De rode vod
en andere wielerverhalen
Thijs Zonneveld
Het is zo zachtjes aan een
must voor wielerliefhebbers, aan het einde van het seizoen bundelt Thijs
Zonneveld zijn columns en zie je al lezend het hele wielerseizoen weer
aan je geestesoog voorbij trekken.
Het was wederom een
veelbewogen jaar met veel dopingonthullingen. Meteen al in de eerste
column zitten we midden in de voorbeschouwingen van Lance Armstrongs
ontboezemingen bij Oprah. Bekent hij zijn dopingzonden, of toch niet?
Vilein
fileert Zonneveld de Texaan; hij die zeven Tours lang bedroog en
regisseerde zal ook deze uitzending bedriegen en regisseren;
“Wij
zijn gek aan het worden. We laten ons piepelen door een vent die doping
zag als business, die jonge renners dwong om hetzelfde te doen als hij,
die mensen kapot maakte omdat ze de waarheid spraken en die miljoenen
verdient door zijn naam te verbinden met een dodelijke ziekte. DJ Lance
draait de muziek, en wij dansen erop. Keer op keer.”
De UCI, die
een jaar na al deze onthullingen niets ondernomen heeft, krijgt er ook
flink van langs. Er zou een waarheids- en verzoeningscommissie komen die
de doping zou onderzoeken. Er zou een onafhankelijk onderzoek komen
naar de rol van de UCI in de Armstrong-affaire, er zouden nieuwe ideeën
worden bedacht om de sport schoner en geloofwaardiger te maken. Er
gebeurde niets.
De Rabobank wordt ook ter verantwoording geroepen. De
bank verdiende jarenlang miljoenen aan het wielrennen, maar speelde bij
de dopingonthullingen ineens de vermoorde onschuld en presenteerde zich
als slachtoffer van misleiding en bedrog. Ze waren als sponsor
onderdeel van het systeem dat de sport corrumpeerde. Maar op het moment
dat de deksel van de dopingbeerput werd gelicht, trok de bank de
stekker uit de ploeg; de jonge generatie kreeg de rekening gepresenteerd
voor het foute verleden van anderen.
Veel meer mededogen heeft
Zonneveld met individuele renners die uit zichzelf doping bekende,
zoals Danny Nelissen. Deze kreeg enorm veel kritiek te verduren, tot en
met het toewensen van ziektes aan toe. Volgens Zonneveld is dat echter
een heel ander verhaal dan bij Armstrong.
“Nelissen nam
verantwoordelijkheid voor zijn eigen daden. En vooral; hij probeert een
nieuwe generatie wielrenners te helpen die het volgens hem niet
verdienen om tot in lengte van dagen te worden achtervolgd door de
schaduw van een rot verleden. Danny Nelissen is geen Lance Armstrong. De
enige overeenkomst is dat ze dopinggebruik opbiechtten voor een
tv-camera- veel verder gaat de vergelijking niet. Nelissen heeft geen
andere mensen onder druk gezet, hij heeft geen doping verstrekt, hij
heeft geen mensen kapot gemaakt omdat ze de waarheid spraken. Er ligt
geen rapport van duizend pagina’s dat hem dwingt om te bekennen. Hij is
geen multimiljonair geworden dankzij dopinggebruik en hij heeft er geen
Tours mee gewonnen. Hij is een gewone renner die dezelfde keuzes heeft
gemaakt als talloze andere renners. Daar kun je van vinden wat je wilt,
maar volgens mij hoeft dat niet gepaard te gaan met het toewensen van
ziektes.”
Naast de verhalen over dopingzondaars gaat het boek
gelukkig ook gewoon over wielrennen, over koersen door de modder, over
de kontenknijper Peter Sagan, over het opkomend talent van Wilco
Kelderman, over wie we alleen maar fluisterend mogen praten om geen
onheil over onszelf af te roepen, over de onvergetelijke waaieretappe
van de afgelopen tour, over de tijdbom die Cavendish heet, de Slijmbaard
van Laurens ten Dam, en de luciferhoutjesbenen van Chris Froome.
Erg vermakelijk, maar pure ernst, is de column over de numerologie in het wielrennen.
Dat
renners liever niet met nummer 13 op hun rug rond willen rijden, snap
ik met enig inlevingsvermogen nog wel. Maar ook nummer 17 is blijkbaar
uit den boze. Rugnummer 1 is wel goed en alles waar je 1 mee kunt maken
na aftrekken (87 is 8 -7 = 1) ook. Je mag zelfs worteltrekken in deze (
92 is wortel 9 – 2 = 1). Als er maar 1 uitkomt, dan zit je gebakken.
Als
vrouwelijke wielerliefhebber wil ik uiteraard nog wel enige
kanttekeningen plaatsen bij de column Niet voor vrouwen, waarin de
teloorgang van het fietsen als mannenbolwerk beschreven wordt.
“Ooit
was het wielrennen van ons. Het was onze terp, onze schuilkelder, onze
veilige haven. Wat er ook gebeurde; we konden altijd vluchten door een
rondje te gaan trappen. We konden zondagmiddagen slenteren over
meubelboulevards ontlopen door te zeggen dat er een Heel Belangrijke
Koers op tv was. We konden op eindeloze avonden bij onze schoonouders
wegdromen door te denken aan die nieuwe carbonwielen, of aan die ene
keer dat we onze trainingsmaten versloegen bij dat ene sprintje bij het
plaatsnaambordje Dingeshuizen. Maar dat is allemaal verleden tijd.
Vluchten kan niet meer. Vrouwen zitten ook op de fiets, ze weten wanneer
Milaan-San Remo is, en ze verslaan ons bij het plaatsnaambordje
Dingeshuizen.”
Zonneveld pleit voor het geheimhouden van de
enkele koers waar nog geen vrouw van gehoord heeft, maar misschien maakt
hij na volgende aanbeveling een uitzondering voor uw vrouwelijke
recensente.
Wielerliefhebbers, man of vrouw… lezen dit boekje!
ISBN 978 90 468 15847 Paperback 176 pagina’s Uitgeverij Nieuw Amsterdam, november 2013
© Willeke,19 maart 2014
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER