Petra Couvée 

De dagen branden als papier klDe dagen branden als papier
De eeuw van de familie Tsjoekovski
Petra Couvée

Kornej Tsjoekovski (1882-1969) was een Russische schrijver, vooral bekend van kinderboeken en kindergedichten. Hij groeide op in Odessa en was een paar jaar correspondent in Londen voor een krant die in Odessa verscheen.

Tsjoekovski heeft het bewind meegemaakt van twee tsaren en moest vervolgens het regime van Lenin en Stalin zien te overleven. Op een korte periode na in 1905 heeft Tsjoekovski al zijn werk moeten schrijven onder het toeziend oog van een censor. ”Censuur loopt als een rode draad door het schrijversleven van Tsjoekovski”, merkt Couvée op. De Sovjets eisten ook nog eens dat literatuur aan zou sluiten bij het gedachtegoed van Marx en Lenin. In dit verband vermeldt Couvée de aardige anekdote dat Lenin een bundel verhalen van Multatuli in het Russisch liet vertalen. De Nederlander was in zijn ogen heel geschikt om de antikoloniale agenda van de bolsjewieken uit te dragen.

Tsjoekovski is diep teleurgesteld over de koers die het nieuwe bewind inslaat als de partij eenmaal de alleenheerschappij heeft bereikt. Andersdenkenden worden systematisch vervolgd en schrijvers worden gemuilkorfd. Tsjoekovski maakt regelmatig mee dat hij brodeloos is als er geen toestemming wordt gegeven voor het publiceren van zijn boeken. Dat lot treft zelfs zijn kinderboeken. Kinderen moesten in de Sovjet-Unie opgroeien tot gehoorzame onderdanen en sprookjes hadden zo bezien geen vormende waarde.

Nadezja Kroepskaja, de machtige weduwe van Lenin, verweet Tsjoekovski dat hij in een kinderboek had geschreven over een verjaardagsfeest. Volgens haar werd hiermee de nadruk gelegd op de individualiteit van het kind, waardoor het gevoel van collectiviteit minder werd benadrukt.

Omdat er toch brood op de plank moest komen, paste Tsjoekovski zich noodgedwongen aan. Dat leidde tot schrijnende situaties.
Zijn dochter Maria wordt ernstig ziek en wordt verpleegd in een sanatorium dat op de Krim ligt. Na een lang en zwaar ziekbed overlijdt ze in 1931. De vader schrijft een boek over het lijden van zijn dochter. Niet vanuit haar perspectief of dat van de ouders, maar vanuit het gezichtspunt van het patiëntencollectief in het sanatorium. Slechts in zijn dagboek kan Tsjoekovski zijn verdriet over dit grote persoonlijke drama kwijt. Zijn boek is echter “een vrolijk verhaal, geschreven over een wegstervend kind op een plaats in de zon. Het boek laat geen ruimte voor het persoonlijk verdriet over het verlies van zijn kind, maar is een ingeloste belofte aan de sovjetstaat” (blz. 213).

Dit boek wordt in de pers wel lovend ontvangen. Een recensent schreef: “Van gehandicapte kinderen die in ieder ander land ten dode zouden zijn opgeschreven, worden in de Sovjet-Unie onmisbare en nuttige kinderen gemaakt.” Tsjoekovski staat weer in de gunst van de machthebbers en wordt ruimschoots beloond voor zijn loyaliteit aan de staat.

Tsjoekovski maakt nog mee dat Chroetsjew vanaf 1956 breekt met het Stalinisme en de teugels wat laat vieren. In die periode van sociale en culturele dooi kan Tsjoekovski een eredoctoraat in Oxford in ontvangst nemen, wordt zijn verzameld werk in zes banden uitgegeven en krijgt hij twee staatsprijzen. Bovendien krijgt hij de eervolle opdracht om projectleider te worden voor het publiceren van een Sovjetkinderbijbel.

Ondanks alle tegenspoed kan Tsjoekovski toch terugzien op een goede loopbaan en is hij een van de bestverkopende auteurs van de Sovjet-Unie. Bovendien had hij schone handen. Hij had nooit mensen aangegeven of verraden, maar had zelfs collega’s en vrienden die in ongenade waren gevallen gesteund. Aan het eind van zijn leven maakt Tsjoekovski de opkomst van de dissidente literatuur mee. Na zijn overlijden zou zijn dochter Lidia daarin een belangrijke rol spelen.

In het veelbewogen leven van de schrijver is het alsof “de dagen branden als papier”. De vaardige pen van Petra Couvée roept een intrigerend tijdsbeeld op van de roerige geschiedenis van Rusland: de burgeroorlog, de pogroms, de gedwongen collectivisatie, de angst voor de geheime dienst, de Tweede Wereldoorlog, de schijnprocessen onder Stalin, de goelag. Het is knap zoals de auteur steeds Tsjoekovski als verbindende schakel aan weet te houden. De focus van het boek ligt op hem, maar, zoals de ondertitel aangeeft, komt zijn gezin en familie eveneens in beeld.  

De zorgvuldigheid waarmee Couvéé te werk gaat, blijkt niet alleen uit de accurate tekst. Het boek opent met de stamboom van de familie (door mij vaak geraadpleegd). En aan het eind treffen we een Verantwoording aan, het overzicht van gebruikte literatuur en bronnen, een illustratieverantwoording, een uitleg over spelling en schrijfwijze van plaatsnamen, het notenapparaat, de eeuw van Tsjoekovski in data, het personenregister. Alles bij elkaar opgeteld heeft de lezer een voortreffelijke studie in handen over het moeilijke en wisselvallige leven van Tsjoekovski, tussen verguizing en lof, armoede en welstand, al naar de luimen van de machthebbers.

Dit boeiende en vlot geschreven boek kan ik van harte aanbevelen.
Op de omslag staat een portret geschilderd door Ilja Repin. Schrijver en auteur hebben elkaar goed gekend.

Petra Couvée is auteur, vertaler en slavist. Ze gaf Nederlands op de Staatsuniversiteit van Moskou en Sint-Petersburg en vertaalde onder meer werk van Boris Pasternak.

ISBN 97890281267 | Paperback | Omvang 403 bladzijden | Uitgeverij Van Oorschot | 6 juni 2025

© Henk Hofman, 29 september 2025

Lees de reacties op het Forum en/of reageer, klik HIER.