C Visser T Hooft 

Hen
De wereld van een ingetogen patriciër
Caspar Visser ’t Hooft


Voor velen is en blijft het een vraag: wie waren eigenlijk onze voorvaderen?
We zouden willen weten wat zij deden tijdens hun leven, liever nog: wat zij dachten en waarover zij spraken. Hoe reageerden zij op de wereld om hen heen? Maar, tenzij deze mensen een dagboek bijhielden – en dan nog, want is het de waarheid die zij neerschreven? – kunnen we dat niet weten.


Voor schrijver Caspar Visser ’t Hooft leefde deze vraag ook. Als beheerder van het familiearchief las hij oude brieven en bekeek foto’s en stuitte toen op een dagboekje van zijn overgrootvader, Hendrik Philip ’t Hooft. Het boekje begint op 1 juni 1881 en eindigt in januari 1883.


Geen bekende Nederlander, niet iemand waar andere biografen zich al op hebben gestort. Misschien is het daarom des te interessanter. Het was vast ook een uitdaging om uit te zoeken hoe het leven van een gewone man, bijna honderdvijftig jaar geleden, er uit zag.
Want ook al heb je die aantekeningen in een dagboekje, voor een goed begrip moet het in de juiste tijdsgeest geplaatst worden. Dat vergt behoorlijk wat onderzoek. Waar woonde deze man? Wie had hij om zich heen? Waar had hij het over als hij schreef over een verblijf in een kuuroord? Hij was tenslotte pas vijftien! Daar kunnen wij ons niets bij voorstellen.
Wat deden ze in hun vrije tijd, zonder al die technologie die wij nu tot onze beschikking hebben? Hoe reisden ze?
En dan de grootste uitdaging misschien wel: hoe beschrijf je dit zodanig dat het voor de lezer die natuurlijk die interesse voor specifiek deze mensen niet deelt – want geen familie – een boeiend relaas wordt?
En dat laatste is gelukt. Het is een behapbaar relaas geworden, niet een spannend verhaal dat je in een ruk uitleest, maar absoluut interessant. Het is onontkoombaar dat er veel namen en jaartallen gebruikt worden, maar het is gedoseerd.


Wie eerder ‘Een hof tot ons gerief’ van deze schrijver las, weet al het een en ander over de familie. Zij hoorden bij de gegoede stand. De vader van Hen, kort voor Hendrik Philip ’t Hooft, was rechter in Haarlem. De familie kwam oorspronkelijk uit Dordrecht, waar nog vele familieleden huisden.
Als zij een familiebezoek aflegden, over en weer, was dat meteen een logeerpartij. Ook neven, nichten, zelfs achterneven en achternichten kwamen dan. Hun onderkomens waren groot genoeg en er zullen wel bedienden geweest zijn, concludeert de Caspar Visser ’t Hooft. Dat was in die tijd gebruikelijk.


De jonge Hendrik ging naar het Haarlems Gymnasium, en volgens de naspeuringen zal hij niet zo’n sportief figuur geweest zijn. Meer hield hij zich bezig met cultuur en literatuur. Met zijn vrienden richtte hij een dispuutclub op. Let wel: het waren nog scholieren!
Jongeren spraken niet alleen over literatuur, maar schreven zelf ook. Vooral poëzie. En ze luisterden naar muziek, en musiceerden. Waar ze niet van verschilden van de hedendaagse jeugd - al is de vorm anders - is het fantaseren over de toekomst. 


Aan het einde van de negentiende eeuw werd het spoor flink uitgebreid, elektriciteit deed langzaam zijn intrede, het was een tijd van grote veranderingen. Natuurlijk was een jongen van vijftien, zoals Hen was toen hij zijn dagboek bijhield, zeer geïnteresseerd in al die veranderingen. We maken de overgang naar het studentenleven mee, in Leiden. Toen schreef hij niet meer in een dagboek, maar er zijn brieven bewaard gebleven waaruit toch een heleboel informatie gehaald kan worden.
Ook zijn er de verzen die hij schreef als factor van een herensociëteit, waar hij jarenlang lid van was ‘Trou moet blijcken’. Die verzen bestonden uit drie delen, die gingen over wat er in de wereld was gebeurd, wat er in het eigen land gebeurd was en wat er meer specifiek in Haarlem voorgevallen was. Deze verzen zijn bewaard gebleven en vormen ook een bron van informatie.
Hen leidde een rustig leven als advocaat, cellist en dichter, tot hij overleed in 1930.
Jaap Scholten schreef een voorwoord.


Caspar Visser ’t Hooft (Straatsburg, 1960) woonde ook in Brussel en Oegstgeest, studeerde in Leiden en in St Andrews (UK), maar koos in 1990 voor domicilie in Frankrijk. In 2005 debuteerde hij met de novelle Sprekend portret. Daarop volgden een tweede novelle, De ring van de keizerin, en een verhalenbundel, Ontwaken. In 2010 verscheen bij Uitgeverij IJzer zijn eerste roman, Koningskinderen, gevolgd door Feniksbloem (2012).


ISBN 9789086842407 | Paperback | 207 pagina's | Uitgeverij IJzer | november 2021

© Marjo, 7 januari 2022

Lees de reacties op het forum, klik HIER