De oude Patagonië-Expres
Paul Theroux
Wie van reizen én van lezen houdt, kent
onvermijdelijk de boeken van Paul Theroux, misschien wel de meester van
het reisboekengenre en die reputatie maakt hij ook in dit boek, uit
1979, meer dan waar.
Theroux stapt in dit boek op een metro in
Boston in Noord-Amerika, om maanden later zijn reis te beëindigen in
Patagonië, om precies te zijn in het godvergeten plaatsje Leleque, in
het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika.
Niet dat dat zo’n
spectaculair eindpunt is, integendeel, iedereen die hij onderweg vertelt
dat hij daar naar toe reist, kijkt hem meewarig aan, maar Theroux vindt
zijn bestemming relatief onbelangrijk, het gaat hem niet om het
einddoel, maar om de reis.
Aankomen in een plaats waar juist iedereen vanuit zou willen vertrekken, past uitstekend bij zijn filosofie over reizen.
Theroux
is vooral nieuwsgierig naar hoe het zou zijn om in Boston in de
forenzen-metro te stappen, naar het eindpunt te reizen, over te stappen
op de trein richting het zuiden en dat te herhalen tot er geen trein
meer verder gaat.
Hij reist
op deze manier van Boston naar Mexico, Guatemala, El Salvador, Costa
Rica, Panama, Colombo, Ecuador, Peru, en Bolivia, om uiteindelijk in
Argentinië aan te komen en daar door te reizen tot het meest zuidelijke
puntje van het Zuid-Amerikaanse continent.
Het boek is een ode aan het reizen per
trein. De huidige generatie reis reisschrijvers maakt het zichzelf
volgens hem veel te makkelijk door per vliegtuig te reizen. Het
levert eenduidige boeken op in zijn optiek, die niet veel verder gaan
dan het beschrijven van de lappendeken aan landschappen onder zich. Bovendien
gaat vliegen hem veel te snel, om een land echt te kunnen doorgronden
zou iedereen per trein moeten reizen, ook al omdat de veranderingen in
klimaat en landschap dan geleidelijk tot je komen.
De vraag
waarom juist Theroux zo ontzettend sterk is in dit genre wordt in dit
boek bladzij na bladzij beantwoord. Zijn kracht zit in zijn observaties
en in de details die hij geeft van de reis, de omgeving, de treinen en
de medepassagiers.
Je hebt daardoor het gevoel dat je naast Theroux
zit in al die krakkemikkige treinen die de gevaarlijkste bergpassen
moeten passeren en dat je meereist door al die adembenemende
landschappen.
Ontmoetingen spelen een centrale rol in het boek. Het
veganistische meisje in Boston, de Duitser in de trein in Mexico, die
uit vrekkigheid tweede klas reist en die tijdens een reis van dagen vol
ontberingen alleen maar één sandwich eet, om geen gebruik van het toilet
te hoeven maken, de bedeesd flirtende jongen in de trein in Panama die
van de moeder van de meisjes met wie hij flirt, meteen bij de eerste
toenaderingspoging een flinke pets om zijn oren krijgt en de wulpse Zuid
Amerikaanse dame die Theroux een stevige tik voor zijn billen geeft,
allemaal zie je ze voor je.
Literatuur speelt een belangrijke rol in
het verhaal. Lezen is voor Theroux een onderdeel, misschien wel een
deel van het doel, van het reizen. Hij maakt de boeken die hij leest een
deel van zijn verhaal, waardoor je al lezend zin krijgt om nóg meer te
lezen. Liefst in een trein.
Ondertussen reis je al lezend langs
krottenwijken met een wirwar van vervallen hutten van papier en blik,
ruik je de stank van bedorven eten, die de medereizigers van de
voedselverkopers op de stations gekocht hebben en voel je de
vermoeidheid van de reizigers tot in je botten.
De reis gaat vaak
met de nodige ontberingen gepaard en is zeker niet ongevaarlijk.
Bovendien bestaat reizen per trein door Zuid-Amerika voor een groot
deel uit wachten, vertragingen en oponthoud, vaak zonder een duidelijke
reden;
“Niets lijkt langer te duren dan een onverwachts
oponthoud. Niets in moeilijker te beschrijven of saaier om te lezen.
’Een uur verstreek’ schrijf je, en in dat zinnetje zit geen geur, geen
hitte, geen lawaai, geen van de vliegen die dronken komen aanvliegen uit
de deur van het toilet, die kromgetrokken is en geen knop heeft en niet
meer dicht wil. ‘Nog een uur verstreek’ - zo moeilijk om een idee te
geven van de twee radio’s, de jankende varkens, de gillende kinderen, de
ongelijke zitting van de bank waar spinnen van paardenhaar te
voorschijn komen. Hitte lijkt de tijd te vertragen."
Maar net als
je samen met de schrijver verzucht dat je je woonplaats nooit meer gaat
verlaten, beschrijft hij de prachtigste vergezichten en wil je zo weer
je koffer pakken;
“Ik wreef de ijsbloemen weg, maar kon heel
weinig zien, alleen een blauwgrijze mist die het landschap deed vervagen
in en nevel die licht leek te geven.
In die vaagheid stopte de
trein. Een paar minuten lang gebeurde er niets. Toen werd in die mist
een soort boomstronk zichtbaar. Er kwam een stroom oranje uit en die
werd breder, feller en kleurde de rottende bast als een wond die een
grauw verband bevlekt. Toen stond opeens de hele stronk in brand en de
graspollen erachter vlamden op en opeens de bomen. Al gauw glinsterde
het robijnvuur van de dageraad op de velden en toen het landschap
verlicht was – de boomstronk en de bomen en de sneeuw - reed de trein
verder.”
Dit boek is een klassieker onder de reisboeken, niet
voor niets beleeft het 35 jaar na dato zijn herdruk. Het leest als een
roman en op de politieke situaties in de landen waar hij doorheen reist
na, voelt dit boek op geen enkele wijze gedateerd.
Het enige wat er tot mijn verdriet ontbrak is een kaart met de route. Misschien een tip voor de ongetwijfeld volgende druk.
ISBN 978 90 467 04462 Paperback 424 pagina's Uitgeverij Olympus, 1979, dertiende druk januari 2014
Vertaling Tineke Davids
© Willeke 14 juni 2014
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER