Het mes ging erin
Bespiegelingen van een gevangenisarts
Theodore Dalrymple
Onlangs las ik in de krant een kort berichtje over een man, een tbs’er, die weer naar de gevangenis moest wegens wapenbezit en drugshandel. In het huis van zijn vriendin was een mitrailleur gevonden. De vrouw probeerde voor de rechter haar aandeel zo klein mogelijk af te schilderen. Bovendien voerde ze aan dat ze de zorg had voor een kind. De aanklager ging er in mee en in het belang van het kind werd er slechts een werkstraf geëist. De rechtbank ging er niet in mee en legde een gevangenisstraf van negen maanden op.
Een dergelijk bericht roept vragen op over de eis van de kant van het OM. Vragen waar Theodore Dalrymple graag zijn tanden in zou zetten. Is het hebben van een kind reden om een misdrijf ongestraft te laten? De vrouw heeft daar toch zelf in eerste instantie de verantwoordelijkheid voor? En als het om een man met een kind was gegaan? Zou daar ook rekening mee zijn gehouden? Wat als de vrouw de zorg over meer kinderen had gehad? Wat als het misdrijf ernstiger was geweest?
Theodor Dalrymple heeft als gevangenisarts-psychiater gewerkt in Birmingham. Na zijn pensionering trok hij heel veel aandacht met zijn boek Leven aan de onderkant (2004). In dit boek beschreef hij hoe mensen generatie op generatie in achterstand leefden zonder nog de ambitie te hebben eruit te komen. Linkse hulpverleners hadden er volgens Dalrymple baat bij om hen in die positie te houden. Het is immers hun broodwinning geworden. Criminelen kropen in de rol van slachtoffer (slechte jeugd; verkeerde vrienden; geen werk en geen huis). De onderklasse werd in feite in standgehouden door de hulpverlening. Dalrymple hekelde de wantoestanden die uit dit denken voortkwamen.
Nadien schreef Dalrymple nog een aantal andere boeken. Beschaving of wat er van over is. Drugs, de mythes en de leugens. Door en door verwend; kritiek op de sentimentele samenleving. En nu verschijnt dus: Het mes ging erin. Hiermee wil Dalrymple uitdrukken dat in onze samenleving (bijna) niemand nog verantwoordelijkheid neemt voor wat dan ook. De titel is ontleend aan een hoofdstuk in Leven aan de onderkant.
De Nederlandse editie is voorzien van een inleiding geschreven door Chris Rutenfrans. Hij is criminoloog en redacteur bij de opiniepagina van de Volkskrant. Rutenfrans – toen nog werkzaam bij Trouw – vertaalde het eerste boek van Dalrymple en gaf het de titel Leven aan de onderkant mee. Hij deelt de visie van Dalrymple dat criminelen eerst en vooral op hun eigen verantwoordelijkheid moeten worden aangesproken en dat hulpverlening tijdelijk moet zijn, gericht op gedragsverandering. Mensen moeten weer leren om op eigen benen te staan.
Dalrymple beschrijft zijn thema onnavolgbaar. Dit boek is een lange opsomming waarin Dalrymple van de ene casus op de andere casus overstapt. In één hoofdstuk, dat begint op bladzijde 19 en eindigt op bladzijde 282, beschrijft hij - vaak met een onderkoelde humor - vele schrijnende wantoestanden die hij tegen kwam in zijn werk. Zijn ervaringen met het rechtssysteem zijn een symptoom van maatschappelijke desintegratie.
Twee voorbeelden: Als een verdachte in een vroeg stadium zijn misdaad bekent, kan dit zwaar meetellen voor strafvermindering. Voor iemand die beroofd is, is dat niet gemakkelijk te verteren. Het tweede voorbeeld betreft de schikkingen. Een verdachte die voor een zware misdaad is aangeklaagd, bekent een mindere misdaad, waar het OM vervolgens mee akkoord gaat. Dat maakt het strafrecht tot een markt waar onderhandeld wordt over de straf. Voor beide partijen verkeerd, vindt Dalrymple. Hij vindt dat veel rechters over het algemeen te lankmoedig zijn, soms tot in het absurde toe.
Dalrymple houdt niet van versluierend woordgebruik. Wij zeggen vaak dat een veroordeelde die wordt vrijgelaten “de schuld aan de maatschappij” heeft afbetaald. Maar een gevangenisstraf uitzitten is geen ‘dienen’ en ook geen ‘schuld voldoen’. Je misdaad is er niet mee uitgewist.
Dalrymple heeft een originele kijk op zaken, afwijkend van het gangbare correcte patroon. Een pedofiel wordt belaagd door moeders met kinderen aan de hand. Ze gillen en ballen hun vuist, waarbij ze hun kinderen doodsangst aanjagen. ‘Gek genoeg zien die moeders dit niet als een soort kindermishandeling en komt het ook niet in ze op dat hun eigen levenswandel vaker wel dan niet heeft bijgedragen tot een toename van kindermisbruik’ (blz. 136). En elders – nog steeds in het kader van pedofilie – staat de bijtende opmerking dat ‘veel meisjes in Groot-Brittannië er na schooltijd uitzien of ze de ambitie hebben zo snel mogelijk de prostitutie in te gaan’ (blz. 141). Over de pedofiel zelf die voor de rechter kwam, lezen we: ‘Hij behoorde tot de blanke arbeidersklasse en kon dus veilig door de autoriteiten vervolgd worden’ (blz. 142).
Scherp tekent Dalrymple de incompetentie en het morele bederf van de politie. Kritiekpreventie is belangrijker geworden dan misdaadpreventie. De leiding is meer geneigd om meerderen te behagen dan om het publiek te beschermen (blz. 153). Met kunstgrepen worden misdaadcijfers laag gehouden en aangiftes buiten de statistieken gehouden. Incompetentie en bureaucratie hebben de kwaliteit van het politiewerk zwaar aangetast. Maar dezelfde fatale combinatie doet zich ook voor in de psychiatrie en het rechtssysteem. Het verwijt dat een bepaalde aanpak blijk gaf van vooroordelen was al voldoende om elke behandeling te verlammen. Verschillende keren heeft Dalrymple meegemaakt dat vervroegd vrijgelaten veroordeelden weer aan het moorden sloegen. Op een gegeven moment noemt hij het hele juridische stelsel ‘verrot’ (blz. 209).
Dat zijn scherpe woorden, maar de vele voorbeelden die Dalrymple noemt, zijn toch wel even zoveel aanwijzingen dat er iets mis is in ons denken over misdaad en straf. Dalrymple schrijft vooral over Engeland, maar vergelijkbare misstanden komen ook in ons eigen land met regelmaat voor. Soms krijg je de indruk dat het justitiële apparaat (opsporingsdiensten en het gerecht) de wassende stroom aan incidenten, aangiftes en misdrijven niet meer aan kan.
Daarom moeten we Dalrymple niet wegzetten als een ‘conservatief’, een diehard die alleen maar zou focussen op streng straffen. Het is beter om na te denken over de vragen die zijn boek opwerpt. Zijn we wel op de goede weg met de bestrijding van criminaliteit? Moeten incompetentie en bureaucratie niet met veel meer inzet bestreden worden? Is straf alleen bedoeld ter correctie of moet straf ook vergelding voor wandaden zijn? Is ons rechtssysteem wel zo humaan als het wordt voorgesteld? Dit gelet op langdurige procedures, de verhouding tussen straf en misdrijf, het kwijtschelden van een deel van de straf, soepele verlofregels en dergelijke meer. Welke ruimte bieden we slachtoffers voor hun verhaal?
Tegenstanders verwijten Dalrymple nog al eens dat hij onbarmhartig is. In dit boek laat Dalrymple echter ook regelmatig zijn zachte kant zien en uit hij zijn mededogen met zijn patiënten. Desondanks is hij van mening dat zachte heelmeesters stinkende wonden maken.
Ik vond dit boeiende en goed geschreven boek een prima aanzet om aan de hand van vaak verbijsterende casussen na te denken over de vraag hoe meer effectiviteit bereikt kan worden in de keten van strafvervolging en terugkeer in de samenleving.
ISBN: 9789046822784 | Paperback | 283 pagina's | Uitgeverij Nieuw Amsterdam | oktober 2017
© Henk Hofman, 28 november 2017
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER