Non-fictie

Adam,
waar ben je?
En wat doet het ertoe?

Een theologische evaluatie van de nieuwe evolutionistische hermeneutiek.
Willem J. Ouweneel


Adam, waar ben je? Dat is de vraag die God stelde nadat Adam en Eva van de verboden vrucht hadden gegeten en zich uit angst voor de gevolgen verborgen hielden in de Hof van Eden.


Is Adam een historische persoon? Volgens Ouweneel wel. Hij kant zich tegen elke poging om het christelijk geloof in overeenstemming te brengen met de evolutietheorie (die de historiciteit van Adam miskent). Vorig jaar schreef G. van den Brink, hoogleraar Theologie en Wetenschap aan de Vrije Universiteit te Amsterdam in zijn boek En de aarde bracht voort dat de evolutietheorie weliswaar niet bewezen was, maar wel over sterke papieren beschikte. Van den Brink probeerde vast te stellen op welke punten evolutie en christelijk geloof samen kunnen gaan. Volgens Ouweneel zal deze aanpak onherroepelijk uitlopen op vrijzinnigheid, is het niet bij Van den Brink, dan bij zijn volgelingen. Van den Brink zelf beweert dat hij ‘gereformeerd’ wil blijven.


Ouweneel lijkt me wel bij uitstek de geschikte gesprekspartner voor Van den Brink en zijn geestverwanten. De schrijver is namelijk driemaal gepromoveerd. Eerst in de biologie, vervolgens in de filosofie en tot slot in de theologie. De vragen die ontstaan op het snijvlak van biologie, evolutie en theologie met filosofie moeten bij uitstek liggen op het terrein van deze breed gevormde wetenschapper. In evangelische en protestantse kringen geniet hij grote bekendheid als publicist en spreker.


Het is boeiend om de methodiek en de argumentatie van deze twee deskundigen te volgen en te beoordelen op hun steekhoudendheid.
Van den Brink zegt: stel dat de evolutie waar is, wat zijn dan de gevolgen voor het christelijk geloof in schepping en zondeval?
Ouweneel volgt eigenlijk de omgekeerde route. Hij laat zien op welke punten evolutie botst met de Bijbelse verkondiging van schepping en zondeval.
Van den Brink gaat meer uit van het gewicht van wetenschap. Ouweneel neemt het gezag van de Bijbel serieus en stelt dat voorop.
Van den Brink toetst de Bijbel aan de wetenschap. Ouweneel toets de evolutie aan de Bijbel. Is voor de eerste de wetenschap het uitgangspunt, voor de ander is dat de Bijbel.


Nu is het boek van Ouweneel meer dan een tweestrijd met Van den Brink. Het gaat Ouweneel om een internationale stroming van theïstische evolutionisten. Dat zijn wetenschappers, schrijvers en christenen die menen dat God door middel van evolutie heeft geschapen. In Nederland is Van den Brink nu de representant geworden van deze stroming.


Ouweneel is duidelijk in zijn stellingname. Het is hem als bioloog onmogelijk om te geloven in een algemene evolutie van amoebe tot mens. En als theoloog stelt hij dat de opvattingen van de theïstische evolutionisten niet te verzoenen zijn met Bijbelse uitspraken over schepping – zondeval – opstanding – en voleinding. De Bijbelse eenheid van spreken over dit kwartet van kernzaken wordt doorbroken als de Bijbel het al in Genesis mis heeft over schepping en zondeval.


Het is onmogelijk om in het korte bestek van een recensie de argumentatie van Ouweneel op de voet te volgen en te beoordelen. Kort gezegd vind ik zijn betoog doorwrocht en zeer overtuigend. De schrijver beschikt over een indrukwekkende Bijbelkennis, onderbouwt alles wat hij zegt met verwijzingen naar Bijbelteksten en komt heel gezaghebbend over. Uit alles blijkt dat de schrijver zich nauw betrokken voelt bij dit onderwerp. De meer polemische hoofdstukken zijn dan ook gloedvol en met passie geschreven.


De behandeling van dit onderwerp is zo uitputtend dat je gerust kunt stellen dat Van den Brink in zijn boek onvoldoende in kaart heeft gebracht welke prijs hij betaalt voor zijn theorie. Ouweneel stelt klip en klaar dat evolutie niet te verzoenen valt met schepping (volgens Genesis). Het is het een of het ander. Je moet kiezen. Ik ben dan ook erg benieuwd of Van den Brink in staat is de argumenten van Ouweneel te weerleggen. Het lijkt mij dat hij er niet omheen kan om serieus op dit boek in te gaan.


In tien hoofdstukken breekt Ouweneel het bouwwerk van de theïstische evolutionisten steen voor steen af. Soms lijkt de schrijver zichzelf te verstrikken in de stortvloed van gegevens. Ouweneel overtuigt mij niet als hij schrijft dat de opstellers van het rapport over de vrouw in het ambt binnen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt er geen andere hermeneutiek op na houden (blz. 99). Het rapport zelf formuleert namelijk wel degelijk een eigen hermeneutische sleutel (Rapport Deputaten m/v in de kerk. Mannen en vrouwen in dienst van het Evangelie, blz. 7). De opmerkingen over literalisme en biblicisme in relatie tot historiciteit lijken wat spitsvondig in hun uitwerking (blz. 126).


Het boek wordt afgerond met vijf aanhangsels, een bibliografie en een zeer uitgebreide inhoudsopgave (ter vervanging van een register). Het boek is in een mooie stevige band gebonden. Het fraaie omslag is geënt op een gravure van Albrecht Dürer.


Ouweneel heeft een heel waardevolle studie toegevoegd aan het debat over de oorsprong van de mens en het leven.


ISBN: 9789058819741| Hardcover | 416 pagina's | Uitgeverij Buijten & Schipperheijn | april 2018

© Henk Hofman, 6 april 2018

Lees de reacties op het fortum en/of reageer, klik HIER