een in zijn ogen zeer liefdevolle (bijna incestueuze) relatie met haar zoon gehad tot ongeveer zijn vierde jaar, tot zijn zus zich aankondigde. Deze zus en Bodo’s grootmoeder spelen eveneens een rol in het leven van de jongen, maar veel meer dan aangeven dat de relatie met deze vrouwen prima was, doet hij niet.
Na de scheiding van zijn ouders – hoewel nog niet aan de kinderen verteld – moet de jongen naar een internaat. Daar is de man die zijn leven overhoop gooit, de man die hem had moeten beschermen, maar die hem misbruikt. De elfjarige jongen beseft dat niet, de man was zijn idool; had hij iets geweten over verliefdheid, dan had hij het zo genoemd. Pas als volwassene weet hij hoe fout het was, en hoe groot de invloed was op zijn verdere leven.
Als hij ouder wordt ontstaat de fascinatie voor het geschreven woord. We lezen over de literatuur die hij verslindt, over de films die hij gaat zien – ook pornografische, mede doordat hij bijna een obsessie ontwikkeld heeft voor seksualiteit – over de echte vriendschap met gelijkgestemden, over de kortstondige avontuurtjes met meisjes. En steeds is er de moeder op de achtergrond.
Zij is overleden als hij zijn boek schrijft, een boek dat misschien ook wel een verwerking is van de moeilijke moeder-zoonrelatie. Op de achtergrond spelen de veranderingen tussen de jaren ’50 en ’70 een rol.
De manier waarop Bodo Kirchhoff schrijft is gedragen, een bijna plechtige stijl. Lange zinnen met veel tussen- en bijzinnen. Door de wisseling van het vertelperspectief en de sprongen in de tijd leest het boek niet snel, maar boeit – op enkele trage stukken na – wel. Dat komt vooral doordat je langzaam meegezogen wordt in het leven van de jongen.
De lezer voelt al op zijn klompen aan waar het naar toe gaat als de gymleraar toezicht houdt op de douchende jongens, maar het verhaal wordt langzaam opgebouwd. Zoals het in werkelijkheid ook niet van de ene op de andere dag gebeurd is, omdat de jongen was als een prooi, waar de geduldige jager tergend lang omheen cirkelt voor hij hem tenslotte benadert. De beschrijvingen van hoe de leraar ‘zich toe-eigende wat niet van hem was’ zijn prachtig.
Bodo Kirchhoff (Hamburg, 1948 -) is een bekende Duitse schrijver van toneelstukken, romans filmscenario’s.
ISBN 9789048847938 | Paperback | 412 pagina's | Uitgeverij Lebowski | september 2019
Vertaald uit het Duits door Josephine Rijnaarts
© Marjo, 30 november 2019
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER