Paul-Louis Kabasubabo Koni 

Ma vie un rude combatMa vie, un rude combat
Paul-Louis Kabasubabo Koni


De auteur (1927-2016) was blijkbaar de grootste Congolese schrijver van de generatie Lumumba. Tussen zijn 80ste en zijn 88ste schreef hij tien boeken. In dit werk beschrijft hij zijn leven als koloniaal ambtenaar en ook de jaren 1960-1972, toen hij een zeer hoge ambtenaar van zijn land was.

Hij bewondert de Belgen, maar hij uit ook kritiek, o.a. op de blanken met dubbel huishouden: hun vrouw in België, concubines in Congo. De kinderen uit zulke relaties, halfbloeden of mulatten, werden al sinds 1890 beschermd door de staat, die zorgde voor hun onderhoud en onderwijs, zodat ze nadien een eervolle functie kregen. Desondanks eisen ze nu een schadevergoeding van de Belgische staat. Daar spreekt men van ‘gestolen kinderen’ en ‘misdaden tegen de menselijkheid’ (p. 10).

Bij die kinderen hoorden de auteur en zijn broer. Hun vader heette René Preys (niet te verwarren met de egyptoloog). Zij kregen zeer degelijk onderwijs in Boma, bij de Broeders van de Christelijke Scholen. Soms waren die te streng en vernederden ze hun leerlingen. In 1935-1944 was dat onderwijs beperkt tot het lager en vier jaar middelbaar. Ze leerden er ook dansen, koken, kleren wassen, dagelijks douchen, typen, steno-dactylo en het land bewerken. Na die tien jaar onderricht gingen ze naar het leger of naar de administratie.
Hij was altijd de eerste van de klas. De vriendschap tussen de scholieren was groot. Maar met de onafhankelijkheid stortte dat systeem in elkaar en verdween de onderlinge solidariteit (p. 32).

Kabasubabo vertelt ook over de razzia’s die sommige zwarte chefs hielden om slaven te vangen voor o.a. Tippo Tip (1837-1905), een zwarte chef uit Zanzibar, die ze verkocht aan Arabieren (p. 20).

In 1945 werd de schrijver kantoorbediende. Hij kreeg 600 BF per maand, blijkbaar voldoende om ook zijn moeder en tante te financieren én een huisbediende aan te nemen. Deze pikte wel zijn spaarcenten. Kabasubabo controleerde de immigratie in de haven van Boma en constateerde dat de Belgen niet altijd de vereiste diploma’s en bekwaamheden hadden. Hij zelf was vrijgezel, maar wel vader van een kind dat door zijn ouders opgevoed werd.

In 1957 kreeg hij de ‘Kaart van Burgerlijke Verdienste’: een ‘évolué’ kreeg daarmee toegang tot privileges van de Europeanen: hotels, bars, bepaalde scholen, alcohol. Elk jaar werd hij geëvalueerd en kreeg hij telkens de hoogste score: ”Elite”. Hij slaagde in een examen waardoor hij toegang kreeg tot ambten die toen voorbehouden waren voor blanken.

Hij beschrijft en betreurt de achteruitgang na de onafhankelijkheid. Na 25 jaar hard werken in Boma moest de auteur daar weg omdat hij partijloos was. Hij werd eerst bureauchef bij de centrale regering in Kinshasa, dan directeur personeelszaken, daarna secretaris-generaal van het ministerie van transport. Hij mocht Congo vertegenwoordigen op internationale conferenties.

Na een muiterij van Congolese militairen in 1960, sloegen veel blanken op de vlucht. Zwarten namen onvoorbereid hun posten in. Er ontstond chaos. In 1963 waren de wegen al in staat van verval en de mensen waren armer dan in 1960, toen Congo aan de top van Afrika stond. Leraren werden zo slecht betaald dat ze op het bord schreven: ‘J’ai faim’ en geld eisten van de leerlingen. Politici hadden overal onbekwame partijleden op hoge posten gezet.

Van 1964 tot 1970 was hij voorzitter van Otraco, de transportdienst voor het spoor, de rivieren en havens. Met Belgische en Franse technische hulp moest hij de scheve toestanden weer rechttrekken.

In eigen land had hij vaker tegenstand dan medewerking, ook van Mobutu, die zich overal mee bemoeide en niet hield van onomkoopbare ambtenaren. Toch benoemde die hem in 1971 tot directeur van een belangrijke spoorwegmaatschappij KDL, Kinshasa-Dilolo-Lubumbashi, die 2.612 km spoor beheerde en 17.000 personeelsleden had. Bij de BCK (Bas-Congo Katanga), die zich bezighield met de bouw en exploitatie van die spoorweg, waren na 11 jaar onafhankelijkheid nog alle belangrijke posten in handen van blanken (p. 149). Hij moest die dienst ‘afrikaniseren’. Daarbij kreeg hij veel tegenkanting van zijn eigen minister, die de kant van de Belgen koos! President Mobutu en die minister ontsloegen hem in maart 1972. Zij kozen de kant van de voormalige kolonisator, die bovendien met Congolees geld een grote building zette in Brussel.

Na zijn ontslag kreeg hij een pensioentje van 11 dollar per maand voor 27 jaar dienst, waarvan 16 voor de kolonisator en 11 voor de Congolese staat (p. 204). Het is me niet duidelijk hoe hij dan toch huizen kon bouwen en lid worden van een chique golfclub. Temeer omdat zelfs dat bedrag een jaar lang niet op zijn rekening verscheen (p. 209).Hij bouwde een huis, dat hij verhuurde, maar de huurder betaalde niet. Hij stichtte nog bedrijven, maar kreeg enkel tegenwerking. Hij werd gouverneur van de Lions Clubs van Congo, Rwanda en Burundi.

In 1997 werd zijn huis in Kinshasa gedurende elf jaar in beslag genomen en geplunderd door soldaten van Laurent-Désiré Kabila. In 2007 was het herleid tot een ruïne en alles was gestolen of verwoest. Schadevergoeding kreeg hij nooit. Hiermee eindigt het boek in mineur.

Beoordeling
De auteur vertelt op een serene en trotse manier zijn harde levensloop, deels tijdens de kolonisatie, deels tijdens de onafhankelijkheid. Hij toont zich niet gefrustreerd, in tegenstelling tot vele Congolezen in de Belgische diaspora nu, die het falen van hun leiders op de Belgen steken. Kabasubabo toont net aan dat de Congolese leiders het slechter deden dan hun voorgangers: rechtszekerheid verdween, corruptie, verval, armoede, verwoestingen en verkrachtingen kwamen in de plaats.

Het grootste deel is vlot leesbaar. Moeilijke materies zijn de discussies tussen leidinggevende ambtenaren en de Congolese regering en president, die zich moeiden met zaken waarvan ze niets kenden en die vaak tegenstrijdige orders uitvaardigden. En ook de juridische onderhandelingen tussen Belgische en Congolese instanties.  Maar globaal gezien is het een zeer toegankelijk boek.

ISBN 978-23-835-4051-9 | Paperback, 230 pagina’s, kaarten, stambomen, foto’s | Editions du Musée Familial Yabili, Lubumbashi, 30 juni 2023

© Jef Abbeel, september-oktober 2025 www.jefabbeel.be
Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER