De witte tijger
Aravind Adiga
Een roman over India die leest als een thriller. Het geeft een schokkend beeld van India zoals de schrijver dat land ziet. Het doet denken aan het boek van Vikas Swarup, maar waar dat boek nog een sprookjesachtig element heeft, heeft dit boek dat helemaal niet.
Balram Halwai groeit op als zoon van een riksjachauffeur. Zijn moeder is gestorven toen hij nog jong was, en haar begrafenis heeft een verpletterendeindruk op hem gemaakt. Overledenen worden verbrand in India, hun as de rivier op gedreven. Als het lijk van zijn moeder de volgende is bij een soort massale begrafenis, ziet hij dit:
'Het vuur vrat het satijn weg en een bleke voet schoot tevoorschijn om als een levend ding; de tenen die smolten in de hitte begonnen om te krullen en boden weerstand tegen wat ze werd aangedaan. Kussum (=de grootmoeder) schoof de voet in het vuur, maar hij wilde niet branden. Mijn hart begon te bonken. Mijn moeder liet niet toe dat ze haar vernietigden.'
Balram is als zijn moeder: hij is dan wel als een arme sloeber geboren, in een kaste die hem belet ooit meer te worden dan een arbeider of riksjachauffeur, maar daar verzet hij zich tegen. Hij is ambitieus. Zijn moeder heeft hem naar school gestuurd, en hij kan lezen en schrijven. Dat bepaalt zijn leven. Hij is slim en brutaal genoeg om het lot naar zijn hand te zetten. Luisteren is zijn kracht: door te luisteren naar wat er gezegd wordt aan de tafeltjes in het theehuis, terwijl hij de mensen bedient, ontdekt hij dat een beroep als chauffeur hem veel meer kan opleveren. Als hij eenmaal kan rijden is het lot hem goed gezind. Hij wordt de chauffeur van de Indi?r die in Amerika geweest is. Meneer Ashok heeft daar verlichte idee?n opgedaan, maar eenmaal terug in India moet hij zich weer schikken inhet leven zoals men het daar gewend is: corruptie en omkoperij, onderdrukking van de lagere kasten.
'Balram, ik wil je wat vragen stellen, goed?'
'Jawel, meneer, ' zei ik.
'Balram,' vroeg meneer Ashok, 'hoeveel planeten staan er aan de hemel?'
Ik antwoordde zo goed als ik kon.
'Balram, wie was de eerste premier van India?'
En toen: 'Balram, wat is het verschil tussen een hindoe en een moslim?'
En toen: 'Hoe heet ons continent?'
Meneer Ashok leunde achterover en vroeg aan Pinky Madam:
'Heb je zijn antwoorden gehoord?'
'Maakte hij een geintje?' vroeg ze, en mijn hart sloeg sneller zoals altijd als ze iets zei.
'Nee. Hij denkt echt dat dat de goede antwoorden zijn.'
Balram is zich er van bewust dat hij niets weet maar hij zet zijn oren op scherp in de auto, waarin hij zijn baas rondrijdt, ziet en hoort het allemaal aan en naarmate hij meer leert, komt zijn gemoed er steeds meertegen in opstand. Waarom zou hij accepteren dat hij in die hanenren blijft?
'Honderden bleke kippen en bontgekleurde hanen zitten opeengepropt in kooien van kippengaas, zo dicht samengepakt als wormen in een buik, ze pikken elkaar en schijten elkaar onder, ze worstelen om een beetje ademruimte; de hele kooi verspreidt een afschuwelijke stank, de stank van doodsbang gevederd vlees. Op de houten kraam boven de ren zit een grijnzende jonge slager, die het vlees en de organen toont van een zojuist geslachte kip, nog glibberig en bedekt met donker bloed. De hanen in de ren ruiken het bloed van boven. Ze weten dat zij hierna aan de beurt zijn. Ze komen niet in opstand. Ze proberen niet uit de ren te komen. Precies hetzelfde gebeurt met de menselijke wezens in dit land.''
Balrams manier om er uit te komen is vanaf het begin bekend, hij begint er zijn verhaal mee. Hoe hij gezocht wordt, maar men hem niet vinden kan. Tekenend voor de corruptie in India is dan hoe hij zich afvraagt hoe dat kan dat men hem niet kan vinden? Hij stemt toch trouw bij alle verkiezingen? Maar natuurlijk is hij daar niet zelf, verkiezingen zijn allemaal doorgestoken kaart, Indi?rs hebben niets in te brengen, al zouden ze willen.
Hij schrijft zijn verhaal in e-mails aan ene meneer Jiabao, de Chinese premier. Want de eerste minister van India zal hem een heel ander India laten zien, dan het land zoals Balram het kent. En vervolgens vertelt hij daarover: over het Donker, het arme India, dat vele malen groter is dan het Licht waar de rijken zich nog meer verrijken.
'De dromen van de rijken en de dromen van de armen - nooit overlappen ze elkaar hè?
Kijk, de armen dromen hun leven lang over genoeg te eten krijgen en eruit te zien als de rijken. En waarvan dromen de rijken?
Van afvallen en eruitzien als de armen.'
Een fantastisch boek, dat in 2008 de BookerPrize gewonnen heeft. De manier waarop Aravind Adiga het schokkende verhaal van India vertelt, maakt dat iedereen dit kan lezen, het is ondanks de zwaarte van het thema een lichtvoetige en zelfs komische roman.
ISBN 9789023428954 Paperback 278 pagina's | De Bezige Bij | juni 2008
Vertaald door Arjaan van Nimwegen
© Marjo, 10 augustus 2010
Lees de reacties op het Leestafelforum, klik hier