A Bohlmeijer 

Ik moet je iets heel jammers vertellen
Arno Bohlmeijer


Rozemarijn vertelt over die avond dat zij met haar zusje Phebe en hun ouders naar huis rijden.


‘We raken een stoep of zoiets en we worden door elkaar geschud. Het doet zeer in mijn buik, ik word er misselijk van. Nu stuurt papa hard, een beetje wild, de andere kant op. Wéét hij wel wat hij doet? Ik wil helpen, schreeuwen, wegkruipen, maar ik lijk van steen, ik kan helemaal niets!
Dan zie ik ook niets meer, de wereld valt over me heen, ik ben mezelf kwijt.’


Rozemarijn vertelt het verhaal over hoe het ongeluk het leven van hen alle vier totaal veranderde. Ze belanden in het ziekenhuis, mama in Deventer, papa en de kinderen in Zutphen. Mama blijkt er het slechtst aan toe te zijn, en Rozemarijn begrijpt al snel dat het echt niet goed gaat. Inderdaad komt de moeder te overlijden. Met het jongere zusje gaat het ook niet goed, maar zij herstelt langzaam. Net als papa en Rozemarijn zelf.


'Iedereen krijgt bange ogen als ze over mama praat.’


Het verhaal over het ongeluk en over daarna is een verdrietig verhaal dat door de ogen van een kind van negen bezien een realistisch relaas wordt zonder dat het een tranentrekker is. Het is door een volwassene geschreven natuurlijk, maar Arno Bohlmeijer doet dit op heel geloofwaardige wijze. Over het persoonlijke ongemak dat het meisje ervaart, het verlangen naar de tijd voor het ongeluk, toen ze haar mama nog om zich heen had. Het besef dat het echt niet goed gaat met mama, en het verwerken van haar dood. De boosheid op haar vader die tenslotte achter het stuur zat, en de zorg om haar zusje.


Er is een licht berustende toon waaruit blijkt dat de achtergrond van het gezin religieus is, maar er wordt niet gezegd dat het Gods wil was, of iets dergelijks.
Het is gebeurd, en nu moeten ze verder. Rozemarijn blijkt sterk genoeg om dat te kunnen ook al mist ze haar moeder vreselijk.


'Ik ben blij voor haar dat ze al mag uitrusten. Ze wordt zo vrij en licht dat wij daar ook iets van zullen voelen, vanbinnen, waar ze bij ons blijft, net zo dichtbij als je zelf wilt.'


Het is absoluut niet makkelijk om een boek als dit te schrijven, over de dood en afscheid nemen van een geliefde mama. Bohlmeijer heeft een autobiografisch verhaal geschreven en maakt duidelijk dat de kinderen – en hijzelf – in staat waren de dood te accepteren en verder te gaan. Samen. Vooral dat: samen. Want zo zou mama het gewild hebben.


In een kort voorwoordje vermeldt de auteur enkele dingen die nu anders zijn dan in 1992, toen het ongeluk plaatsvond. Bijna niemand had toen een mobiele telefoon. Voor muziek gebruikten ze soms cassettebandjes. Zo weet je dat dat toen heel gewoon was.


ISBN 9789000347681| Hardcover | 112 pagina's | Van Goor | november 2015| Vanaf 10 jaar.

© Marjo, 4 september 2018

Lees de reacties op het forum en/of reageer, klik HIER